De Gids. Jaargang 128
(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
Wouter GortzakGa naar voetnoot+
| |
[pagina 209]
| |
regel. Die hoop van de joodse mensen was eigenlijk de hoop van alle mensen. We hebben het niet geweten. De Moffen zeggen dat zo prachtig. We hebben niet geweten dat de kampen bestonden. En wij konden zeggen dat wij niet wisten dat het fascisme zulke vormen kan aannemen. Ik beschouw dit persoonlijk als volslagen waanzin. We hebben toch elke stap van het fascisme kunnen volgen? We wisten toch hoe het in Duitsland aan de macht gekomen was, parasiterend op de tweedracht van de bevolking? De communisten en sociaal-democraten waren in het bos op elkaar aan het schieten, terwijl de nazi's de steden veroverden. Men wilde eenvoudig niet zien. Het Volk schreef in die dagen dat het nationaal-socialisme in Duitsland geen schijn van kans kon maken, omdat de s.p.d. en de vakbeweging zo sterk waren. Niet weten is waanzin. Er zijn zoveel antifascisten en joden naar Nederland gevlucht. Iedereen wilde geloven dat het lied van de veensoldaten geromantiseerd was. Het was nog niet eens de rauwe werkelijkheid. En Spanje? Hebben we niet kunnen zien hoe een wettig gekozen regering met behulp van bombardementen op open steden door Duitsers ten val werd gebracht door Franco? En wat deed de regering? Die was neutraal. Maar daarmee kozen we de zijde van Franco en speelden we in de kaart van het nationaal-socialisme. Chamberlain in München een stap naar de vrede? Het was een stap naar de oorlog, het uitleveren van Tsjecho-Slowakije. Neen, we werden niet voorbereid.
Nam de c.p.n. een andere houding aan? Bereidden jullie je voor op de oorlog?
Natuurlijk. Wij hebben altijd gestreden tegen het nationaal-socialisme.
Bereidden jullie je direct voor op een Duitse aanval?
Dat is pas in een laat stadium gebeurd. Vanaf het moment dat er sprake was van een mobilisatie. Dus in 1939.
Dat viel dus ongeveer gelijk met het Ribbentrop-Molotow-pact?
Onze activiteiten vielen even na het pact. Voor zover ik ermee te maken had, ging het erom dat de communisten die gemobiliseerd waren - ik ook - met elkaar contact hielden. Politieke contacten waren dat tussen verschillende garnizoenssteden. We spraken nog niet over concrete maatregelen.
Het pact heeft dus geen negatieve invloed gehad op de strijd tegen het nationaal-socialisme?
Ik geloof niet dat we van die strijd afzagen. Wel was er verschil van mening over het verdrag zelf. Ik spreek van eventjes voor de oorlog. Je moet het pact bekijken van uit de situatie toen. De Sowjet-Unie probeerde met Engeland en Frankrijk overeenkomsten tegen het fascisme te sluiten. Chamberlain in München wekte geen vertrouwen bij de Russen. Zij zagen terecht dat als het de Engelsen zou lukken buiten de oorlog te blijven die oorlog dan wel eens tussen Rusland en Duitsland gevoerd zou kunnen worden. Toen heeft de Sowjet-Unie dus dat verdrag gesloten. Men ging daarbij uit van twee dingen. Wij moeten verhinderen dat men zich gemeenschappelijk tegen ons richt. We moeten trachten zo lang mogelijk de vrede voor de Sowjetvolken te bewaren. Niemand kan beoordelen of het verdrag de nationaal-socialisten heeft bevoordeeld. Ik geloof niet dat de Sowjet-Unie er bij het verdrag werkelijk van uit is gegaan dat het mogelijk was het met de nazi's op een akkoordje te kunnen gooien. | |
[pagina 210]
| |
Jullie hebben dus geen neutrale houding tegenover het nationaal-socialisme aangenomen?
Neen, al is er op een bepaald ogenblik, als de oorlog is uitgebroken, wel sprake van geweest.
Doel je op het befaamde artikel in het juni-nummer 1940 van Politiek en Cultuur?
Ja, eigenlijk wel, Ik weet niet precies meer wat daarin stond - dat is makkelijk na te gaan - maar het kwam er in feite op neer het de Duitsers niet lastig te maken. Al gaf men destijds als motief op dat dit artikel tot doel had om de mogelijkheid te scheppen Politiek en Cultuur weer uit te geven, daarmee de mensen op te zoeken en zo dus contacten te leggen om de illegaliteit voor te bereiden. Maar er werd toen ook nog op een ander stramien geborduurd en dat vond ik veel gevaarlijker. Er werd namelijk de stelling verkondigd dat de oorlog een imperialistische oorlog was, dat het niet zo erg was als de Duitsers Engeland bombardeerden, omdat Duitsland en Engeland eigenlijk één pot nat waren.
Bestond daar verschil van mening over in de communistische partij?
