De Gids. Jaargang 128
(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
W.L. BrugsmaGa naar voetnoot+
| |
[pagina 28]
| |
macht heten te zijn, maar, als dat zo is, met die macht niet overgelukkig lijken. Zo min trouwens als bij ons de werkers staan te dringen om de vakbondseis tot medezeggenschap te realiseren. Er is de middenklasse, bij ons veilig opgeborgen in de randstadblokkendozen, ook hier steeds sneller verrijzend, die de vooruitgang afmeet aan het aantal kubieke meters woonruimte dat zij tot haar beschikking krijgt en de cilinderinhoud van de auto die zij zich eigenlijk niet permitteren kan. Er is het uitzonderingsgeval van de voormalige heersende klasse, de grootgrondbezetenhebbende aristocratie. Zij is, in tegenstelling tot de Sowjet-Unie, in Polen niet fysiek geliquideerd. Zij heeft het - na de stalinistische periode dan - relatief niet eens zó slecht, omdat zij resterend antiek en een culturele voorsprong te gelde kan maken. Maar zij dwaalt wat doelloos rond in de volksrepubliek, enigszins als een nors-melancholieke kudde wisenten in een natuurreservaat, buigend nog wat ouderwetse ‘Gepflogenheiten’ handhavend. Voorbeeld: een Poolse ‘ci-devante’, die in Warschau een buitenlander buiten de kerk huwde, kreeg van derden de waarschuwing dat zij bij vorst P. niet meer thuis hoefde te komen. Men stelle zich voor: in een communistisch land decreteert klassevijand numero één nog onbekommerd de sociaal-religieuze etiquette. Ook dat vertegenwoordigt een stuk vrijheid. De Poolse landadel hoeft zich overigens niet zeer te beklagen, omdat hij als heersende klasse, objectief gezien, bitter heeft gefaald. Hij heeft de aanzienlijke revenuen uit zijn grondbezit niet industrieel geïnvesteerd, maar gestoken in paleizen waarin Soestdijk zich gemakkelijk zou kunnen keren èn wenden. Hij heeft, zichzelve goed amuserend, zijn land in een staat van stagnatie gehouden, vergelijkbaar met Nederlands-Indië. Zeker, deze auto-kolonisatie heeft ook voor enige wegen, bruggen, scholen en hospitalen gezorgd. Maar zij heeft nagelaten wat onze geprivilegieerde klasse wel heeft gedaan: de koloniale revenuen produktief gebruiken (zij het dan niet voor de Indonesiërs). Wie hieruit enige conclusies wil trekken omtrent de bronnen van revolutie en evolutie kan zijn gang gaan. Veel overeenkomst tussen de Poolse en Nederlandse voormalige bevoorrechten bestaat er dan ook niet. Of het moest zijn dat zij voortdurend over huispersoneel praten en het verminderd normbesef van hetzelve. Met dit verschil: in het socialistische Polen hééft men nog huispersoneel. In het kapitalistische Nederland nauwelijks. De clerus vormt ook een uitzonderingsgeval. De katholieke kerk heeft in Polen haar ontzaglijke macht verworven door twee omstandigheden. Het katholicisme was voor het voortdurend door protestants-Duitse en orthodox-Russische buren bedreigde Polen een nationale identificatie. De kerk werd voorts door de landadel als machtsmiddel gebruikt, als chloroform voor de ongelukkige plattelandsbevolking. Na deze fortuinlijke start groeide zij zelfs tegen de stalinistische verdrukking in, of liever gezegd, juist daardoor werd zij opnieuw nationaal centrum tegen de Sowjetoverheersing. Sinds Gomoelka die druk grotendeels heeft opgeheven, dwaalt de clerus - hoewel zijn macht ongebroken is - geestelijk enigszins in het duister. Wat de kerk onzeker maakt is dit: onder Pius xii werd kardinaal Wyszinski door het Vaticaan als een met de rode duivels pacterende, bedenkelijke man gezien. Sinds Johannes xxiii behoort hij tot de roomse rechtervleugel. Ter zijde: niet Wyszinski veranderde, maar de kerk in Rome. Resten nog de politici en ideologen van deze eenpartijstaat (tenminste als men de boeren- en de democratische partij over het hoofd wil zien). Onder deze theocraten-zonder-theo treft men naast de priesters nog de laatste spirituelen die bekommerd zijn over het verkommeren van geestelijke en politieke interesse. Misschien doen zij vergeestelijkt tegen wil en dank omdat het met de materiële opbouw in hun materialistische maatschappij niet vlotten wil. Hoewel zij gelijk de Sowjet-Russen het bittere voorrecht hebben van het excuus der oorlogsverwoestingen. Wat hen moet steken is dat het Westen materieel datgene heeft bereikt wat zij verwezenlijken wilden. Wat ons bezorgd zou kunnen maken is dat wil tot ascese, tot vandaag offeren voor de betere maatschappij van morgen, minder aan deze dan aan gene zijde van de Elbe te vinden is.
