De Gids. Jaargang 130
(1967)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
H. Wielek
| |
[pagina 216]
| |
om doet zich de grote vraag voor: Zouden zij niet met Hitler mee zijn gegaan tot het einde toe, indien zij de overtuiging hadden gehad dat dit geen bitter eind voor hun land zou worden? Verlieten zij Hitler vijf minuten voor twaalf, omdat Duitsland moreel of omdat het militair ten onder ging? Te veel motieven speelden in deze kring een rol en bij velen waren de twee motieven te zeer in en door elkaar geweven. Hun politiek program was hooggestemd, idealistisch, utopistisch soms; uit het werk van Nietzsche en Burckhardt, Ortega y Gasset en Bernanos haalden zij hun ideeën. Van Klaus Graf Schenk von Stauffenberg, die de aanslag op de ‘Führer’ pleegde, werd gezegd: ‘Er lebte aus der Dichtung.’ Vooral werd hij door Stefan George beïnvloed. Deze antifascisten, hoezeer zij ook van elkaar verschilden, bezaten moed en doodsverachting. Zij wisten dat er geen middenweg was: overwinning of dood. De socialist Carlo Mierendorff, een van de slachtoffers, zei in 1943 tegen vrienden: ‘Von jetzt ab geht es nur noch aufwärts, zum Sieg oder an den Galgen.’ Naïviteit, aarzelingen, grove organisatorische fouten werkten samen om heel de onderneming tot een tragedie te maken. Dit drama werd soms tragikomisch. Een SS-rapport vermeldt bij voorbeeld: ‘Die stellvertretenden Generale’ (die tot de rebellen in het Duitse hoofdkwartier te Parijs behoorden) ‘begaben sich am 20. und 21. Juli 1944 gerade zu dem und frugen den um Rat, den sie in erster Linie festnehmen sollten, nämlich den Gauleiter.’ Met deze Twintigste Juli houdt het probleem van het Duitse leger in die dagen verband. Er waren inderdaad Duitse soldaten die hun uniform als een bevrijding beschouwden, als een bevrijding uit het bruine tuchthuis. Zij aanvaardden de legerorde, die in hun ogen het tegendeel van de naziorde was. Ondertussen veroverden zij voor Hitler land na land, onderwierpen volk na volk en raakten steeds dieper in een gruwelijke schuld verstrikt, waaruit zij niet meer konden vluchten. Tenzij zij daadwerkelijk vluchtpogingen ondernamen.
Misschien hebben zij die voor het recente Duitse verleden belangstelling hebben, ook van de Kreisauer Kreis gehoord. Belangrijke persoonlijkheden uit deze kring, die min of meer een gesprekcentrum was, behoorden tot de stuwende figuren in de groep die op 20 juli 1944 het initiatief nam en de nederlaag leed. De 33-jarige Gerrit van Roon, leraar Geschiedenis en Nederlands aan het Christelijk Lyceum te Rijswijk, promoveerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op een proefschrift over de Kreisauer Kreis: Neuordnung im Widerstand. Tot in alle bijzonderheden gaat de auteur in op de mensen die deze Kreisauer Kreis vormden, op hun idealen en plannen, op hun verwachtingen en teleurstellingen. De jonge Graf Helmuth James von Moltke op zijn riddergoed Kreisau in Opper-Silezië, arrangeerde bijeenkomsten met antinazi's. Hijzelf, een gelovig christen, ging in zijn gesprekken met de vrienden, in zijn brieven en plannen uit van dit geloof en van het diepe verlangen in een nieuw Duitsland sociale rechtvaardigheid te helpen verwezenlijken. Met de Stauffenberg-kring onderhield hij nauwe contacten. Met hun plan Hitler te liquideren, was hij het niet eens. Hij vreesde dat zodoende Hitler - en nu als martelaar - de god van de Duitse massa zou blijven. Dr. Van Roon heeft zich met bewonderenswaardige accuratesse in zijn onderwerp verdiept. Het heel bijzondere van zijn dissertatie is het feit dat hij - dank zij vooral de medewerking