Zonder twijfel. Neem maar de praktijk. Voor de oorlog was ik lid van een illegale groep van de partij die uit ambtenaren bestond, een zogenaamde overheidsgroep. Als ik na vijf dagen oorlog gedemobiliseerd word, gaan we stemming maken onder de gedemobiliseerden niet tot de Arbeidsdienst toe te treden. Daaraan werd onder meer meegewerkt door Bertus Webeling en Sem Lobo. En dat was in opdracht van de partij. Dus geen neutraliteit. Maar met het artikel in Politiek en Cultuur was het dus iets anders. Chris Smit - nog altijd lid van de c.p.n. - kwam een stapeltje bij me brengen om onder de overheid te verspreiden. Ik heb het artikel gelezen en weer aan hem teruggegeven. Ik wilde er niet mee werken, want ik was het er niet mee eens. Hoe moest je de oorlog benaderen? Er was een standpunt dat, geloof ik, in het verleden wel juist is geweest; nú geloof ik er niet meer in. Je moest de oorlog, volgens dit standpunt alleen benaderen van uit een klassestandpunt. En dan was er wel wat voor te zeggen dat Duitsland en Engeland één pot nat waren. Je kan niet ontkennen dat Chamberlain feitelijk het nationaal-socialisme gesteund had. Maar de situatie was veranderd. Wij waren bezet gebied geworden en de Duitsers hadden duidelijk gemaakt dat ze de wereld met beestachtige middelen wilden veroveren. En Engeland was in een zeer concrete strijd met de Duitsers gewikkeld. Anderen en ik stonden daarom op het standpunt dat er nog maar één standpunt kon zijn: strijd om de nationale bevrijding. Dat meenden velen. Het is niet toevallig dat Tolstois Oorlog en vrede toen zoveel gelezen werd. Die schreef: ‘Pak alles wat je pakken kan, al is het een stok of een steen. Sla de vijand waar je hem raken kan.’ Maar er waren er in de partij ook die er anders over dachten. Ik weet niet precies hoe de verhoudingen in de partijleiding lagen. Alex de Leeuw, één van onze leidende intellectuelen, stond op het standpunt van nationale bevrijdingsstrijd. Anderen hebben aanvankelijk geprobeerd er in verband met het Ribbentrop-Molotow-pact een beetje tussen door te laveren. Die hadden een ‘afzijdigheidsstandpunt’. Maar dat betekende nog niet dat ze de strijd tegen de nazi's opgaven. Er was ook nog het standpunt - dat hing dikwijls met het afzijdigheidsstandpunt samen - dat de vijand in eigen land stond. Er zijn er in de partij die de opvatting moeten hebben gehuldigd dat de Duitsers onze bevrijders waren. Volgens Daan Goulooze zou Paul de Groot dat eens gezegd hebben. Maar ik wil dit verder in het midden laten. Ik heb in het verleden een oorlog altijd uitsluitend uit een klassestandpunt willen benaderen, en ik meende in 1940 dat het klassestandpunt samenviel met het nationale standpunt. Ik kon me vroeger ook voorstellen dat een bepaalde oorlog gerechtvaardigd kon zijn. Tegenwoordig geloof ik daar niet meer in. Revoluties kunnen nog altijd onvermijdelijk zijn; dat was in Algerije het geval. Maar ik ben tegen elke grote oorlog, waar en hoe en onder welke omstandigheden deze uitbreekt.
Heb je de indruk dat het ‘afzijdigheidsstandpunt’ onder druk van de Comintern en van de Russische communisten is opgegeven?
Het is voor mij, al in 1940, nooit een probleem geweest dat we twee bondgenoten hadden: de Sowjet-Unie en Engeland. Voor mij stond vast dat de Sowjet-Unie nooit buiten de oorlog kon | |
[pagina 211]
| |
blijven. Maar ik geloof dat de houding van de partijleiding vooral door binnenlandse omstandigheden veranderde. Al sluit dat niet uit dat er ook factoren van buitenaf aanwezig geweest moeten zijn. Er wordt tegenwoordig wel eens de indruk gewekt dat er geen verwarring was in de partij over het Ribbentrop-Molotow-pact. Dat is onzin. Het verdrag heeft hoe dan ook afbreuk gedaan aan de weerstandskracht van de partij en aan de anti-fascistische strijd. Toen de Sowjet-Unie werd aangevallen kwam alles voor iedereen veel makkelijker en duidelijker te liggen.
Is die omslag naar, laten we zeggen het ‘rationale’ standpunt van invloed geweest op jullie illegale werk?
We zijn oorspronkelijk gewoon doorgegaan in onze overheidsgroepen. Die waren al illegaal vanwege het ambtenarenverbod. Er werd toen in Amsterdam een illegale leiding opgericht en een comité in breed verband, waarin ook niet-communisten zitting hadden en die eens in de veertien dagen bij elkaar kwamen om de toestand te bespreken. De neutrale Bond van Overheidspersoneel liet zich opslokken door het Nationaal Arbeidsfront, een nationaal-socialistische organisatie. Wat moest de moderne bond doen? Er werd een vergadering uitgeschreven in Krasnapolski, al vóór februari 1941. We gaven het parool die vergadering massaal te bezoeken. We wisten dat er gepleit zou worden voor aansluiting bij het naf. Secretaris Staal voerde het woord en zei dat de aanwezigen vrij konden zeggen wat ze op hun hart hadden. Wij stonden in een gedwongen positie, zei hij; we moesten de realiteit onder ogen zien en ons aansluiten bij het naf. Toen heb ik gesproken. Ik heb eerst de bestuursleden achter de tafel gevraagd wat zij ervan dachten. Ik meende dat dit belangrijk was en dat hun houding zeker een rol zou spelen na de oorlog. Ze antwoordden allemaal dat ze er net zo over dachten als Staal. Maar het heeft geen rol gespeeld. Ze hebben later Staal laten vallen en zijn allemaal teruggekomen. Ook zij die met de Winterhulp-bussen liepen. Een is er zelfs kamerlid geworden. Toen heb ik gezegd dat het vrije spreken misschien gold voor het bestuur maar niet voor ons. Lid worden van het naf, zei ik, is het meest platvloerse verraad wat denkbaar is, want het naf is geen vakorganisatie maar een verlengstuk van de n.s.b. Wij doen niet mee en zijn zelfs niet bereid erover te praten. Nou is het heel vreemd, maar we zijn als één man - het was een vergadering van zo'n achthonderd man - opgestaan en hebben de zaal verlaten. Ik wil hier alleen maar mee zeggen dat ook in die tijd al strijd geleverd werd. Dat comité, waarin ook niet-communisten zaten, is niet zo heel vaak bij elkaar geweest. Zo'n drie keer. Bij de vierde bijeenkomst is eigenlijk de februari-staking opgezet.
