[Tweede deel]
[Commentaar]
Het eerste couplet van ons volkslied spreekt eerbiedig over ‘den Coninck van Hispaengien’, en trots over het duitse bloed. Nu ruim een jaar geleden heeft een van de prinsessen van Oranje, Irene, de eerbied voor het Spaanse koningschap op wel zeer persoonlijke wijze tot de hare gemaakt. Bij het verschijnen van deze Gids heeft het er alles van dat de kroonprinses, Beatrix, haar huwelijkspartner gekozen heeft uit die van ‘Duytschen bloet’.
Prinses Irene heeft uit de weerzin tegen de pretenties van haar echtgenoot naar de lege troon te Madrid begrepen wat haar te doen stond. Zij zag af van het vragen van de in haar geval vereiste parlementaire goedkeuring. Zij handelde juist; niet alleen omdat de aspiraties van Hugo van Bourbon Parma onverenigbaar moesten worden geacht met haar plaats in de lijn van de troonopvolging. Zonder twijfel zou de associatie van een lid van ons koningshuis met het regime van de heer Franco spanningen hebben opgeroepen, die riskante gevolgen voor de constitutionele monarchie zouden hebben gehad.
De vraag is nu, hoe een huwelijk van prinses Beatrix met een Duitser, in casu de Westduitse ambtenaar Claus von Amsberg, moet worden beoordeeld. Vast staat dat alleen al de geruchten over zo'n verbintenis bij tallozen in ons land een ernstige emotionele schok teweeg hebben gebracht. Maar daar komt bij: de heer von Amsberg is, zij het op jeugdige leeftijd, bij de militaire machtsontplooiing van zijn land betrokken geweest. Het ligt voor de hand dat hieraan, zo niet gerefereerd, steeds gedacht zal worden. Hetgeen betekent dat de omgang van de burgerij met prinses Beatrix zal worden beheerst door onnatuurlijke bevangenheid, die beslist heviger zal worden als de kroonprinses eenmaal haar moeder zal hebben opgevolgd. En dan laten we nog daar de effecten van een Duitse propaganda met dit huwelijk.
Wij zien in dit alles een onaanvaardbaar risico. Men bedenke dat de constitutionele monarchie een optimale afwezigheid van opspraak vooronderstelt: ieder publiek gerucht brengt de politieke verantwoordelijkheid van anderen, te weten ministers, in het geding. Het is zaak dat dit zo min mogelijk geschiedt, opdat de bewindslieden zich ongestoord kunnen wijden aan hun taak.
Wij voorzien in dit opzicht voortdurende moeilijkheden. Het is namelijk niet waar, zoals men het Nederlandse volk wil doen geloven, dat de deelneming van de heer von Amsberg aan de oorlogen van Hitler niets te betekenen heeft. Hij was toentertijd weliswaar jong, maar hij draagt thans het verleden met zich mee, heeft er deel aan door zijn tegenwoordige diplomatieke functie. Uit dien hoofde immers wordt bij voorbeeld van hem verlangd dat hij onder omstandigheden de gebiedsaanspraken van zijn land verdedigt. Dit, en meer, zal doorwerken.
We zien maar één mogelijkheid. Deze: dat prinses Beatrix, indien zij haar hart aan de heer von Amsberg gegeven heeft, ervan afziet om voor haar huwelijk de toestemming van de volksvertegenwoordiging te vragen. Zodat hetgeen voor de heer Hugo heeft gegolden, ook geldt voor de heer Claus. Dat houdt in dat wij prinses Margriet en haar toekomstige echtgenoot Pieter van Vollenhoven kandidaat stellen voor de positie van de onschendbaren in ons midden. Zij hebben tot nu toe een uitermate bescheiden, nuchtere indruk gemaakt. Geheel in overeenstemming met de signatuur van onze samenleving.