van de weduwe van Graf von Moltke - over documenten kon beschikken die voor het eerst gebruikt en ten dele gepubliceerd werden. Mappen met brieven en met stukken die zowel de mentaliteit van Moltke als die van de Kreisauer Kreis duidelijker doen uitkomen, hebben de auteur in de gelegenheid gesteld zijn uitvoerige schets van nog onbekend gebleven details te voorzien. De Kreisauers stonden een op personalisme en christendom gebaseerde democratie voor; zij gaven de voorkeur aan decentralisatie in eigen land en aan een organisatorisch gebonden verenigd Europa; Duitsland zou tussen Oost en West moeten bemiddelen. Diepere vriendschap met het Westen zou moeten groeien. Medezeggenschap van de arbeiders in de bedrijven zou eindelijk een feit moeten worden. Er werd veel gesproken. Er werden veel plannen gesmeed, veel concepten voor een Duitsland ná Hitler, opdat het nimmer náár een (nieuwe) Hitler zou hollen. | |
[pagina 217]
| |
Ook Graf von Moltke werd gearresteerd en terechtgesteld. In de afscheidsbrief aan zijn zonen schreef hij: ‘Ich habe mein ganzes Leben lang, schon in der Schule, gegen einen Geist der Enge und der Gewalt, der Überheblichkeit, der Intoleranz und des absoluten, erbarmungslos Konsequenten angekämpft, der in den Deutschen steckt, und der seinen Ausdruck in dem nationalsozialistischen Staat gefunden hat. Ich habe mich auch dafür eingesetzt, dass dieser Geist mit seinen schlimmen Folgeerscheinungen, wie Nationalismus im Exzess, Rassenverfolgung, Glaubenslosigkeit, Materialismus überwunden werde.’ Ook andere Duitse verzetspogingen worden in Van Roons proefschrift genoemd; hierbij kon uiteraard de links-socialistisch/communistische ‘Rote Kapelle’ niet buiten beschouwing worden gelaten. Deze groep, waarvan de meeste leden ter dood gebracht werden, is minder bekend. Geheel onbekend zijn Widerstands-groepen gebleven die uit de arbeidersklasse voortgekomen zijn, zoals ‘Kampf dem Faschismus’ (Hamburg), ‘Der Bund’ (Essen), ‘07’ (München), ‘Gruppe Baum’, ‘Der Daumen’ (Plauen), ‘Gemeinschaft für Frieden und Aufbau’ (Berlijn). Tot de weinigen die in Duitsland de strijd tegen de barbarij hadden opgenomen, behoorden vooral communisten en socialisten; dit wordt te vaak vergeten. Het waren weinigen, maar het waren er méér dan men over het algemeen veronderstelt en weet. De daad van de goede Duitsers maakt de misdaad van veel Duitsers niet kleiner.
Mensen van het Duitse verzet zijn het die het naoorlogse Duitsland de weg hadden kunnen wijzen. Zij zijn dood. En zij die nog leven, ‘bereiken’ iets wanneer zij meelopen in het gareel van de conformisten en opportunisten. Doen zij het niet, dan worden zij eenzamen, verbitterden, kluizenaars. Het was een nobele gedachte van het Duitse consulaat te Rotterdam, om twee jaar na de van gemeentewege georganiseerde glorieuze ‘Deutsche Woche’, een expositie ‘Duitsers tegen Hitler’ te houden. Verbazingwekkend was het in een geschreven toelichting Goerdeler als ‘de ziel van het Duitse verzet’ en oud-bankpresident Schacht als een dapper Widerstandskämpfer te zien vermeld en de inleider Hubertus Prinz zu Löwenstein te horen verkondigen: ‘Het einde van de oorlog werd ook door de massa van het Duitse volk als een bevrijding gezien.’ Inderdaad heeft Carl Goerdeler aan een groep leiding gegeven en met de Kreisauer Kreis alsmede de kring rond Stauffenberg nauwe relaties onderhouden. Maar hij vertegenwoordigde als geen tweede het reactionaire verleden. Zijn ‘vernieuwingsplannen’ gingen naar de negentiende eeuw terug. Een deel van het door Hitler veroverde gebied zou ook na de Duitse nederlaag in Duitse handen moeten blijven, verwachtte en bepleitte hij. De joden zouden Duitsland moeten verlaten en een zelfstandige staat in Zuid-Amerika of Canada moeten stichten. Eichmann dacht, voordat hij de vernietigingskampen hielp vullen, aan de zelfstandige jodenstaat Madagascar. Goerdeler en zij die zoals hij redeneerden, waren erop uit - zoals de historicus Hans Mommsen formuleerde - ‘eine durch rechtsstaatliche Zusicherungen versüsste Diktatur, einen völkischen Führerstaat (ohne Hitler)’ te verwerkelijken. En Herr Schacht? Hij bemiddelde in 1932 bij Duitse industriëlen en bankiers om de toen noodlijdende N.S.D.A.P. het nodige geld te verschaffen. Drie miljoen mark kreeg de nazi-partij op deze wijze voor de verkiezingspropaganda. Ik dacht aan dit soort merkwaardige antifascisten toen ik op de binnenplaats van de beruchte Plötzensee-gevangenis stond waar onder meer leden van de ‘Rote Kapelle’ met de handbijl onthoofd werden. Deze gevangenis in West-Berlijn is als monument blijven bestaan. Ik zie kransen met linten en bloemen. Van een der kransen zijn de linten door plichtsgetrouwe politiemannen afgeknipt. Ze waren immers rood en afkomstig van communisten... Dat zijn zo de manieren in de Bondsrepubliek. Dat is zo hun maniakaal anticommunisme. Maar bekleden in dit West-Duitsland niet belangrijke verzetsmannen als Eugen Gerstenmaier en Willy Brandt hoge posten? En Hans Lukaschek? Deze vooraanstaande man van de Kreisauer Kreis ontkwam aan de beul. In 1949 werd hij onder Adenauer Vertriebenenminister. Vier jaar later moest hij op bevel van Adenauer plaats maken voor de nazi Oberländer. Tot de Kreisauer Kreis behoorde ook dr. Eugen | |
[pagina 218]
| |
Gerstenmaier, die eveneens de danse macabre is ontsprongen. Nu behoort hij tot de notabelen van de Bondsrepubliek; hij doet zijn best als president van de Bondsdag. Altijd heeft hij zijn best gedaan... bij voorbeeld in dienst van Buitenlandse Zaken onder leiding van Ribbentrop, tijdens de oorlog. Uit door het Spandauer Volksblatt op 20 november 1964 gepubliceerde gegevens blijkt dat Gerstenmaier een dubbelzinnige rol heeft gespeeld in die dagen. Als functionaris van de Evangelische Kirche bezocht hij dikwijls het buitenland, waar hij de gelegenheid te baat nam het Derde Rijk voor zijn vrienden verteerbaarder te maken. Onder de schuilnaam Albrecht Allmann schreef hij een boek over Frankreichs Protestantismus im Krieg, hij had heel wat kritiek op de antifascistische Karl Barth en op allen die niet beseften dat Hitlers Duitsland met man en macht voor de ‘Neugliederung Europas’ en voor een ‘volkhaft gegliedertes Abendland’ streed. Nú gaat hij tekeer tegen Duitsers die van mening zijn dat hun land nooit meer over atoomwapens zou mogen beschikken: ‘Diese Denunzianten und Flagellanten meinen, es wäre beste deutsche Politik und unsere humane Pflicht, immer wieder zu sagen, dass wir niemals Atomwaffen haben wollen.’ Voordat ik het vergeet: tot het Joodse Wereldcongres in Brussel heeft Gerstenmaier mooie woorden gesproken. Hij heeft het in zijn hoge functie altijd mooi willen houden; daarom heeft deze ex-verzetsstrijder nooit zijn invloed gebruikt om te voorkomen dat zijn C.D.U. notoire oudnazi's als Oberländer, Globke, Vialon, Seebohm tot ministers en staatssecretarissen bombardeerde. Op 20 juli houdt hij vaak gevoelige toespraken. Op 20 juli kan het ook gebeuren dat een dagblad (de Westberlijnse Telegraf) uitbazuint: ‘In de mannen van de Twintigste Juli heeft zich rein en zuiver het wezen van de Duitse mens geopenbaard.’ Valser, dommer, vertroebelender kan het niet.
