De Gids. Jaargang 128(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 354] [p. 354] Marianne Meester Gedichten als ik afstof of afwas dan ben ik heel mooi ik bind een zakdoek om mijn hoofd sla een lange schort om en doe mijn bloesje lager los. dan draai ik zodat mijn rok iets doorschemert in de ogen van de prins, die mijn ogen blauwer maakt. en als ik juist koket wil doen donder ik van de tafel af en sla mijn prins woedend kapot. sinds mijn moeder de witte schupachtige benen heeft en de bisonhals van de moeheid durf ik niet meer uit haar kopje te drinken en als zij overeind wil komen moet ik mijn handen onder haar vochtige oksels leggen. in mij vecht dan de schaamte met de afkeer de afkeer die meedogenloos en zef behoudend is vanmorgen dacht ik dat het zou lukken ik stond tussen de melkboer en mijn moeder de hond was echt voor mij in het gesprek was ik, in hen gemixed ik was een onmisbaar deel van een groep mensen en in een spel met een dier maar nu ben ik weer te ver verwijderd het meisjeshulpje dat mijn moeder verzorgt, is pas getrouwd ze is onmisbaar voor mijn moeders lichaam en vanmorgen zei ze bleek dat ze een kind verwachtte de vrouw met de lelijke, oude mond vol tanden ze is aan het kaarten en lacht zonder ophouden en slaat doorlopend op de knie van haar partner. en ze eet, alles komt in haar maag zieke maag zonder menstruatie eronder onzijdig zit ze vrouw te zijn met zwarte streepjeswenkbrauwen en haar mond praat worstelend met het gebit. henny en Hendrien zijn vriendinnen 12 jaar en ze gillen herhalend herhalend annemarie koekoek... gezien! ze dragen driekwarte streepbroeken en gele en blauwe truien hoog op de rug omhoog kruipend naar haren in bloempotvorm kleine geslachtloze vrouwtjes aanhankelijk en afhankelijk hangen tegen elkaars saamhorigheid. Vorige Volgende