[Commentaar]
De heer H.J. Reinink, directeur-generaal van de kunsten en de buitenlandse culturele betrekkingen bij het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, heeft de erepenning geweigerd die de stichting Kunstenaarsverzet hem had toegekend. Hij argumenteerde dat hij nog waarnemend secretaris-generaal van zijn departement was, toen eind 1940 prof. dr. R.P. Cleveringa wegens protest tegen het ontslag van de joodse hoogleraren werd gearresteerd. Wij menen dat de heer Reinink zijn houding thans juist heeft bepaald. Terwille van de helderheid zouden wij wel twee vragen beantwoord willen zien. Ten eerste: hoe kon de stichting Kunstenaarsverzet tot de toekenning besluiten? Ten tweede: heeft de heer Reinink de onderscheiding uit eigen beweging geweigerd, of hebben wij zijn op zichzelf gelukkige beslissing mede te danken aan de lange arm van het verzet?
|
|