Vertroebelender dan welke gebeurtenis ook die sinds 1945 in de Bondsrepubliek heeft plaatsgevonden is het tot stand komen van de grote coalitie. Ja zeker, onze Willy Brandt treedt op als vice-kanselier en minister van buitenlandse zaken. Naast en boven hem staat Kiesinger, een charmante man zo te zien. Bijzonder charmant toonde hij zich tegenover de machthebbers van het Derde Rijk. Gedurende de twaalf jaar van de nazistische heerschappij was hij lid van de N.S.D.A.P. Hij was méér. Hij was ambtenaar. Een belangrijk ambtenaar, die in de oorlog als bestuurslid van ‘Interradio’ fungeerde, dat wil zeggen als functionaris in het departement van Ribbentrop; hij arrangeerde doelmatige propagandistische radiouitzendingen naar de niet-Duitse landen. Op 8 februari 1942 verklaarde hij: ‘De politieke propaganda in het buitenland is uitsluitend een zaak van het Auswärtige Amt.’ Hij oefende deze functie correct en ijverig uit. Dufhues, een van de belangrijkste leiders van de C.D.U., verkondigde na de geboorte van de nieuwe Westduitse regering: ‘Wir haben keine Regierung Kiesinger-Brandt, wir haben lediglich eine Regierung Kiesinger. Kiesinger ist Bundeskanzler und er bestimmt die Richtlinien der Politik.’ Dat is erg genoeg. Erger is dat Kiesinger en zijn plaatsvervanger Brandt een harmonisch koppel vormen. In een kersttoespraak concludeerde Kiesinger: ‘In der neuen Regierung sind Persönlichkeiten vertreten, deren Schicksal in den vergangenen Jahrzehnten durch das allgemeine Schicksal unseres Volkes auf ganz verschiedene Weise gestaltet wurde. Ihnen allen ging es um das Wohl und Heil unseres Volkes.’ Dat is het allerergste. Het wordt allemaal één pot nat. Eén pot Schicksal. Brandt heeft als antifascist en emigrant voor het Wohl van Duitsland gestreden - en op niet minder verdienstelijke wijze stond Kiesinger thuis zijn mannetje, hij zorgde voor het Heil. ‘Und so kommt zum guten Ende/Alles unter einem Hut’, zingt het koor in de Dreigroschenoper. Is de Grote Coalitie het goede einde in Bonn? In 1914 en sindsdien zo vaak, leden de sociaaldemocratische leiders aan minderwaardigheidscomplexen. Erkend worden door rechts schijnt als een wondermedicijn te werken. Het is vergif. Chaos heerst weer in de S.P.D. en in het gemoed van veel partijgenoten. Verontwaardigde socialisten hebben de partij verlaten; opportunisten hebben zich bij de S.P.D. aangesloten. Het socialistische dagblad Frankfurter Rundschau | |
[pagina 219]
| |
kwam tot de deprimerende conclusie: ‘Nog nooit, zelfs al gaan wij terug tot de houding van de S.P.D. in 1914, is deze partij zo wankel geweest als nu.’ Sarcastisch vatte de verontwaardigde Günter Grass deze fatale ontwikkeling als volgt samen: ‘Es wird sich schon ein Bildhauer finden, der dieser Harmonie das passende Denkmal meisselt. Darauf mag in schönen Lettern, und der Jugend als leuchtendes Vorbild, das Andenken der Anne Frank und des Hitlerjungen Quex’ (een naziidool van weleer) ‘gleichzeitig geehrt werden.’ Alle nazi's zijn gerehabiliteerd, nu een Kiesinger niet alleen bondskanselier, maar ook bondgenoot van Brandt en de zijnen is geworden. Bovendien: er is geen linkse oppositie meer. De half liberale, half reactionaire F.D.P. valt langzamerhand uiteen. En over blijft alleen een oppositionele rechts-radicale partij. Het nationalisme groeit. En de onverschilligheid groeit. De regeringspartijen zoeken het steeds meer en duidelijker in chauvinisme. De invloedrijke Franz-Josef Strauss, leider van de C.S.U., de dominerende man in het nieuwe kabinet, noemt hen die zich in het openbaar van de Overeenkomst van München (1938) distantiëren, onvaderlandse lieden. Erwin Stein, een C.S.U-leider in Beieren, heeft in een vraaggesprek met het uiterst rechtse weekblad Deutsche National- und Soldatenzeitung gezegd dat hij ‘al zijn krachten zal inspannen’ om een algemene amnestie voor alle oorlogsmisdadigers erdoor te drukken. Een andere C.S.U.