De Gids. Jaargang 129
(1966)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
A. Roland Holst
| |
Lucifer als bondgenootIn het zelfbewustzijn van het menselijk wezen herhalen zich, als in een helder geheim, de drie rijken der natuur. Maar dat wezen laat het daar niet bij. Het werpt zich, soms onbewust naar de ziel, vaak bewust naar het hart, niet zelden zelfbewust naar de geest, steeds weer daadwerkelijk en ingrijpend terug in de natuur waartoe de mens, al gaat hij haar verticaal te buiten, toch behoort, al was het alleen maar als zoogdier. Door het zich naar de ziel en naar het hart ingrijpend vereenzelvigen met die drie rijken ontstonden door de eeuwen heen vele geloofsovertuigingen met bijbehorende rituelen, en vele vormen van kunst met bijbehorende scholen. Waar het menselijk wezen echter op de wijze van de geest de rijken der natuur binnenvalt, is er van vereenzelviging steeds minder sprake en steeds meer van agressieve invasie (techniek). Want waar aanvankelijk de zelfbewuste geest nog wel de ziel en het hart wilde erkennen en bijstaan, ging hij later meer en meer zijn vermeende aanspraken op macht laten gelden (mechanische techniek) en gedroeg zich steeds uitdagender en hoogmoediger, tot hij - zichtbaar met wapens, met uitspraken hoorbaar - overeind kwam in de gedaante van Lucifer. Sinds God van het toneel verdween, wendt de opstandige Aartsengel, die het gevecht wil, zich tot de natuur als tegenstander; het tweegevecht is van uit het oneindige tot binnen de ruimte gekomen, de beslissing is binnen de tijd te verwachten. De zegepraal van Lucifer werd waarschijnlijker sinds de wereld in het teken kwam van de kernsplitsing en de volstrekte vernietiging. Wat ligt er, nu het met de regelrecht aangetaste natuur spaak dreigt te lopen, meer voor de hand dan dat - met het menselijk wezen als | |
[pagina 106]
| |
strijdperk - die natuur haar nog niet onmogelijke redding zoekt door wat haar, in haar dierenrijk, van dat menselijk wezen altijd het naast bleef: de vrouw. Ik zie - sinds de scheppende verbeelding, van God bevrijd, werkelijkheid werd - de Goden als vanouds in dierengedaante zich neerstorten en ingaan tot vrouwen en wezens verwekken die, in menselijke gedaante, de overgang zullen inluiden van een volgend rijk - want wat ook ten einde is, het leven nooit. Onze wereld, die zich als geschiedenis voordoet, zal dan voorbij zijn. Dat is enkel denkbaar als Lucifer de toorn van zijn hoogmoed ontlaadt op het lichaam van de planeet. Als de mens het als wezen en de planeet het als lichaam overleven, zal het met de tijd niet gedaan zijn en een volgend rijk inderdaad aan de orde (van de tijd) kunnen komen. Er zijn - volgens enkelen die in staat bleken niet uitsluitend binnen de duur van onze geschiedenis te denken - nog nagebleven tekenen die erop wijzen dat zulk een verandering op de planeet zich in de tijd (voor ons in een voortijd) al eens - wellicht meerdere malen - heeft voorgedaan. | |
Nog eens LuciferIn een nummer van Encounter, dat ik toevallig in handen kreeg, vond ik een vraaggesprek met Robert Lowell, die door veel oordeelkundigen als de belangrijkste van de levende dichters in Amerika wordt beschouwd. Volgens hem zou men kunnen zeggen, dat de Amerikaanse litteratuur en cultuur begint met Paradise lost, en dat Miltons Lucifer en Melvilles Captain Ahab de twee grote symbolische gestalten zijn die achter de Amerikaanse eerzucht en cultuur staan. Als ik van aard iets uitgesproken niet ben, dan is het Amerikaans, maar deze uitspraak van een zo wezenlijk dichter herinnerde mij op slag aan mijn jeugd en die late herfstmiddag in Oxford toen ik voor het eerst Paradise lost begon te lezen en - vooral door de aanhef van de tweede zang waar hij Lucifer zichtbaar maakt - als het ware innerlijk overeind kwam tot een dichterschap dat mij een lang leven lang, hoewel steeds ontmoedigender, voor ogen zou blijven, en waarin ik steeds meer zou falen. Met dat al, of misschien juist daarom, heeft Lucifer mij nooit meer losgelaten. Hij bleef de verschijning, de gedaante, die - sinds zijn hoogmoed en zijn afgunst ten val werden gebracht - de wereld te wapen roept tegen de Almacht, en die dit te roepen waagt in naam van de mens en van het leven. De werken waarin het menselijk wezen doorheen de eeuwen de horizontale orde der natuur verticaal doorbreekt (de werken der scheppende verbeelding) ontstonden niet zelden uit ootmoed en aanbidding. Er zijn er echter waarin de hoogmoed, de afgunst en de opstandige toorn de creatieve krachten blijken, alle risico's van de destructie ten spijt. Paradise lost vangt aan met de aanbidding, maar zonder de ootmoed - een hachelijk avontuur (voor de aanbidding) want de mogelijke omslag naar de uitdaging dreigt er reeds als een onweerswolk aan den einder. Waar de aanbidding niet mocht worden verzaakt, moest de uitdaging wel worden belichaamd in de gestalte van de tegenstander, de Vijand bij uitstek. Ik ben nooit aan de overtuiging ontkomen, dat Milton in dat gedicht zijn eigenste wezen, als welbewust voorvechter van een verloren zaak, bijna tegen wil en dank, belichaamde in Lucifer, want - als raakte de verbeelding er letterlijk slaags met de bedoeling - legt God het erin af tegen de gevallen Aartsengel. Een later dichter, en zeker een in een tijdperk als het onze, in wie van jongsaf die gestalte de kern zou blijven in het magnetisch krachtveld van zijn creatief vermogen, zal - naarmate hij het steeds minder op kan brengen - de neiging zich doen gelden, die gestalte tegelijk soms tot het mikpunt te maken van zijn bittere zelfontgoocheling, van zijn spot zelfs, zijn zelfspot althans. Ik weet wat ik zeg. |
|