Als dit schetsmatig tableau de la troupe de indruk heeft gewekt dat Polen en Nederlanders identiek zijn, dan is die indruk natuurlijk vals. Alleen hun wensen zijn gelijksoortig. Maar, de verschillen zijn minder groot dan de ideologische propagandisten aan beide kanten | |
[pagina 29]
| |
voorgeven en zij hebben andere dan ideologische oorzaken. De ideologieën aan beide zijden van het IJzeren Gordijn, dat zo langzamerhand wel het IJzeren Vergiet mag heten, zijn niet de oorzaak van onze verschillen en geschillen. Zij zijn er de uitkomst van, de som van historische, economische, geografische gegevenheden, die de nationale situaties vormden. Wie het Oost-Westgeschil primair in een ideologisch licht wil zien, maakt zich schuldig aan een fundamentele en fatale vervalsing. Hij laat zich door dat licht verblinden, zich verdoven door het semantisch gepraat over vrijheid en dwang, democratie en communisme. Zelfs binnen beide systemen heerst die semantische verwarring. De verwerping van de persoonlijkheidscultus (het stalinisme) betekende eveneens dat de industriële revolutie in de Sowjet-Unie en haar satellieten (óók het stalinisme) was voltooid. Door het noodzakelijkerwijs hardhandig inruilen van mensen tegen machines - en door het cultiveren van de halfgod die dat offer rechtvaardigde - was de basis gelegd van de industrialisatie. Die basis moest in Oost-Europa inderhaast worden gelegd, omdat de heersende klassen van weleer het hadden nagelaten. Bij ons staat deze periode reeds in de geschiedenisboekjes onder de rubriek kinderarbeid. De westelijke Stalins woonden in Lancashire, Wales en Twenthe. De huidige verschillen tussen Oost en West komen minder voort uit ideologische disputen dan uit nationale situaties, dat moot men de Gaulle nageven. Futiel maar sprekend voorbeeld uit de huishoudelijke praktijk. Een Poolse vrouw kan niet goed begrijpen waarom haar Nederlandse echtgenoot het nuttig acht enig geld op de bank te hebben. ‘Wat heb je nu aan geld op de bank’, verlangt zij te vernemen. ‘Voor als er iets gebeurt.’ ‘Als er iets gebeurt, heb je er toch niets aan.’ Fundamenteel verschil in interpretatie van ‘als er iets gebeurt’. Voor hem: een onvoorziene rekening van de tandarts. Voor haar: de ineenstorting van de natie, overweldiging door de nabuur, totale catastrofe, waarin men er inderdaad niets meer aan heeft. Ander verschil: het steekt haar dat de Nederlander bij het vernemen van het woord ‘vaderland’ doorgaans in een glimlach uitbarst. De uit- | |
J.C. van Schagen Vannacht in mijn slaapvannacht in mijn slaap
er sloeg een deur dicht
ik ben opgestaan en heb overal gezocht
ik heb het niet kunnen vinden
toch is er iets dichtgeslagen
ik heb het gehoord
ik wéét het
ik weet dat er iets veranderd is
er is een doorgang gesloten
en er is nu niets meer
dat niet onherroepelijk anders is geworden
ik kan alleen niet vinden waar
maar er zal een dag komen
dat ik het weten zal
wie ik geworden ben
spraak: ‘Nederlanders kunnen geen oorlog voeren want zij moeten om zes uur thuis zijn’, amuseert haar niet, maar irriteert haar. Zij is echter wel verbaasd over zijn gewoonte iedere ochtend om zeven uur op te staan en naar zijn werk te gaan, zonder ooit eens een dagje in het zachte bed te blijven omdat hij daar zin in heeft. Conclusie: de Polen zijn gereed voor hun vaderland te sterven, de Nederlanders om ervoor te leven. Maar daar zijn we al terecht bij de Slavische ziel en bij Oblomow, die niet bereid was om voor zijn geliefde een pond suiker om de hoek te halen, wèl om voor haar in een ravijn te springen. Uit deze futiele maar reële voorbeelden valt een tweede veronderstelling te putten. De wezenlijke verschillen tussen Oost en West - die, zeker na de uitbanning van het trotzkisme, meer van | |