-functionaris, Emmerich Giel, werd kort geleden tot directeur van de Deutsche National- und Soldatenzeitung benoemd. Dit blad met ruim 120 000 abonnees schrikt er zelfs niet voor terug een pogromstemming te kweken. Dit zijn titels van in de laatste maanden verschenen bijdragen: ‘Juden zersetzen Deutschland’ - ‘Die Macht der Juden in Deutschland’ - ‘Die jüdischen Einflüsse und ihre Ausschaltung’ - ‘Die Wahrheit über die Juden’ - ‘Israels “Dank” an Adenauer’ - ‘Wiedergutmachung... Schrecken ohne Ende’ - ‘Bare Münze für “6 Millionen” tote Juden’ - ‘Deutschland, Deine Juden!’ - ‘Juden vergeben und vergessen nicht’ - ‘Erpresst in alle Ewigkeit’ - ‘Die grosse Lüge der KZ-Prozesse’ - ‘Die Macht des Weltjudentums und was dahinter steckt’ - ‘Die Lüge von 6 Millionen ermordeten Juden’ - ‘Der jüdische Einfluss im öffentlichen Leben’ - ‘Das Dogma von 6 Millionen... Sie leben von der Lüge’ - ‘Berliner Judenführer gegen deutsches Nationalgefühl’. Maar Willy Brandts collega, minister Paul Lücke, heeft de eis van de Duitse vakbeweging om dit antisemitische blad te verbieden, van de hand gewezen. Een heel andere krant is het dagblad Die Welt dat Kiesinger door dik en dun verdedigt: ‘Wir müssen mit Angriffen gegen Kiesinger im Ausland rechnen. Die ihn gewählt haben, wissen das. Aber es gibt 21 Jahre nach Kriegsende Grenzen, die niemand mehr überschreiten kann, wenn er sich nicht in klaren Gegensatz zum deutschen Volk bringen will. Der Fall Kiesinger ist eine solche Grenze.’ Verondersteld mag worden dat dit artikel door de nieuwe hoofdredacteur van Die Welt, dr. H.F.G. Starke geschreven is. Met journalistiek heeft hij zich al in 1939 beziggehouden. Toen schreef hij: ‘Ideen können nur aus rassischem Urgrund geboren werden, und Publizistik kann nur am Führerbild geschult werden.’ Voldaan kon dan ook de Deutsche National- und Soldatenzeitung constateren: ‘Man findet jetzt in der “Welt” Auffassungen, die vor fünf oder acht Jahren Gedankengut der National-Zeitung waren.’ Die Welt is (met Bild) een van de vele, vele kranten die tot het concern van Axel Springer behoren. Achtentachtig procent van de niet regionale pers wordt van uit het protserige Springer-gebouw in West-Berlijn gedirigeerd. Springer is een staat in de staat. En geen regering kan zonder zijn zegen regeren. Springer propageert de koude oorlog, hij staat volledig achter Amerika en de ‘dappere Ky’. Ook staat hij achter de Notstandsgesetzgebung. Deze Wet op de Noodtoestand geeft Bonn de bevoegdheid op een gevaarlijk geacht moment het parlement uit te schakelen. Een te vormen commissie, die dan natuurlijk alles aan het leger zal moeten overlaten, zal het voor het zeggen hebben. C.D.U., C.S.U. en S.P.D. werken samen om heel deze zaak tot een goed einde te brengen. Tot een fataal einde misschien voor de zwakke Duitse democratie. Medewerker van minister Lücke is Ministerialdirigent dr. Josef Kölble; zijn taak: de conceptie van de Notstandsgesetzgebung. Zijn verleden: | |
[pagina 220]
| |
sinds 1941 werkte hij bij Goebbels; zijn sollicitatiebrief bevat deze aanbeveling: ‘Ich bin seit meinem Eintritt in die N.S.D.A.P. im Jahre 1932 ununterbrochen als Propagandist des nationalsozialistischen Gedankenguts aktiv tätig gewesen.’ In zijn proefschrift (1936) dweepte hij met de plichtsgetrouwe en onmisbare politie van Himmler, deze ‘vertrauensvolle Freund und Helfer’, die alleen ‘vom Verbrecher gescheut’ werd.
