De Gids. Jaargang 128
(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
J.H. DonnerGa naar voetnoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een herinneringOp de achterste bank zitten de ministers en oud-ministers. Meneer Van Dijk. Hij ziet er streng uit, hij was minister van Oorlog, de laatste, want het vak van zijn opvolger heette defensie, zegt vader. Meneer De Wilde, vooral bekend van het grapje: Vraag: Wie is de oudste minister? Antwoord: De Wilde, want toen Noach uit de ark keek, zag hij de wilde wateren. Meneer De Vries is oud en ziet er zielig uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vader zegt, dat hij maar kort minister van Financiën is geweest. Het allerbelangrijkst is natuurlijk meneer Colijn. Een paar weken geleden is hij nog vooraan onder de preekstoel toegezongen door de hele kerk, ‘Dat 's Heeren zegen op u daal'’, omdat hij bij de verkiezingen zeventien zetels in de Tweede Kamer had gekregen. In dezelfde bank zitten naast de hardleersen de hardhorenden, met koptelefoons om. De bank ervoor, waar de jongen zit, is bijna geheel bezet door vader, moeder, broers en zussen. Alleen op de hoek rechts zit nog de Blonde Dame, naast een veel oudere, die geheel in 't zwart is. De Blonde Dame is niet jong, misschien maar iets jonger dan de moeder van de jongen, maar hij weet heel zeker dat er op aarde niemand mooier is. Hij kan de dominee niet zien. Te veel hoofden voor hem. En hij hoort hem onduidelijk: ‘onze enige verlosser Jezus Christus...Christus... Christus Jezus, onze zaligmaker...’ Over wie hebben ze het toch? Zijn het er één of twee? Opeens ziet de jongen het duidelijk voor zich: Een wijde, zonovergoten vlakte. Op twee veruiteenliggende heuvels: twee identieke gestalten, allebei met lang blond haar, in witte klederen, de handen zegenend en waarschuwend tegen elkaar opgeheven. De een Jezus, de ander Christus. Twee heilanden, twee zaligmakers.
Jezus. Vanwaar toch de gêne en weerzin als de naam valt? Bij gelovigen waarschijnlijk meer nog dan bij ongelovigen. Want hoe men hem ook prijst, zeker is dat hij alles was wat God verboden had. Vreemd, die mannelijke karakters, vaders van grote gezinnen, die in hun deftige liederen die weerzinwekkende toezingen, die zelfmoordenaar met die duidelijk homo-erotische sfeer om zich. Wat is het offer dat hij voor hen bracht? | |||||||||||||||||||||||||||||||
Een theorieDe joodse godsdienst is alleen te begrijpen als reactie op een ritueel, dat culmineerde in het kinderoffer. ‘Gij zult Mij niet zien, gij zult Mij niet zijn’ is het verbod van een dienst, waarin de godheid wèl gezien, wèl geweest werd. De grote Mesopotamische rijken roeiden de magische praktijken van de stadstaatjes uit bij imperiaal bevel; het unieke van Israël is, dat door wet en profeten God zichzelf verbiedt. ‘Gehoorzaamheid is beter dan offerande.’ Hij spreekt. Daarmee begint de geschiedenis van God en van de humaniteit. Als na eeuwen de wet en de profeten versteend zijn, komt er één de Schrift vervullen. Weer wordt God geweest, de zoon geofferd, de zonde geïncarneerd. De volgelingen offeren het kind in het celibaat. Paulus (‘wie niet in God gelooft, is homoseksueel’), de rabbijn, die hem nooit gezien had, hem misschien daardoor het beste begreep en in een paroxisme van verontwaardiging tot volgeling werd, staat het huwelijk in noodgevallen alweer toe. Vanaf het eerste moment is het streven van de kerk geweest, de hybridische figuur van de man naar wie ze zich noemt, te integreren. Alle pogingen om Christus als grondparadox van leven en dood te zien, worden afgewezen als ketterij. Steeds sterker wordt teruggegrepen op de God van de Joden. Augustinus sticht het christendom. Over Jezus wordt weinig meer gepraat, over God des te meer. De Zoon wordt bijgezet in de ondoorgrondelijke onzichtbaarheid van de Vader. Wel wordt zijn lichaam nog gegeten en zijn bloed gedronken en het celibaat blijft voor de elite gehandhaafd. De reformatie ontneemt het christendom ook dit. Openbaring wordt woordopenbaring. De orthodoxie plaatst Jezus achter stenen formules, de later opkomende vrijzinnigheid dringt hem een boodschap, een leer op. Thans is Christus uit het christendom aan het verdwijnen. De mensen weten niet wat ze doen. Als ze zichzelf geofferd zullen hebben, zal hij weerkomen, zittend op de paddestoelwolken.
