De Gids. Jaargang 128(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] Leo Vroman Een raadsel Werd ik te jong gevierendeeld? Het kchaaa waarmee mijn kleding scheurde geeft dan een aardig wereldbeeld van wat er toen met mij gebeurde op veertien mei negentien veertig. Dat uit het stukgerekte vel iets nakend nieuws te voorschijn stiet is bijzaak, want nu kraait het wel maar toen miauwde het zelfs niet op veertien mei negentien veertig. Sindsdien tot vreemdeling volgroeid dank ik daarvoor de vuile man die zó mijn lot heeft uitgebroeid dat ik zijn haar nog proeven kan sinds veertien mei negentien veertig. 's Nachts doe ik daarom soms nog joods, Hitler wurgend in mijn bed met een Engelklauw des Doods alleen al voor de pret van veertien mei negentien veertig; [pagina 207] [p. 207] dan maak ik spijkerklonten klaar en prop die stokkend in de muilen van hen die vijfentwintig jaar geleden Tineke doen huilen op veertien mei negentien veertig. Dat straatlicht op je natte wang! Dat hijgen van het achterlaten! Dat zeven jaren doelloos praten tot allerandersten; zo lang geleden waarom toch zo lang ik niet ben overleden gebeurt het nog? Gebeurt het nog. Nog wil ik dat de doodgeporden uit hun moordenaars' van voren gezwollen buiken schaterend worden her her! schaterend her herboren. O het is allemaal voorbij. Geen schedelbeen kan nog onthouden hoe het zo los en in de koude grond, sinds welke mei, en wie het wenen blijft bewegen als er geen wind is, geen meiregen meer maakt dat hij Is leven dan geen avontuur dat zich na de dood verspreidt als nevel na de waterval die overal oprijst op den duur en over alle eeuwigheid? Raadsel: het kan er niet meer zijn, het is kapot en dus gered, en het blijft schreeuwen van de pijn. Wie doet dat, en wat is het? Vorige Volgende