[Commentaar]
In het midden van de maand oktober kwam uit Bolivia het bericht dat daar de guerrilla-leider Che Guevara, die eens naast Fidel Castro de revolutie in Cuba tot de overwinning had helpen voeren, was gedood. De twijfel over de juistheid van deze mededeling was groot, maar Castro zelf bleek overtuigd dat zijn vriend was gesneuveld en bracht ontroerd hulde aan diens nagedachtenis. Volgens het weekblad Time was El Ché gewond in handen gevallen van zijn vijanden, twee compagnieën der Boliviaanse regeringstroepen, die hun opperbevel in La Paz waarschuwden. Daar overwoog men dat het land officieel geen doodstraf kende en genoodzaakt zou zijn - als Guevara genas - hem in een geruchtmakend proces tot levenslang te veroordelen. De regering gaf bevel de opstandeling te fusilleren: zijn lijk bleek met kogels doorzeefd. Men kan Time goed geïnformeerd achten, want volgens Le Monde waren de Boliviaanse soldaten begeleid door een Amerikaanse militaire ‘adviseur’.
Wat de theoreticus en leider van de guerrilla nastreefde was het organiseren van een gewapend volksverzet tegen parasitaire grootgrondbezitters en militaire dictators, tegen de buitenlandse ondernemingen ook en de Verenigde Staten, die deze feodale kasten ondersteunden. Hij wilde de revolutionaire beweging niet vereenzelvigd zien met enige politieke partij - ook niet de communistische - en in de strijd zelf de organen scheppen waardoor het volk zou kunnen zegevieren. Overal waar bevrijdingsoorlogen worden gevoerd staan de Amerikanen aan de zijde der contra-revolutie, zo betoogde hij, en zullen er dus ‘nieuwe Vietnams’ ontstaan. Aan deze internationale worsteling zou elk volk van Latijns-Amerika op zijn eigen wijze behoren deel te nemen.
Er bestaat geen wetenschap der toekomst. Te voorzien valt nochtans dat - nu één Guevara is gedood - vele andere zullen verrijzen, als verschijningsvormen van de machtige legende die Ché heeft geschapen. - (Co)
|
|