Dus de organisatie van de februari-staking was niet het werk van de communistische partij?
Zo kun je het ook weer niet zeggen. De partijgenoten in het comité hadden hun instructies van de partij. Maar zíj deden het. En er is verder ook individueel opgetreden, zoals door Willem Kraan en Piet Nak. De communisten staken op het beslissende moment de lont in het kruit en het werd een staking van de hele bevolking. De beslissende vergadering van het Comité werd gehouden op de 24ste februari op de Lijnbaansgracht. Toen hadden Nak en Van Nimwegen op de Noordermarkt al op een demonstratie het woord gevoerd. We hebben nooit gedacht dat de staking op die manier zou verlopen. We gingen er van uit dat de staking niet zo massaal zou zijn. Hij kreeg een georganiseerd begin bij de tram en bij publieke werken. We hebben toen allerlei trucs toegepast, bij voorbeeld door te zeggen daar en daar wordt gestaakt - terwijl dat niet waar was - en wat doen jullie? Toen breidde de staking zich snel uit.
Hoe was toen de illegale leiding van de c.p.n.samengesteld?
De illegale leiding bestond vanaf het begin uit De Groot, Dieters en Jansen.
Was er toen al een ‘reserve-leiding’ gevormd voor als de top zou worden uitgeschakeld?
Nee. Er was een Amsterdamse leiding met onder meer Frits Reuter. In die beginperiode was er alleen nog maar politiek verzet, geen gewapend verzet. | |
[pagina 212]
| |
Wanneer begon het gewapend verzet?
Door de februaristaking was wel de verzetsgeest aangewakkerd, maar de overheidsgroep van de c.p.n. was gedesorganiseerd door arrestaties. Gilliéron, Gordon en ik krijgen dan de opdracht de leiding in Amsterdam opnieuw te organiseren. Als dat gebeurd is, doe ik het voorstel mij met andere werkzaamheden te belasten, met de voorbereiding van het gewapend verzet.
Dus het gewapend verzet is eigenlijk in 1941 begonnen?
Later nog. Eerst op het einde van 1942.
Wanneer werden jullie voor het eerst actief?
Merkwaardig genoeg gebeurde dat al eerder. Maar dat was nog incidenteel. Op koninginnedag, 31 augustus 1941. We probeerden toen in Amsterdam een locomotievenloods in de lucht te laten vliegen. Dat is trouwens mislukt. Meer succes hadden we met iets anders. Om de nodige tramelant te veroorzaken en de verzetsgeest levend te houden besloten de communisten op koninginnedag met rood, wit en blauw en oranje te werken. Dat ging als volgt. Achter op de fiets hadden we bussen met confetti in de nationale kleuren. In die bussen zaten gaatjes en het rood, wit en blauw vloog in alle richtingen op straat. Ook het parool de oranje tramkaartjes in het knoopsgat te steken leidde tot grote relletjes. Er is in 1941 toch wel van alles gebeurd. Enorme demonstraties op het Damrak. Onze pogingen De Waarheid aan de man te brengen. En er waren gevechten met de n.s.b. Elke zaterdagavond op het Damrak en in de binnenstad. Vooral de overheidsgroep speelde hierbij een grote rol, maar die had het betrekkelijk makkelijk, omdat die al voor de oorlog illegaal was. Die groep kon doorwerken toen een deel van de leiding en een aantal leden waren gearresteerd. Er was verraad in het spel geweest en er kwam een groot proces in Utrecht - het eerste uit de bezettingstijd - waarin doodvonnissen geveld werden. Maar omdat niemand doorsloeg kon het apparaat gewoon doorwerken. Het daadwerkelijke gewapende verzet komt echter pas in 1942 op gang.
Hoe werd het gewapende verzet geleid?
De eerste contactgroep die zich met gewapend verzet bezighield bestond uit Jan - Rik van Gilse, Max Meyer, Jan Schouten en mij. De groep heette m.c., militair contact; dat werd door de Duitsers al vlug omgedoopt in Moordcentrale. Dat was inderdaad een vorm van activiteit waarmee we ons al zeer vroeg hebben beziggehouden. Met de opruiming van s.d.-ers. Als begindatum kan je dus 1942 nemen.
Zijn er dan ook al gereformeerde groepen?
Die komen pas later.
Hebben jullie van het begin af geprobeerd contact met anderen te krijgen?
