[Commentaar]
Tijdens zijn persconferentie van 16 mei heeft de Franse president Charles de Gaulle lang uitgeweid over de moeilijkheden die zich voordoen om Groot-Brittannië op te nemen in de Europese Economische Gemeenschap. Wie de Nederlandse perscommentaren las over deze passage, kreeg de indruk dat de Gaulle een anti-Europese ketter was. En dat ons land zich helemaal niet gelukkig voelde in de kleine continentale Euromarkt, waarvan de Franse president de pleitbezorger was. Ja, dat het stond te springen van verlangen, om de E.E.G. vaarwel te zeggen ten bate van een groot-Europa.
Ruwer vergissing kan men zich nauwelijks voorstellen. De Gaulle heeft als verdediger der E.E.G. gezegd, dat het toetreden van Engeland op de voorwaarden die het stelt, zou leiden tot de vernietiging van de gemeenschappelijke markt, zoals deze als ‘club der zes’ was geworden. Mocht Groot-Brittannië zich echter onvoorwaardelijk onderwerpen aan de regelen van de huidige Euromarkt, dan zouden voor de Britten de gevolgen daarvan catastrofaal zijn. Of Engeland torpedeert de E.E.G. om er iets anders van te maken, of de E.E.G. torpedeert Engeland als grote mogendheid. Door dit te constateren heeft de Franse president eenvoudig de waarheid gezegd.
Hij kon dit doen in de overtuiging dat de andere vijf partners der E.E.G. nooit Engeland zullen verkiezen boven Frankrijk. Zij hebben dat sinds 1963 overvloedig bewezen, ook het Nederlandse lid der Europese Commissie, de heer Mansholt, wiens landbouwbeleid aan alle essentiële Franse verlangens voldeed. Over de gehele linie heeft de E.E.G. overwegend naar het pijpen der Fransen gedanst. Het misbaar der vazallen onthult slechts hun schuldbesef.
De macht van de Gaulle is echter nog geen wijsheid. Wijs zou het zijn geweest, als hij het aan de andere vijf had overgelaten Engeland de deur te wijzen, zolang dit zich niet onvoorwaardelijk had overgegeven. Maar misschien kan de openbare mening in de serviele Euromarkt hem ook niets meer schelen. - (Co)
|
|