De Gids. Jaargang 129(1966)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] A. Roland Holst De vreugde en de dood Laat in het leven onvoorzien herboren, meer dan ooit popelend en opgeklaard en overeind - en, hoor, als nooit tevoren het vroegste licht weer klinkende - wat wonder dat, oud en wel, dit wezen, hoog te paard, onder het voetvolk zich vijanden maakte die schreeuwen als hij lacht om wat er onder hem al zo voorvalt? Vreugde geeft aanstoot aan wie, verkleumd, nog wat geluk vergaren, en schuilen voor de zeewind van de dood. De dood waait vreugde in zijn hoog steil gezicht. Koud water, geest, neerstortende op het naakt en tintelend vlees, en in dat vroegste licht het paard al hinnikend, en de gevaren die voorhoede der ziel - de levensgrens al binnenvallend en in stralend zicht de vogels wekkend en de laatste dagen bevleugelend, en de gewekte mens komt overeind en zal, ten voeten uit, het lot verheerlijken, in de zeewind het sterven al voorbij en tot de sagen ingaande - en zie, de dood gaat hem vooruit. * Na de volbrachte kringloop - stad en straten voorgoed vergeten - is hij weer het kind dat spelen gaat met water en met zand. Zo, aan zijn lot overgelaten, komt hij weer waar hij weleer bij de goden geboren werd en spelen ging. Geen doden liggen begraven in dat eerste land. Vorige Volgende