De Gids. Jaargang 128
(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
A. de FroeGa naar voetnoot+
| |
[pagina 168]
| |
de reptielen, aanvangend op het land, eindigend in het water.
Zo mesosaurus, nothosaurus, plesiosaurus.
Tot ichthyosaurus, gestroomlijnd als een vis, het waagde
in volle zee zijn jongen ter wereld te brengen.
Langs wegen herwaarts en wegen voorwaarts, door zwemmen en vliegen,
worden de reptielen in het Jura-tijdperk
ot heersers te land, te water en in de lucht.
Ook schildpadden keerden weer.
Twee maal trachtten in het Jura krokodillen hen te volgen.
Heden ten dage beproeft Boaja, de Oostindische krokodil,
in de wateren rondom Indonesië en Australië
zijn machtssfeer uit te breiden.
Zeven maal poogden zelfs de slangen zich te bekeren.
Zij rekten zich tot gevaarten van elf meter
met 565 wervels en 451 ribben: tevergeefs.
Zij waren onthand. Ook Loch Ness bergt geen slang.
Waterzucht erfden vogels en zoogdieren.
Reeds de oerduikvogel gaf het vliegen op
om een geducht visjager te worden.
Hij leeft voort in de pinguïn.
Kort na hun ontplooiing, vijftig miljoen jaar geleden,
keerden geweldige roofzoogdieren naar de oceanen terug:
de oerwalvissen, die hun pels, armen en benen,
ja zelfs hun tanden offerden om de zeeën te beweiden.
Beren bekeerden zich tot robben en russen en volgen de paden der zee.
Ook aan de mens knaagt het heimwee.
Naar het model van de begaafde en speelzieke dolfijnen
dacht hij zich meermannen en meerminnen,
dreigend en lokkend zeeman en zee-min.
Vanwaar dit oeverloos verlangen?
Meer, mare is verwant aan sterven.
Is het doodsdrift die het leven neigt naar zijn aanvang?
Gaat het 'niet om het leven, maar om het varen?
|
|