[Commentaar]
Op 25 augustus vond in de Tweede Kamer een quasi-debat plaats over Vietnam. Aan het einde daarvan zei minister Luns eenvoudig, dat hij niet kon voldoen aan de wens der regeringspartijen, er bij de regering der Verenigde Staten op aan te dringen de bombardementen op Noord-Vietnam te beëindigen ten einde de mogelijkheid te vergroten om tot vredesonderhandelingen te komen. En de katholieke fractieleider Schmelzer riep daarop uit, dat ‘de kamerleden vertrouwen moeten hebben in het beleid van de regering, de uitvoering daarvan aan het kabinet behoren over te laten en niet op de stoel van de ministers moeten gaan zitten’. Het Haarlems Dagblad schreef een dag later: ‘Onze minister van buitenlandse zaken kan tevreden zijn. Mr. Luns, apostel van de Amerikaanse politiek in Vietnam, heeft geen inmenging in zijn eenmansbedrijf behoeven te dulden en kan ook na het “Vietnamdebat” voortgaan aan Washington zijn instemming te betuigen met wat de Amerikanen in Vietnam doen.’
Helemaal van tafel geveegd werd een voorstel van de P.S.P., om niet alleen van de Amerikanen het staken der genoemde bombardementen te verlangen en onderhandelingen met de Vietcong, maar ook op basis van de akkoorden van Genève het zelfbeschikkingsrecht van het Vietnamese volk te eerbiedigen. Dit zou gegarandeerd kunnen worden door vrije en geheime verkiezingen zonder enige inmenging. De heer Luns verklaarde, dat de P.S.P.-motie niet in overeenstemming was met de gevoelens der regering.
Maar een maand daarvóór hadden de heren De Jong en Luns lange gesprekken gevoerd met hun Roemeense collega's. En wat kon men daarover lezen in nun slotcommuniqué? ‘De beide regeringen hebben bun ongerustheid uitgesproken over de toestand in Vietnam en hebben elkaar op de hoogte gesteld van hun standpunten te dien opzichte. Zij hebben de noodzakelijkheid onderstreept, zonder verwijl tot een regeling van dit conflict te komen, op basis van de in 1954 te Genève gesloten overeenkomsten, ten einde de vrije zelfbeschikking van het Vietnamese volk te verzekeren.’ (N.R.C, van 22 juli). De Roemenen hebben daarbij natuurlijk gedacht aan hetgeen op 25 augustus de P.S.P. in haar motie voorstelde. Maar wat heeft toen de heer Luns gedacht? Dit zal vooral de heren in Boekarest interesseren. Zij zouden namelijk nog eens terugkomen ‘voor de bevordering van het onderlinge begrip en vertrouwen’. - (Co)
|
|