Vraag: Ik geloof in God, den Vader, den Almachtigen Schepper des hemels en der aarde en in Jezus Christus, Zijnen Eniggeboren Zoon, onzen Heere. Antwoord: Wie als zijn geloof uitspreekt, dat Christus is de zoon van God, beroept zich niet op Christus, zelfs niet op God, maar op ‘is’. Ik wil weten: Hoe was hij God? En waarom? En vooral: op welk moment? Alles moet van hem worden uitgezocht. Is zijn psychoanalyse al getrokken? Hoe was de verhouding tot zijn moeder? | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een analyseSpinxo - Hijnn
Een wezenlijk verschil is er tussen de laatste zetten van wit en zwart niet.
Binnen het bestek van deze rubriek kan niet al te diep worden ingegaan op dit nieuwtje. Wat Teiresias betreft verwijs ik naar: Harry Mulisch, Voer voor psychologen, Amsterdam, 1961, blz. 173-174, en een mogelijke identiteit van Judas wordt behandeld in Nils Runeberg, Den hemlige Frälsaren, Stockholm, 1909.
Waarschijnlijk nog het beste. Toch wat het na de waarschuwing van het orakel beslist lichtzinnig van Oedipus überhaupt een huwelijk aan te gaan.
Vrijwel gedwongen. Pilatus achtte Christus niet schuldig. Maar deze scepticus achtte waarschijnlijk niemand schuldig. Men moet de Joden, die zich op de wet beriepen, gelijk geven.
Pat En zo heb ik er meer. Als hij dan God Zichtbaar is, dan is schroom geen deugd. Dan dient men scherp toe te zien. Ook al zou dit betekenen, dat we hem moeten uitkleden, eigenhandig op het kruis leggen en hem zelf de spijkers door zijn handen slaan. Daarvoor is hij gekomen. Er werden er twee met hem gekruisigd. De een had aan een belofte van het hiernamaals genoeg troost. Voor hem had de verlosser zich niet te hoeven laten kruisigen. De ander bleef schelden tot het laatst. Voor deze moest hij sterven.
Als we ons blind staren op de man van Nazareth, wordt ons langzaam duidelijk wat hem bezielde. Wat hij wist, wat hij leefde en stierf, dat is: dat God niet bestaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||
De dichtingHet woord stoel is geen stoel, maar het woord zaligmaker is een zaligmaker. Waar is God, als hij niet bestaat? Hij bestaat in de taal. De dichter van de 139ste psalm wist dat God niet bestaat, zoals de uitvinder van het vliegtuig zich pijnlijk bewust was van het feit dat de mens niet kan vliegen. De taal is een spel, dat niet om de knikkers gespeeld moet worden. Zo gij niet wordt als de kinderen, die zo in het spel opgaan dat ze niet horen als moeder roept: zes uur. In hoogste potentie betekent de taal niets dan zichzelf. Zelfs niets betekent nog iets, namelijk: niets, maar God betekent inderdaad niets meer. Het heelal hult zich in een veelbetekenend zwijgen.
Alles wil dat de mens spreekt.
En hij kan niet.
Gij |
|