[Commentaar]
Op zondag 19 december is generaal Charles de Gaulle herkozen als president van Frankrijk met ongeveer 55% der uitgebrachte stemmen. In de eerste ronde, op 5 december, was het hem minder goed vergaan: hij was toen uit zes kandidaten slechts ‘primus inter pares’ met achter zich 44% van het electoraat. Dit was veel, maar niet genoeg om zijn ‘image’ van ongekroonde monarch en redder des vaderlands voldoende te versieren. Ontevredenheid over zijn ‘republiek van notabelen’, zijn conservatieve opvattingen op sociaal-economisch terrein, zijn gebrek aan begrip voor geboortebeperking (de pil!) en het Oedipus-complex van vele onderdanen hadden hem parten gespeeld.
Niet getwijfeld kon echter worden aan de populariteit van zijn buitenlands beleid. Niemand verdedigde de vierde republiek die ten onder ging aan haar ijdele pogingen, koloniën en protectoraten te behouden. Slechts de vijf procent in eerste ronde vergaard door Tixier-Vignancour was ‘kolonialistisch’. Alleen de zestien procent die in eerste aanleg Lecanuet had gesteund, kon geacht worden supranationale Europese idealen te verdedigen. Hoogstens 21% van het kiezerscorps (achter Lecanuet en Tixier-Vignancour) wilde het Atlantisch bondgenootschap in haar huidige vorm handhaven. En bij de eerste stemming verwierven generaal de Gaulle en de heer Mitterrand te zamen 76% der stemmen ten gunste van een door beiden gepropageerde betere verstandhouding met de Sowjet-Unie, de ‘opening naar Oost-Europa’. De Gaulle bepleitte die om ‘een Europese oplossing te vinden voor Europese problemen’, en Mitterrand om de stemmen niet te verliezen van de communisten, die minstens twintig procent uitmaakten van het totale electoraat.
Nimmer in zijn loopbaan vertegenwoordigde Charles de Gaulle, naar buiten althans, zozeer Frankrijk als toen 56% der kiezers hem op 5 december verloochenden. - (Co)
|
|