[pagina 30]
| |
nationale dan van ideologische aard zijn - vormen geen enkele wezenlijke aanleiding voor het blijvend maken van nucleaire ophef. Omdat de verschillen steeds kleiner worden, en de overeenkomst steeds groter, is er integendeel aanleiding dat wezenlijk proces politieke vorm te geven in een modus vivendi tussen Oost en West. Die kan alleen bereikt worden indien men de ideologieën buiten spel laat en van de nationale situaties uitgaat. En met dat voor ogen, spirituele lezer, begint de reis naar het materialistische Oosten opnieuw.
De reis naar Warschau - één blik op de kaart leert het en men doet er goed aan die kaart bij de hand te houden - voert door de twee Duitslanden. Wanneer men de rit op de Autobahn heeft overleefd, waar de Duitse agressiviteit zich nu per Mercedes uit, komt men bij Helmstedt, waar de grens tussen twee werelden ligt. Met H.A. Lunshof en de honden van de Oostduitse grenswachten voor ogen heeft men nog even de neiging die grens te zien als de scheiding tussen goed en kwaad, en dat geeft een benauwd maar toch wel heilig gevoel. Een historisch opfrissertje leert echter dat bij deze grens de vraag van goed en kwaad irrelevant is. Ter zake doet dat deze grens de uitkomst is van de tweede wereldoorlog, het eindstation van een overwinning. Ter zake doet ook dat de overwinnaars in onderling overleg met deze grens hun invloedssferen markeerden en dat de wensen van de verslagenen daarbij geen punt van overweging zijn. Een kind moot begrijpen dat hij die, in welke richting ook, aan deze grens der invloedssferen raakt, wereldoorlog numero drie ontketent. Laat men de ideologieën ter zijde - en men moet in de diplomatie de ideologieën ter zijde laten - dan komen wij er met ons gehannes over deze grens niet zo goed af. Wij, of liever gezegd, onze Duitse bondgenoten vechten deze grens aan en niet alleen deze, maar ook de oostgrens van de d.d.r., de Oder-Neisse-lijn, waar Polen thans begint. In naam van de democratie, het zelfbeschikkingsrecht, Europa en ander ideologisch allerlei, betwist Bonn dag in dag uit de demarcatielijn van de levenssfeer van Oost-Europa. Daarin en niet werkelijk in de bestuursvormen die aan beide zijden van deze grens heersen, ligt de fundamentele oorzaak van de spanning. En ter zijde: die spanning verhardt onvermijdelijk gindse bestuursvorm die ons niet aanstaat. Inmiddels valt op dat het Sowjet-blok zijn deel van het verslagen Duitsland zoveel beter in de hand houdt dan wij het onze. De parlementaire democratie die wij het door ons bezette deel van Duitsland hebben gedicteerd, heeft de Westduitsers doen geloven dat zij die zegeningen ook oostwaarts van Helmstedt mogen uitdragen en God weet, ook nog oostwaarts van Frankfurt an der Oder. Rainer Barzel van de c.d.u. heeft onlangs verklaard: ‘Miljoenen Europeanen in Warschau en Praag, Boedapest, Boekarest en Sofia hopen op de vrijheid, voornamelijk omdat wij het communistisch regime niet accepteren.’ Dat is, hoe men het ook keert of wendt, een belligerente verklaring. De Duitsers baseren hun nationale verlangen naar oostwaartse verlegging van de demarcatielijn op het zelfbeschikkingsrecht (‘zelfs de negers kregen het’) en dat is een mooi woord, maar het betekent hier niets anders dan een weigering om de rekening te betalen. De rekening voor een verloren aanvalsoorlog. Het is een goed internationaal gebruik om verloren aanvalsoorlogen territoriaal te verrekenen. De Duitsers antwoorden daarop dat Hitler weliswaar een vreselijke man was, maar dat men onrecht niet mag continueren, want dan komt men er nooit uit en ééns moot een nieuw begin worden gemaakt. Het antwoord daarop is eenvoudig: de territoriale schade van Duitsland is geen onrecht, maar recht. Het is zelfs een uitstekend voorbeeld van generale preventie: een agressieve staat móet weten, dat de prijs voor een mislukte poging tot roof gebiedsafstand heet. Wanneer de Westduitsers het herstel van Duitsland in zijn grenzen van 1937 eisen, dan is dat een ongegeneerd verlangen om zelfs de mildste consequenties te ontlopen. Een straf te ontgaan die men niet kan afkopen door het berechten van een paar honderd oorlogsmisdadigers in Westduitse processen. Al moet ook dat gebeuren. Het Duitse herenigingsverlangen binnen de húidige grenzen is daarom nog niet te veroordelen, zelfs uitstekend te begrijpen. De Duitse hereniging zal ééns noodzakelijk - en mogelijk - zijn als sluitstuk van een modus vivendi tussen Oost en West. Men heeft soms de indruk dat dit in Moskou beter wordt begrepen dan in westelijke | |
[pagina 31]
| |
Cees Nooteboom F.Zoals een gezicht verdwijnt
heb jij je laten verdwijnen
met je gezicht in de tijd.
En door de tijd heen zie ik het,
als ik het zie,
met tijd besmet en bestreken.
En ik die hier stil blijf staan
als een lege schoen voor een deur,
in dezelfde tijd zal ik vallen
tot het krankzinnige leven me opheeft
en het niet meer kussen begint,
tot de gene die niet van ons houdt
zijn gezicht van ons afwendt
en het nooit meer strelen en slapen
ons ieder afzonderlijk insluit.
hoofdsteden, die weliswaar lippendienst aan die hereniging bewijzen, maar in feite de deling comfortabeler vinden. Maar als men de vitale belangen ziet die aan de huidige demarcatielijn kleven, is het logisch dat de prealabele erkenning van die lijn - en daarmee enigerlei erkenning van de akelige d.d.r.- noodzakelijk is. Immers, Duitsland kan niet herenigd worden, zolang het voor anderen gevaarlijk is. De enige weg - oorlog daargelaten - om Duitsland te herenigen is dus langs de weg van Oost-West-toenadering en dan confederatie, misschien eens federatie, van de twee Duitse staten. Dat dit een Oosteuropees voorstel is, doet aan de logica ervan niets af. Wat de heer Barzal en zijn Paneuropese dromen betreft: de enige jaren waarin Europa (van de Atlantische Oceaan tot de Oeral) werkelijk zijn eenheid nabij is geweest, waren de jaren 1941-'45, toen het tégen Duitsland verenigd was. En over zijn miljoenen Europeanen in Warschau, Praag en Boedapest nog dit: wanneer die naar vrijheid verlangen, dan begeren zij allerminst dat die vrijheid door Duitse postbodes bezorgd wordt. Zij zijn zelfs bereid een deel van die vrijheid te offeren om hun nationale bestaan in Moskou tegen Duitsland te verzekeren. Voordat wij bij Helmstedt langs de eindeloze file van wachtende Duitse auto's mogen rijden en de grens overschrijden die de enige barrière vormt voor de kwetsbare, wijd open centraal-Europese laagvlakte, nog één woord van afscheid tot de Westduitsers. Zij adviseren ons niet voortdurend over het verleden te praten. Ik volg die raad. Ik heb het niet over de verschrikkingen van het verleden, maar over de gevaren van het heden. Niet over Duitsland van toen, maar over het Duitsland van nu. Over het Duitsland van altijd, dat - nog één blik op de kaart van Europa - door zijn ligging voorbestemd, verleid, gedoemd is voor zijn buren een gevaar te zijn.
