ten tussen de dichte bomen; vooral wanneer ze naast elkaar naar iets kijken of luisteren dat wij niet weten, dan vormen ze opeens zo'n schaars uitgegroeid en kostbaar zoogdierennest. Soms waarachtig nog sierlijk ook, ze hebben dan ook allebei balletles en Peggy is daar werkelijk wel goed in. Ze studeert op het ogenblik extra, want ze is vereerd met een rol in het ballet van haar onderwijzer, Jimmy. Ze moet door twee andere maagden worden opgetild, maar voorlopig laten ze haar nog hier en daar vallen. Ook heeft de man een sprongetje bedacht waarmee een der organismen zich om zijn hals kan slingeren, maar aangezien het nog niet op een sierlijke manier weer los kan komen heeft hij besloten zich maar even tussen de coulissen te ontlasten. Wat dansen betreft, we hebben de kinderen natuurlijk naar Scapino meegenomen, in het Lincoln Center; dat was omstreeks Kerstmis, en met nog andere levende kinderen: Sylvia Saila, Finse ouders, Rhode Island, een meertje in de bossen; Chris en Kimmy Kako, allermooist, schrikwekkend zwarte ogen, joodse moeder en Japanse vader. De zaal, een strak gewatteerde grot, zo groot als Holland met karpet en glazen omloop, was bijna geheel met mensen bedekt, en de eerste minuten van het programma kon ik haast niet uit mijn ogen kijken van verantwoordelijkheid, vooral vanwege mijn eigen accent in het groot, waarmee de verklede knaap op het toneel grolde. Verder ging alles best, en na afloop gingen we Hans Snoek opzoeken. Ze zag er precies goed uit en kleurde bij de van welvaart welhaast gevederde vloeren alsof zij daar een beknopte bron van was. Achter het buitenste glas voltooiden woeste onvoltooide gebouwen de duisternis. Ik mocht nog even mee met Hans omdat het haar verjaardag was en de troep haar iets moest doen. Ze deed voorzichtig ergens een deur open, en lang zou ze dan ook onmiddellijk leven, volgens allen
daarbinnen. Ik stak mijn hoofd om de deur. Iedereen daar had benen, een meisje, vlak bij, had zelfs levende. Ik had dat misschien ook nog best prettig gevonden maar er waren ook hoofden bij en die keken, dat kon ik onmiddellijk zien, ervan door dus.
Nu daarentegen is het al bijna lente. Verleden week maakten we onze eerste wandeling weer naar het strand; met Candy, de hond. Hij wees ons plekken die we sedert de herfst waren vergeten. De Beach zelfs was niet in staat gebleken zich gedurende de winter geheel te doen verwilderen. Geplette papieren bekertjes, zes maanden lang bevuild en bewassen door eb en vloed, hadden zich slechts wat dieper met het uitgedroogde wier gemengd, en er waren tussen