Het is vanaf het begin de opzet geweest dergelijke contacten te bewerkstelligen. Maar aanvankelijk waren het vooral groepen van onze eigen mensen. We vormden verschillende groepen. Het grote probleem is altijd geweest hoe de groepen onderling te verbinden. We zijn altijd zo gedecentraliseerd mogelijk te werk gegaan. En er is al heel wat gebeurd in 1942. Lees De Telegraaf uit die tijd maar en kijk wie er gefusilleerd werden en wat ze onklaar gemaakt hebben. We hebben toen ook de grote groep van Banning opgericht. En er waren, al voor Trouw gaat verschijnen, kleine groepen a.r.-leden die zich met het gewapend verzet gaan bezighouden. Daar waren prima kerels bij. Dat speelt dus nog voordat de Landelijke Organisatie voor steun aan onderduikers werd opgericht.
Heeft het feit dat de Russen in de oorlog betrokken werden nog invloed uitgeoefend op de houding van de anderen tegenover de communisten?
Ik zei al dat de toestand daardoor duidelijker werd. Natuurlijk heeft de snelle opmars van de Duitsers velen aan het wankelen gebracht. Persoonlijk ben ik altijd van mening geweest dat de nazi's de overwinning niet konden behalen. Voor zover ik het kan overzien, is er niet zo'n grote verandering gekomen in de onderlinge verhoudingen tussen communisten en niet-communisten. Misschien was er meer samenwerking mogelijk | |
[pagina 213]
| |
geweest, maar er gebeurde wel wat gezamenlijk. De grote vraag werd al gauw hoever men met de samenwerking kon gaan. Technisch gezien kon je het best kleine, betrekkelijk zelfstandige groepen hebben. Dan valt het moeilijk een heel apparaat op te rollen. Het was daarom verheugend dat er niet één, maar zoveel verzetskranten verschenen. En daarom was het ook niet te veroordelen dat er naast de Raad van Verzet een l.o.-l.k.p. bestond.
Wat was de Raad van Verzet?
De r.v.v. heeft zich ontwikkeld uit de oorspronkelijke m.c. Die r.v.v. had eigenlijk tot doel om in de illegaliteit meer lijn te brengen, dus meer samenwerking en minder verspilling van krachten. Dat is niet gelukt. Hoewel men wel met de communisten wilde samenwerken, werd de r.v.v. toch te veel als een communistische organisatie gezien. En er waren bovendien de al eerder genoemde technische bezwaren.
Was de r.v.v. een communistische organisatie?
Neen, zeker niet. Ik was de enige communist in de leiding. Andere leidende figuren waren Jan Thijssen, Guermonprez en Gerrit van der Veen. De meeste r.v.v.-ers waren burgerlijke mensen.
Ging het initiatief van jullie uit?
Gedeeltelijk wel. Er was samenspraak met onder meer Jan Thijssen en later met Johan Engels uit Amersfoort, met een ambtenaar Marinus en dan komt Gerrit van der Veen erbij.
Hield de c.p.n. zich tijdens de oorlog bezig met de vraag of ze na de oorlog aan de macht zou komen? Of er een revolutie zou plaatsvinden?
Ik kan slechts oordelen vanaf 1943, toen ik deel ging uitmaken van de illegale leiding van de c.p.n. Toen is dat beslist niet het geval geweest. Wij waren van mening - misschien wel tè lang - dat eerst de Duitsers verslagen moesten worden en dat we daarna wel verder zouden zien. Ik weet niet of mij de vraag gesteld wordt in verband met een verwijt dat nog wel eens geuit is alsof ik de wapens niet eerlijk zou hebben verdeeld. Dat verwijt is larie. De vraag kwam eigenlijk uit andere overwegingen. In een c.p.n.-brochure De cpn in de oorlog staat over de leiding waarvan jij deel uitmaakte: ‘Van de verzwakking der partijleiding door massale liquidatie der kaders werd (in 1943) gebruik gemaakt om een reeks van elementen naar voren te schuiven die vreemde bestanddelen waren in het lichaam der communistische partij. ... Het gelukte de Gestapo om de communistische partijleiding uit te schakelen. Tezelfder tijd werden van uit Londen de voorbereidingen getroffen om de gehele illegaliteit onder haar leiding te plaatsen en voor haar doeleinden te gebruiken. In deze Londense regering speelden de grote internationale trusts de beslissende rol. ... Onder deze omstandigheden was het mogelijk dat allerlei partijvijandige elementen zich meester maakten van leidende posities in het apparaat, waarbij zij als schild goed bekend staande en trouwe partijgenoten misbruikten.’ Jullie zouden dus verraad aan de communistische beginselen gepleegd hebben en te trouw geweest zijn aan Londen. ‘Het doel was in de eerste plaats’, zo staat er verder, ‘Paul de Groot uit te schakelen. Op deze wijze hoopte deze agentuur van het imperialisme de c.p.n. tot een willig werktuig te maken voor zijn belangen.’
Als het waar zou zijn wat daar staat, dan moet ik deemoedig zeggen dat we het misschien fout hebben gedaan. Maar ik heb nog nooit zoveel holle frases gehoord als jij me hier voorleest. Zo iets krankzinnigs. Dat moet door iemand geschreven zijn die geen hersens heeft en in die tijd niet heeft geleefd...
Het is geschreven door Marcus Bakker...
