De Gids. Jaargang 129
(1966)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Tj. S. Visser
| |
[pagina 136]
| |
wordt aangewezen door de bij de wet behorende tabel. Maar aan de wet is geen tabel toegevoegd. Artikel 83 verwijst naar de tabel in een wet van 1960 plus een daarbij behorend uitvoeringsvoorschrift (‘tabel 1963’)- Evenwel, die tabel zal nimmer worden toegepast. Want een wetje van 10 februari 1965 geeft een andere tabel en bepaalt daarbij het volgende: indien de oude wettelijke regeling der inkomstenbelasting wordt vervangen door een nieuwe (maar dat was inmiddels al geschied twee maanden tevoren!) dan zal bij zulk een nieuwe regeling mijn tabel gelden; of neen; een door de minister uit mijn tabel af te leiden tabel... Terecht schrijven A.J. en J. van Soest in hun voorbeeldig studieboek: waarom in de wet op de inkomstenbelasting niet rechtstreeks gezegd dat het tarief zal worden vastgesteld bij afzonderlijke wet?
8. In scherpe tegenstelling tot deze taalonnauwkeurigheden staat het moderne experiment, de tariefsopbouw na haar principiële vaststelling lichtelijk te manipuleren zodanig dat het tarief te vangen is in een wiskundige formule, bruikbaar voor een in dienst ener loonadministratie staande computer (informaat, zoals computers allengskens gaan heten). Niet dat die formules in de wet staan; ze komen voor in een toelichtend stuk. De machtiging is aan de minister verleend in het wetje van 10 februari 1965 (‘benaderde formules’; het wettelijk tarief, grafisch voorgesteld, wordt stuksgewijze vervangen door stukken van enkele derdegraadskrommen). De ‘taal’ van een formule is zo correct, helder en ondubbelzinnig dat zelfs een machine haar kan ‘begrijpen’. Zie het verslag van een Blaricums-Europese bijeenkomst in 1961: Braffort and Hirschberg, Computer programming and formal systems (Amsterdam, 1963).
9. Ik neem afscheid van deze belangrijke tax met het vermelden van een onregelmatigheid meer op staatsrechtelijk terrein. Het ontwerp van wet droeg het jaartal 1960. Daarom schreef artikel 96 voor dat de minister dit jaartal zou aanpassen aan de werkelijkheid. Voorts hield artikel 95 in dat de Kroon zou bepalen per welk tijdstip de wet van kracht zou worden. De Kroon heeft aldus gehandeld op 16 december 1964; als begindatum noemende 1 januari 1965. Vervolgens heeft de minister in de naam van de wet het verouderde jaartal 1960 terecht vervangen door 1964 omdat in 1964 de wet in het Staatsblad was gekomen. Die naamcorrectie staat in het Staatsblad van 18 december 1964. Ze is strikt genomen niet rechtsgeldig, want ze berust op een door de wet aan de minister gegeven machtiging, welke machtiging echter niet kon gelden voordat de wet van kracht werd, dus niet kon gelden vóór 1 januari 1965. De minister heeft dus het jaartal aangepast toen hij daartoe nog niet bevoegd was.
10. Boven is een ogenblik gesproken over een doolcirkel. Zo een komt ook voor in de wet op de omzetbelasting. Artikel 6 definieert dat fabrikant is hij die levert wat hij heeft gemaakt. Wat is leveren? Artikel 3 definieert onder meer dat leveren mag heten ook het opleveren van een werk in roerende staat door de fabrikant van dat werk. Het fabrikant-zijn hangt dus af van het bestaan van een levering; en of een levering zich voordoet hangt ervan af of de betrokkene fabrikant is.
11. Ter beëindiging van dit mopper-essaytje kies ik uit een Bregsteinse oratie 1939 een oud Frans citaat: ‘... qu'au lieu de changer les lois, il est presque toujours plus utile de présenter aux citoyens de nouveaux motifs de les aimer’. Net zo u zegt, monsieur Portalis; de liefde doet het. In mijn ouderlijk huis lag lang geleden een toen al erg oude almanak-reeks met de titel De liefde sticht. Laat ons dus zorgen dat de belastingplichtingen de belastingwetten gaan liefhebben. Maar laten we dan beginnen met die wetten te schrijven in zuivere en heldere taal. En dus bij laatste voorbeeld niet zetten: ‘kinderen die jonger dan 16 jaar zijn, en niet als eigen kind tot het huishouden van een ander behoren’ indien we bedoelen: ‘kinderen die jonger dan 16 jaar zijn en tot het huishouden van een ander behoren doch niet als eigen kind van die ander’. |
|