De Gids. Jaargang 128
(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdH.J.F.M. SneevlietGa naar voetnoot+ AfscheidsbriefIn het vraaggesprek met Gerben Wagenaar spreekt deze over de afscheidsbrief, die Sneevliet schreef kort voor hij op 12 april 1942 werd gefusilleerd in het concentratiekamp Amersfoort. De brief, die wij hieronder afdrukken, was gericht aan zijn vrouw, die zich toen eveneens in hechtenis bevond. Amersfoort, Zondag 12 April 1942
Mijn eigen, lieve, goeie Moeder Mien!
Nou jou nog een brief en dan ben ik klaar! Vannacht tussen 3 en 5 uur heb ik geschreven aan: 1e de Staatsanwalt inzake jou, 2e de advocaat De Pont over jouw belangen, 3e aan mijn zuster in Vught, 4e aan je dochter Bep en gezin. Met jou sluit ik de serie af, opdat je zult weten, dat ook zoveel uren na je afscheidsbezoek mijn gemoedstoestand onveranderd dezelfde gebleven is. ‘Sursum Corda’ dat wil zeggen: ‘Hoog de harten’. Lieveling, alléén toen jij bij me binnen kwam j.l. Vrijdag, is me het gemoed volgeschoten. Nooit heb ik zo goed geweten, wat je voor mijn innerlijk zijn, het beste in mezelf, was geworden dan in die weken van scheiding, die in de nacht van 5 op 6 Maart, op juister na 6 Maart, in de Amsterdamse gevangenis zijn begonnen. Alleen in mijn cel op de Amstelveense weg hield mij de zorg over jouw toestand in de eerste plaats bezig. Vaak probeerde ik enige inlichting van de wachtmeester te krijgen. Onder een en hetzelfde dak en toch zo onbereikbaar ver! De informaties, die ik elders kreeg waren geruststellend doch ik zag jou eerst op Vrijdag 10 April in de meest trieste omstandigheden, die denkbaar waren. Desondanks zag ik direkt, dat je jezelf flink gehouden had en wist ik heel diep in mezelf, dat je een dappere vrouw bent met innerlijke kracht. En blij was ik toen je zei, dat onze ring aan jouw vinger blijft, je gehele leven! En ik dacht dit, dat je na het herkrijgen van je vrijheid nog een ring zult aanschaffen, waarin het haar verwerkt zal warden, dat je uit mijn grijzende baard hebt geknipt! Ook die ring zal een datum krijgen, die van ons laatste korte samenzijn op 10 April! Die nieuwe ring zul je aan dezelfde vinger dragen. Je zei terecht: ‘Er was zo heel veel goeds in die 13 jaar van samenleven.’ Dat was ook zo en het bewustzijn daarvan is in ons zwerversbestaan wezenlijk gegroeid, dus sedert Mei 1940! Zware dagen hebben wij gekend bij de dood van Pim en PamGa naar eind1. Gemeenschappelijk gedragen leed maakte de bindende krachten sterker dan alle | |
[pagina 219]
| |
storende invloeden, die nooit van jou maar wel van mij afkomstig waren en die je me nu voor goed vergeven hebt. Zolang als je bij me was - dertien jaar - wist ik heel goed, dat de liefhebbende vrouw en zorgende moeder je eigen wezen uitmaakten. Als kind leerde je weinig in de scholen, maar een goed, gezond verstand was je meegegeven in het leven. Dat heb ik zo vaak kunnen vaststellen en weet ik nu beter dan ooit. Dat zal je grote dienst gaan bewijzen bij het verwerken van je leed, het niet meer zijn van jouw ‘dikkop’. Het zal je in evenwicht brengen en je bereid maken om niet alleen een weg door het eigen leven te vinden, maar ook nog bron van kracht te zijn voor jouw BepGa naar eind2, die haar moeder zo sterk nodig heeft. Vaster dan ooit zal je aan haar gebonden zijn en het grote genot smaken van veelvuldig contact met je kleinkind, het heerlijke meiske dat me met haar moeder, jouw Bep, zo fin goêndag heeft gezegd nog op diezelfde 10e April. Er zal warmte om je zijn en vrienden en verwanten zullen je op alle manieren behulpzaam wezen. Met acht man zijn wij voor de dood bestemd. De achterblijvende vrouwen zullen elkaar in vriendschap en zachtheid helpen. Je weet het Moeder: zelfs uitgesproken tegenstanders hebben de gaafheid en trouw erkend van de manier, waarop wij het vaandel van onze beginselen droegen. Het bracht geen rijkdom en geen roem, dat is het lot van dezulken, die niet de wereld van heden en morgen als de hoofdzaak erkennen, maar die in alle omstandigheden aan een toekomst denken waarin normen van hoog gehalte de betrekkingen van mens tot mens zullen regelen. Voor ons zijn wereldvrede en verbroedering geen begrippen geweest, die nooit verwezenlijkt kunnen worden. Van hoe jong af dien ik de tempel van de Solidariteit, de levende kameraadschap van allen voor allen. Tot 8 maal toe maakte ik persoonlijk belang op gewichtige ogenblikken ondergeschikt aan het dienen der Solidariteit. En ik kan het leven niet zien als een mislukking, omdat veel zaad op steenrotsen viel en omdat nu de dood roept in deze gestalte. Ik denk aan de dichtregels van Henriëtte Roland Holst: ‘Ik weet dat dezulken bestaan om de kloof te helpen dempen, waardoor het volk moet gaan’. Ik erken die waarheid en hoop uit haar kracht te putten tot het laatste ogenblik. Ik hield vast aan eigen geloof, eigen weg en eigen roeping en de pater, die mij hier bezocht kon mij er niet toe brengen, Moeder, om een weg terug te gaan, die ik niet als bruikbaar erken. Zo is het goed! Op Westerveld zul je nog weleens zijn om de beide jongens te bezoeken op de stille plaats bij het crematorium. En je zult daar een nieuwe plaats vinden, die gewagen zal van de vaste band, die het leven tussen ons heeft gevlochten! Wees sterk Moeder! Wees jezelf bewust van het vele goede, dat jij in je naaste omgeving zult kunnen schenken. Vind daarin je levensdoel en denk aan jouw eigen Henk, jouw eigen omdat hij met je wilde gaan tot het eind! Gedenk hem in zachtheid. Ik hoop, dat aan jouw afzondering spoedig een einde komt en het normale leven ook in deze harde tijden veel zachtheid brengt aan jou. Lees de gedichten waar je van houdt en luister vaak naar het naklinken van muziek uit ons beider samenleven. Ik kus je handen, je vingers, je haar en je ogen. Dag, Moeder Mien, van je dankbare Dikkop! |
|