... Dat moet je je toch even goed voorstellen. Het feit alleën al. Het past wel helemaal in De Groots theorieën. Als iemand andere opvattingen had dan deugde die niet. Neem Sneevliet. Die deugde niet, zei De Groot woordelijk, die speelde handjeplak met het nazisme, die was een s.d.-agent. (Sneevliet was een Nederlandse trotskist, W.G.) Maar hoe wil hij verklaren dat die man zonder een woord verraad voor het vuurpeloton is gevallen. Lees zijn afscheidsbrief eens. Die liegt er toch niet om. Als iemand zo'n brief kan schrijven, zo waarachtig en oprecht, dan stijgt hij voor mij tot nog grotere hoogte. Maar dat hele gedoe | |
[pagina 214]
| |
komt uit De Groots theorieën voort. Je moet je even voorstellen wat er gebeurd is. Er zijn dus drie mensen, de partijleiding. Maar zie dat nu niet als een hecht samenwerkende staf. Dat doet aan hun verdiensten niets af. Ik sla de leiding voor 1943 niet lager aan dan die daarna. Voor 1943 waren het dus Jan Dieters, Lou Jansen en Paul de Groot. Ze hebben voortreffelijk werk verricht maar aan het onderlinge overleg tussen die drie schortte dikwijls wel wat. Er werd dan ook in die periode wel geklaagd dat er te weinig van die leiding uitging. Bij voorbeeld door Jan Jansen. Dan wordt op een gegeven moment Jan Dieters gearresteerd en even later Lou Jansen. De laatste had misschien gered kunnen worden als hij tijdig gewaarschuwd was. Paul de Groot blijft over en verdwijnt van het toneel. Er is dan een leiding in Amsterdam die bestaat uit Jaap Brandenburg, Frits Reuter en Jan Postma. Postma, van de Amsterdamse leiding, probeert dan een nieuwe leiding te vormen. Hij heeft contact met Daan Goulooze en Goulooze, Postma, Schalker en Beuzemaker zullen een bijeenkomst hebben in Utrecht. Ik weet niet of ze het adres ooit bereikt hebben, maar de bijeenkomst is in ieder geval niet doorgegaan. Ze werden alle vier gearresteerd. Dan nemen Brandenburg en Reuter het over, omdat ze de meeste onderlinge contacten hebben. Na een tijdje vraagt Reuter, met wie ik contact onderhield, of ik tot de leiding wil toetreden. Op dat moment zaten Brandenburg, Reuter, Puister en Koejemans daar al in. Ik treed geloof ik gelijk toe met Gilliéron; Baruch kwam korte tijd later. Als de Engelsen de hand in het spel gehad hebben, was Brandenburg een Engels agent, want hij was verantwoordelijk voor het vormen van de nieuwe leiding. Deze leiding heeft onderling veel contact gehouden. Iedere veertien dagen kwamen we, in de nacht, op de Vinkeleskade bij elkaar en bespraken we alle mogelijke vraagstukken.
Was er contact tussen De Groot en de nieuwe leiding?
Nee. Nadat de leiding gevormd was kwam de vraag aan de orde of we contact zouden opnemen met De Groot. Ik had daarmee niets te maken, want ik onderhield andere contacten en was de man van het r.v.v. en het gewapend verzet. Maar via verbindingen van Puister komt die vraag opnieuw aan de orde. Brandenburg neemt de taak op zich contact met De Groot te leggen. Hij komt terug en deelt mee dat het beter geacht wordt De Groot niet meer in het illegale werk te betrekken om hem te sparen voor na de oorlog. Wij dachten dat dat het resultaat was van een gesprek tussen Brandenburg en De Groot. Ik heb er vrede mee gehad. Want denk nu niet dat wij zo stonden te trappelen om De Groot weer deel te laten uitmaken van de leiding. De man was technisch niet in staat geweest om in zo'n apparaat verder werkzaam te zijn. Dat vraagt ook nog een bepaalde techniek voor wat de veiligheid betreft. Op het sterfbed van Brandenburg heb ik gehoord dat het anders is gegaan dan hij toen vertelde. Dat was in 1957 in Berlijn. Freek, zei hij, hij noemde me toen geen Gerben maar Freek, mijn illegale naam, ik weet dat het met me afgelopen is en wil je toch nog iets zeggen. Ik heb nooit een gesprek met De Groot gehad. Ik was op het goede adres, zag hem, maar hij gaf niet thuis. Ik heb een brief geschreven en verzocht die aan De Groot te geven. Dat is kennelijk gebeurd. Enkele dagen later heb ik opnieuw geprobeerd in contact te komen, weer zonder succes. Brandenburg heeft ons aanvankelijk dus een ander verhaal verteld om De Groot te dekken.
Is de nieuwe leiding gekozen?
Neen, gewoon door Brandenburg uitgezocht. Maar nogmaals, die brochure is onzin. Geen objectief onderzoek. Toen dat ding werd geschreven, zaten nog twee leden van de illegale leiding in de partij, Gilliéron en Baruch. Wij zijn niet gehoord. Die illegale leiding heeft, dacht ik, toch niet zo slecht gewerkt. We hadden een voortreffelijk apparaat, verspreidden veel illegale lectuur en er was een goede samenwerking met allerlei groepen. We hadden een goed gewapend verzet en hebben onze bijdrage geleverd aan het neerslaan van het nationaal-socialisme. Dat ons werk goed was hebben de verkiezingen na de oorlog trouwens wel bewezen. En nou schrijft een zekere Marcus Bakker jaren later een boekje. Het kan een beste man zijn maar ik geloof niet in jonge mensen die zo van de schoolbanken in de organisatie stappen, nooit een spat werk hebben uitgevoerd en dan de alwetende uithangen. | |
[pagina 215]
| |
Nog even over De Groot. In de brochure staat een andere lezing dan jij geeft. Daar staat dat een zekere Goudkuil de leiding verzocht of hij contact met De Groot mocht opnemen. Maar dat dat niet mocht. En dat de leiding niets deed om De Groot te beschermen of te steunen. Dat zij hem niet eens aan bonkaarten hielp.
