De Gids. Jaargang 129(1966)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 307] [p. 307] J. Bernlef Twee gedichten BESTE Eddy, een gedicht over de dood terwijl ik- zelf nog niet eens ben gestorven wanneer gebeurt dat nu eens. laatst in de bioscoop bleef de film in de projector staan: een lieflijke vallei met een hoop spelende kinderen (zeker een schoolreisje) bleef plotseling stilstaan (1 van de kinderen telde tot 100) aan de rand van de heuvels begon het te branden een witte blaas verschroeide de meester en daarna de kinderen krulden zwart van het scherm, het licht in de zaal ging aan maar in mij leeft dat beeld, zoals ook een stuk van mijn oma (haar handen snijden ontbijtkoek) en die bange schijterd Koos Vlieger die onder het ijs verdween, hij had een enorme verzameling puzzels, is daarom ook nog niet dood als ik straks word overreden of gewoon overleden ben in welke hoofden leef ik dan, in welke beelden verder en voor hoe lang. de gemiddelde leeftijd van de nederlandse man is zo iets van 78 maar het werkelijke sterven ligt ver boven de 100: het moment waarop mijn laatste foto - hij trok bij voorbeeld aan een klemmende deur - wegkruimelt in het duister waar ik dan pas ben Lichte grammofoonmuziek het laten verdwijnen is slechts een goochelaar gegeven (benijd beroep, met konijn en hoge hoed, zelfhelend touw, ja waarlijk water is wijn geworden, proeft u maar) van het leven is water de sterkste wijn, los zand de beste bouwstof, blijkt meer en meer (reeds drie rentekaarten vol, een oud pak op de vliering met in de binnenzak een stuk papier waarop ik heb geschreven) dat wat er komt uit toevals hoed onze dood - de enige truc die altijd lukt - omringd met leven (terwijl het touw in stukken valt, konijn en duif verdwijnen, klinkt uit de bodemloze hoed lichte grammofoonmuziek en belt de bakker zoals steeds) doodgewoon. Vorige Volgende