Toen op 23 maart 1933 Otto Wels, de sociaaldemocratische fractieleider in het Duitse parlement, de enige was die de machtigingswetten van de nazi's afwees en veroordeelde, bewees hij zijn moed. Maar het was te laat. Sociaaldemocraten en communisten werden de concentratiekampen binnengedreven, geslagen, gefolterd, vermoord. Anderen vluchtten naar het buitenland. Als ballingen en als gevangenen konden zij over hun verschrikkelijke vergissingen en fouten nadenken. Het was te laat. Is het weer te laat? De non-conformistische publicist Sebastian Haffner schreef in Der Stern: ‘Die Agitation gegen den Atomsperrvertrag erinnert wirklich an die Art, wie solche Kampagnen unter Goebbels gehandhabt wurden.’ Dezelfde Haffner ziet één lichtpunt: de Duitse jeugd. De vraag is, of een dergelijk generaliseren op zijn plaats is. Zijn er niet ook jongeren die achter de N.P.D. staan? Zijn er niet de ‘Schlagenden Verbände’ onder de studenten die uitermate reactionair zijn en wier met de N.P.D. sympathiserend blad bijzonder veel lezers heeft? Hiernaast zijn er actieve jongeren die voor de democratie op de bres staan, die op straat voor de democratie demonstreren en die... door politie neergeknuppeld worden. Er zijn individualisten die zich tegen opportunisme en restauratie verzetten: de filosoof Karl Jaspers, professor Eugen Kogon, schrijvers als Böll, Enzensberger, Weisenborn, Grass, Schnurre. Wie met hen praat, beseft hoe hypocriet de Duitse maatschappij is. In München waar bijna een kwart eeuw geleden de studenten en professoren van de ‘Weisse Rose’ terechtgesteld werden, is opnieuw een ‘Weisse Rose’ opgericht om tegen het groeiende nationalisme en nazisme te strijden. ‘Wir rufen mit gleicher Entschlossenheit, mit den Worten der Weissen Rose, die noch gültig sind, zum Widerstand auf’, staat in hun eerste pamflet te lezen. Er zijn nog groepen in de D.G.B. (de Duitse vakbeweging) die mèt kunstenaars en jongeren proberen de Bondsrepubliek te democratiseren. Er zijn nog Duitsers die weten hoe fataal onderwijs en justitie werken. Er zijn kranten en tijdschriften die tegenover Springer staan: Frankfurter Hefte en Deutsches Panorama, Konkret en Die Tat, Die Zeit, soms ook Der Spiegel en Der Stern. Hoe de justitie werkt - schuldigen spreken recht over schuldigen - wordt door Der Spiegel met een enkel woord vastgesteld: ‘Kein Blutrichter ist bisher in der Bonner Republik abgeurteilt worden.’ Het klimaat in West-Duitsland wordt echter niet door de Widerstand bepaald. Het wordt gekenmerkt door zelfbeklag, zelfvoldaanheid en een nieuwe fase in de ontwikkeling - door dreigementen. Wéér wordt door sommigen verzet gepleegd: zij vormen een minderheid. Zij zijn de uitzonderingen. Tot hen behoort de moralist Erich Kästner, die al veertig jaar geleden gewaarschuwd heeft voor het land waar de kanonnen bloeien. Na de oorlog richtte hij zich met deze woorden tot de Duitse jeugd: ‘Wij staan voor elke autoriteit in de houding. Ook voor de grootheidswaanzin, ook voor de brutaliteit, ook voor de domheid - het is voldoende dat zij zich autoriteit aanmatigen. Onze gehoorzaamheid wordt blind. Ons geweten wordt doof. Onze mond roept: “Tot uw orders!” Zelfs in de afgrond slaan wij onze hakken nog tegen elkaar en roepen: “Bevel uitgevoerd!” Wij hebben gehoorzaamd en zijn het niet geweest. De moed, zonder verantwoordelijkheidsgevoel en zonder een spoor van fantasie, is onze ondeugd. En courage blijft een woord in een vreemde taal. De vrouwen en mannen van het Duitse verzet hebben geprobeerd, hebben weer eens een keer geprobeerd, dit woord in te lijven. Zij hebben eer en leven op het spel gezet en zij hebben beide verloren. Hun leven kan men hun door geen schadeloosstellingsprocedure teruggeven. Stel dat men dit wel had gekund! Stel u de algemene en de ambtelijke radeloosheid voor! Deze vrouwen en mannen, teruggekeerd uit het hiernamaals, midden tussen ons! Wat een drama! Wat een Duitse tragikomedie!’ |
|