Wat zijn dat voor wrede mensen geweest in die illegale leiding! God, wat hebben wij niet een mensen aan bonkaarten geholpen. Zouden we De Groot dan hebben laten verrekken? Brandenburg had nog iets anders meegedeeld. Die had ons gezegd dat De Groot werk had gevonden bij een distributiekantoor en over voldoende bonkaarten kon beschikken. Hij zat veilig en prachtig mooi opgeborgen in een warm nestje en was van alle gemakken voorzien. Althans volgens zijn beste vriend Brandenburg. Wat kan het mij verrotten wat De Groot verder heeft uitgespookt? We hebben hem niet nodig gehad en niet vergeten ook. Hij wilde per se geen deel meer uitmaken van de leiding en had het niet gekund ook. De leiding heeft in één samenstelling sinds 1943 gefunctioneerd. Alle leden zijn uit handen van de s.d. gebleven. De Groot zou toch niet willen beweren dat de Gestapo net achter ons aanzat?
Daarover staat in de brochure: ‘Wagenaar stond in persoonlijk contact met de leider van de Geheime Dienst Nederland, Schoenmaker, die volgens eigen zeggen in verbinding stond met de s.d. Toen Wagenaar zelf aan het einde van 1944 op straat werd gearresteerd en overgebracht naar de Tulpkazerne werd hij na enkele uren weer vrijgelaten. Hoewel hij al sinds de februari-staking was ondergedoken, droeg hij zijn eigen persoonsbewijs.’
Wat wou je weten? Die Schoenmaker? Ik heb één of twee maal contact met hem gehad. Een goede jongen, maar hij was mij te wild. Met die dienst zelf heb ik meer contact gehad. We verzonden nog wel eens berichten voor elkaar. Schoenmaker was bij mijn weten net fout met zijn s.d.-contacten. Er zijn mensen die hebben zo weinig begrip van dit werk dat ze denken dat je fout was als je contacten met de s.d. onderhield. Natuurlijk hadden we contact met de s.d. Een van de voornaamste secretaressen van de s.d. was gaan werken en doorgaf wat daar gebeurde. Ikzelf heb overigens niet veel rechtstreekse contacten met de s.d. gehad. Maar dergelijke contacten kwamen wel voor. Of wou je iets weten over die ‘arrestatie’? Dat was geen echte arrestatie, dat was een aanhouding. Dat is me tijdens de oorlog wel meer overkomen. Ik had mijn eigen persoonsbewijs. Dat was het beste. Je moet weten dat de s.d. een opsporingsregister had, een klein maandelijks samengesteld boekje (niet het ‘grote’ register dus). Dat boekje kregen wij gelijk met de s.d. in handen. Je kon dus nagaan of je gezocht werd. En ik stond er niet in, niemand kende me in die tijd en ik heb dus met mijn eigen p.b. gewerkt. En nu die Tulpstraat-zaak. Ik had op de Reinier Vinkeleskade twee verdiepingen tot mijn beschikking. Daar zat ik prachtig. Maar op straat nam ik niet altijd al mijn spullen zelf mee. Om minder gevaar te lopen gaf je je tas dikwijls mee aan een koerierster. Ik had een hele goede, Nel Warnink. Nu was dat met die controles op persoonsbewijzen heel merkwaardig gesteld. Je had op het laatst zo'n ervaring dat je niet gecontroleerd werd als je niet wilde. Die morgen had ik niets bij me. Ook geen revolver. Nel Warnink had al mijn spullen. Ik liep van de Vinkeleskade naar de Vijzelstraat en zie twee mannen aankomen. Normaal hadden ze misschien gewoon doorgelopen. Maar omdat ik niets bij me had heb ik ze eigenlijk een beetje geprovoceerd en ze hielden me aan. Eén van de twee vraagt om mijn p.b., kijkt het in en zegt dat het niet echt is. Ik zeg: het is me toch als echt verstrekt. Er zijn - tussen haakjes - heel wat mensen gearresteerd, niet omdat hun valse persoonsbewijzen niet goed waren nagemaakt, maar omdat ze bang werden. Dat lieten ze merken en dan kregen ze een extra zware controle. Valse p.b.'s hadden een enorme psychologische uitwerking. Maar het mijne was echt en bang zijn had ik zo langzamerhand wel afgeleerd. De kerels zeggen dat ze het even moeten controleren. En ik ga mee. Kijk eens, als ik wat bij me gehad had dan zou ik anders gereageerd hebben. Nu ging ik dus mee naar de Tulpkazerne. Toen we daar waren gearriveerd bleef één van de kerels bij me staan. De ander ging naar binnen met het p.b. Het was de oude truc. Even kijken of je zenuwachtig werd, dan verraadde je jezelf. Na vier | |
[pagina 216]
| |
minuten kwam de man terug, gaf me het p.b. en zei dat het in orde was. Dat is het hele verhaal van mijn aanhouding en urenlange verhoor in de Tulpkazerne. Ik heb er nooit een geheim van gemaakt, vertelde het in de leidingvergadering die erop volgde, waar ik van Reuter hoorde dat er in Zuid veel aanhoudingen plaatsvonden en op een jeugdvergadering na de oorlog. In 1958 maken ze er dan in de c.p.n. plotseling een punt van. Moet je dat nu serieus nemen?