Die gevaren zijn in Polen uiteraard voelbaarder dan bij ons. In Frankfurt an der Oder, aan de oostgrens van de d.d.r., de ‘Friedensgrenze’, kijken de communistische grenswachten naar onze papieren: vriendelijk naar een Nederlands paspoort, onverholen vijandig naar een paspoort van de Poolse volksrepubliek. Rijdend over de smalle brug die de broederlanden en de zusterpartijen verbindt, ziet men aan weerszijden geüniformeerden die elkaar aanstaren boven de open monden van hun wapens. Ziedaar de betrekkelijkheid der ideologieën. Die gevaren zijn in Polen ook tastbaarder dan bij ons, omdat ze directer op Polen zijn gericht en omdat op de weg naar Warschau iedere plaatsnaam op iedere wegwijzer voor een poging tot massamoord staat. Een land dat in vijf jaar 22 procent van zijn bevolking verloor, kan er uiteraard moeilijk gerust op zijn wanneer de Duitsers garanderen dat zij de verloren gebieden achter de Oder-Neisse-lijn niet met gewèld terug willen halen. Maar de Duitse claim op Polens ‘westelijke gebieden’ raakt ons, omdat iedere poging haar te realiseren ook van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag radioactieve puinhopen kan maken. | |
[pagina 32]
| |
Mogelijk zal deze overweging hier wat meer belangstelling wekken voor de vraag waarom Breslau maar liever Wroclaw moet blijven heten. Vraag, die naast dit praktisch zowaar ook een moreel aspect heeft. En wel dit: iedereen die voor Polen (en andere Oosteuropese landen) de vrijheid verlangt, zonder eerst uitdrukkelijk de Oder-Neisse-grens te erkennen, is een schijnheilige. Wanneer door oostwaartse verlegging van zijn westgrens Polen een derde van zijn huidige territoir zou verliezen, dan verliest het zijn nationale bestaan. En in dat geval wordt gepraat over vrijheid, een nog academischer excercitie dan het doorgaans al is. De enige westelijke staatsman die uit deze evidentie ook de daadwerkelijke conclusie heeft getrokken, is de Gaulle. Het ziet ernaar uit dat hij komende lente die conclusie nog eens nadrukkelijk zal uitspreken. En ditmaal niet in het Elysée, maar aan de voet van het monument voor de opstand van Warschau. Voor Europa zal dat een dag van belang zijn. Niet voor het provinciaals Europa van de Zes die aan het historisch rad van avontuur een min of meer parlementaire democratie hebben getrokken, maar voor het Europa zoals de wereldkaart dat onpartijdig afbakent. Het Europa waartoe Polen en Hongarije evenzeer behoren als Spanje en Portugal. Dat is uiteraard niet het Europa van de ideologen. Ten oosten en westen van Helmstedt ontkennen die met grote vlijt, dat er zo iets als een proces van naar elkaar toegroeien en de-ideologisering op gang is gekomen. Ideologische ontkenning die uiteraard niet-ideologische motieven verbergt, waarnaar men niet zo verschrikkelijk lang behoeft te gissen. Maar het geweeklaag over het teloorgaan van geestelijk goed zal die feitelijke toenadering tussen volken, wier verlangens al identiek zijn, wier levens het onvermijdelijk worden, niet tegenhouden. Hoe dat eindprodukt Europa, samensmeltsel van moderne maatschappijvormen, eruit zal zien, laat zich eerder voorvoelen dan nauwkeurig beschrijven. Het zal wel meer gestempeld worden door economische eisen en de smaak van de gemiddelde televisiekijker dan door de grootste geesten. Maar de stilte van die wijde, tot invasies nodende open vlakte van Centraal-Europa kan beter verbroken worden door het geknal van cowboy-pistolen dan door nucleaire explosies. Liever door ‘The Saint’ dan door dr. Strangelove. |
|