De Gids. Jaargang 131(1968)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 141] [p. 141] A. Roland Holst Drie gedichten Zonder beroep Ten voeten uit, verklaard vijand, stond het leven achter zijn raam, doodstil, en keek naar binnen: tand om tand en oog in oog. Zijn naam wist hij niet meer, en hij bewoog niet meer: hij wist zijn uur geteld. Steen achter hem; voor hem het hoog raam, weleer open op vrij veld, nu het schavot, en reeds geveld het vonnis. Die zichzelf bedroog wordt straks terechtgesteld. Uitgeworpen De goden trokken zich terug; zij laten de stervelingen over aan een lot waar, redelijk en overweer, ten bate van hun geluk nog mee te praten valt, mits zij zich op hun eigen bleeken God blijven beroepen. Enkel wie raaskalt en zich bedrinkt weet beter: uitgeworpen, verlost, wankelt hij de stad uit, vervloekt door het burengeluk. Oude kustdorpen, waar in de kroeg de branding wordt gehoord, nemen hem op. Daar wordt geluk vergeten in vreugde en wanhoop, en wordt winst geboekt door wie verkwist, en wellust vindt verhoor in een toevallig bed. [pagina 142] [p. 142] Geen zal het weten dan een toevallig god: naast het versleten raamgordijn kijkt hij in; aan hun ontucht haalt hij zijn hart op. Vallen zij in slaap, dan breekt de dag aan; een afgedwaald schaap blaat, en de zee zwijgt in de vroege lucht. Rijmproeve Het menschdom: in der wereld misten een zwerm krakeel en redetwisten, goor handgemeen, lagen en listen, graaien naar goud, en het verkwisten ervan - ook zoeken naar vermisten, hen die zich in den weg vergisten, en roepen - binnen dit domein was anders nooit, en zal ten leste wel nimmer ooit iets anders zijn. Toch, ergens uit buitengewesten komt - zij het zelden - een refrein van kinderstemmen door, en rein gekwinkeleer van wie nooit wisten van telbaar goud of mijn en dein. Zij zingen van wat wij hier misten en eeuwen her vergeten zijn. Zij zingen zoolang tot de besten die ons in onze nood nog resten het zich herinren gaan: een schijn, werelden her, een verre lijn zonlicht van lang voor een laat westen het vroege heil heeft ondermijnd. Als we ons er maar van vergewisten zouden wij niet meer snoeven, twisten, niet meer in trots en wanhoop zijn. Vorige Volgende