Je zinspeelde net op een situatie waarin je je pistool wel bij je had.
Wil je een sterk verhaal horen? Ik voel daar niet zoveel voor. Je moet er bijna altijd rotdingen bij vertellen. Dat is niet zo plezierig. Eén keer bevond ik me in Amsterdam in een rotsituatie, al had ik toen ook geen revolver bij me. Op een bepaald ogenblik zijn Gerrit van der Veen, Paul Guermonprez en Limpers gearresteerd. De koerierster van Guermonprez, ‘Thea’ Siegenbeek van Heukelom blijft op haar adres wonen. Ik spreek haar en zeg haar dat dat te gevaarlijk is en dat ik geen contact meer opneem zolang ze daar blijft. Maar dan moet ik toch naar haar toe omdat er in het Zuiden veel arrestaties vallen en ik weet dat zij contacten met het Zuiden onderhoudt. Ik ga met een koerierster, ‘Ries’ Poldervaart, een geweldige meid tijdens de bezetting. Zij heeft mijn spullen, ik ga naar Thea en zij blijft wachten. Thea is niet thuis maar op haar werk, op de hoek van Keizersgracht en Leidsegracht, op het architectenbureau Van der Linden. Dus daarheen. De deur gaat open en een meneer zegt: komt u binnen. Ik ken hem niet, ik ken daar niemand, maar ik zeg: ik heb boven een paar maal gebeld, maar ze doen niet open. Zeker de stad uit. Onderwijl brengt hij zijn hand naar zijn binnenzak. En ik had niets bij me. Ik droeg een witte regenjas en reageerde door mijn hand in mijn zak te steken en mijn vinger naar voren te doen. Toen twijfelde hij en zei die mensen niet te kennen. Waarop ik me zo beleefd mogelijk verontschuldig en weer naar Ries terugging, die op enige afstand wachtte. Tegen Ries zeg ik dat ik het niet vertrouwde, omdat er een man was die me te vreemd met zijn hand naar zijn binnenzak ging. Wie zegt er nu in de oorlog tegen een wild vreemde: komt u binnen, mijnheer. Dat kon niet goed zitten. Dit alles speelt zich zo ongeveer tussen vier uur en half vijf af. Daarna ga ik naar Max Meyer. Volgens hem was om twee uur het adres nog goed want toen had hij er nog honderd bonkaarten afgeleverd. We nemen de proef op de som en bellen op. Ik heb de telefooncode en vraag Thea aan de telefoon. Thea is even een boodschap doen, maar komt u maar even langs wordt er gezegd, ze is zo terug. Voor mij staat het dan vast dat de s.d. op het adres is en we waarschuwen zoveel mogelijk mensen. We hadden gelijk. Na de oorlog hoorde ik van Thea, die me had zien aankomen en had horen bellen, maar niet kon waarschuwen omdat de s.d.-ers om haar heen stonden, dat ze er aldoor op gerekend had met mij geconfronteerd te worden. Ze hebben op dat adres nog wel een ander te pakken gekregen. Cas Oorthuys vertelde me na de oorlog dat hij om ongeveer half vier op dat adres aanbelde, dat ze tegen hem zeiden binnen te komen en dat hij toen gearresteerd was. Ik vroeg Cas of hij zich herinnerde dat er gebeld was en of hij nog wist wat de s.d.-er vertelde toen hij van de voordeur terugkwam. Hij herinnerde zich beide voorvallen, en de s.d.-er had zich ervan afgemaakt met de mededeling dat er een boodschappenjongen aan de deur was geweest. De moraal van dit verhaal is, hoe gek het ook klinkt, dat de s.d. laf was. Het was een klein kunstje voor de s.d.-er geweest zijn pistool te trekken. Maar hij liep het risico dat ik hem net voor zou zijn, want hij dacht natuurlijk dat mijn in mijn jaszak uitgestoken vinger een revolver was. Ik heb nu een paar maal gesproken over koeriersters. Ik wil er nog wel wat over zeggen. Ik geloof dat er over de koeriersters na de oorlog veel te weinig gesproken en geschreven is. Wat die jonge vrouwen en meisjes gedaan hebben is niet te geloven. Zonder de koeriersters zouden wij niets te betekenen gehad hebben.
Heb je nu, ter afsluiting, ook een verhaal met een pistool èn een knal?
