De Gids. Jaargang 131(1968)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] A. Sutzkewer Twee gedichten Alleen maar rook fragment uit ‘Rojchn foen jidisje kinder’ Alleen maar rook, rook, zwevende rook, de dode kinderen - levende rook. Ze roepen; mamma, mamma! vanuit de rook, waar je ook kijkt is rook. De popjes, de broodjes zijn rook. En boven hen zijn de vogels rook. De dode kinderen hullen zich in rook, de dode kinderen spelen in rook. Speelgoed Je speelgoed, mijn kind, pas er goed op, je speelgoed nog kleiner dan jij. En 's nachts, als het vuur gaat slapen - met sterren uit de boom dek het toe. En je gouden paardje, laat het grazen van het droge zoetige gras, en doe het jongetje zijn kousjes aan als de adelaar blaast uit zee. En zet je pop een hoedje op, geef haar een belletje in de hand. Want geen van hen heeft meer een moedertje en ze huilen bij de muur tot God. Hou van hen, van je kleine prinsesjes. Ik herinner mij zo'n dag, ach en wee. Zeven straatjes, en overal popjes en in de stad was geen kind meer, niet één. (Uit het Jiddisch vertaald door Chanah Milner en Peter Berger) Vorige Volgende