Ik heb je al gezegd dat er altijd rotdingen bij verteld moeten worden. Ik ben er niet gek op. Wel wil ik op een probleem uit de bezetting wijzen. Het was altijd moeilijk om na te gaan wat het effect was van wat je deed. Van sommige dingen weten we het goed. Hoeveel bommenwerpers van het vliegveld Gilze-Rijen er in 1943 in de lucht | |
[pagina 217]
| |
zijn ontploft omdat ik ze onklaar gemaakt heb weet ik niet precies, maar het moeten er volgens ooggetuigen tussen de 18 en 25 geweest zijn. Enige keren hebben we het ijzerproces in de hoogovens gesaboteerd door de ovens in de lucht te laten vliegen. En transformatorhuisjes werden herhaaldelijk in de lucht geblazen. Een groot succes was ook de sabotage bij Loos & Co aan de Grasweg in Amsterdam-Noord waar ze carbid en zuurstof maakten. Limpers kwam via een ingenieur daarover het een en ander te horen. Het bedrijf was voor de Duitsers van vitale betekenis. Er wordt een plan gemaakt om de drie transformatoren van het bedrijf onklaar te maken. De transformatoren staan in de kelder en ze zullen ons de sleutels in handen spelen. Opeens moet het plan, hals-over-kop, een week eerder worden uitgevoerd. Gelukkig krijgen we de mensen bij elkaar en Gerrit van der Veen zorgt voor de springstof. We hebben slagkoord maar geen ontstekingsapparaat voor de lont. Dat maken we van een pillendoosje. Mijn vrouw, die ik bijna nooit meer zag, zorgde voor de pistolen. Het was nogal ingewikkeld. Je kon maar op één manier bij de fabriek komen, en je moest tien minuten lopen. Je moest dus tijd hebben om weg te komen voor de ladingen ontploften en de ladingen mochten niet te zwaar zijn want in het bedrijf werd gewerkt. De portiers, er waren er twee in plaats van één, werden overmeesterd en met het gezicht tegen de muur gezet. Er gingen een paar dingen niet zoals we gedacht hadden en Ko Brasser en ik, die de ladingen aanbrachten, werden verschrikkelijk smerig. Bovendien was er een fout gemaakt met een van de voorontstekingen waardoor een van de ladingen te snel zou ontploffen. Toen we klaar waren kwamen een paar arbeiders uit het bedrijf naar beneden. We waarschuwden hen, maar ze wilden geboeid en opgesloten worden. Dat deden we, maar het werkte vertragend. Nog op de Asterweg hoorden we de eerste klap. Bij de brug van de Ranonkelkade stond mijn vrouw, die de tas met pistolen weer overnam. Brasser en ik zijn toen eerst naar mijn moeder gegaan, in de Van der Pekstraat, om ons een beetje op te knappen. Ik had haar al die jaren niet gezien. Toen hoorden we de tweede klap. En toen we op de pont stonden hoorden we de derde. De bedrijven hebben maandenlang zonder carbid en zuurstof gezeten. | |
Bert Voeten FamiliepapierenAl twintig jaar probeer ik
woorden te vinden waardoor het
voorstelbaar wordt. Ik geef toe,
met míjn woorden kom ik er niet.
Daarom leen ik nu de taal
van de Rode Kruis formulieren,
gedrukte brieven waaraan
de gevraagde inlichtingen
in machineschrift toegevoegd zijn.
Salomon en Grietje op 4.5.43
van uit Westerbork naar Sobibor
op transport gesteld.
Op 7.5.43
in Sobibor vergast.
Hun dochter Bettie en Hans,
haar man, op 10.8.42
van uit Westerbork naar Auschwitz
gedeporteerd. Volgens Liste A Nr. 4
op 30.9.42
in het ressort van het KZ Auschwitz
aan de gevolgen van ziekte,
uitputting of vergassing overleden.
Hun zoon David en Charlotte,
zijn vrouw, op 31.8.43
van uit Westerbork naar Auschwitz
op transport gesteld. Charlotte
op 3.9.43
in het ressort van het KZ Auschwitz
aan de gevolgen van ziekte,
uitputting of vergassing overleden.
Over David, die Dave werd genoemd,
kwamen pas in april '51
nadere gegevens. Hij moet
(blz. M. 2 onder no. 40)
tussen 7.10.43
en 31.1.44
in Warschau zijn overleden.
Doodsoorzaak onbekend
| |
[pagina 218]
| |
Veel van ons werk bestond dus uit sabotage. We hebben niet in militaire eenheden geopereerd. Dat was misschien wèl het geval geweest als we actief bij de eigenlijke bevrijding zouden hebben moeten optreden.
Hoe bekijk je nu je eigen aandeel in de strijd tegen de bezetter? Ik bedoel in het licht van alles wat er na de oorlog is gebeurd.
Het is waanzin om te zeggen, dit en dat is na de oorlog gebeurd en als ik alles vooruit geweten had dan zou ik... Mensen die zo praten hebben tijdens de oorlog niet met het goede besef, niet van uit de goede overtuiging gewerkt. Ik heb nergens spijt van. Van niks in mijn leven heb ik spijt. Wat ik deed heb ik op een bepaald ogenblik noodzakelijk geoordeeld. Niks herhaalt zich op dezelfde manier en je kunt dus ook niet zeggen als dit of dat gebeurt dan doe ik zo. Dat is getheoretiseer. Wat mij betreft is alles heel simpel gegaan. Ik ben in volle overtuiging en bewustzijn dit werk gaan doen. Na rijp overleg met mijn vrouw. Sommige mensen zeggen: dat heb je uit edele motieven gedaan. Dat is waanzin. Ik ben erin gegroeid, dat is het. Ik had eigenlijk maar één motief. Ik zag onrecht en leed, ik zag hoe ze de mensen vervolgden. En wat ik deed ondernam ik om met mezelf in vrede te leven. Ik heb eenvoudig tegen mijn vrouw gezegd: ik ben bang, als ik niets doe, straks niet met mezelf in vrede te kunnen leven. |
|