van zich laten spreken. Het waren de verenigingen van verschillende categorieën K.L.M.-personeel. Zij zegden op een gegeven ogenblik hun vertrouwen op in de leiding van de luchtvaartmaatschappij, omdat die in een nogal spectaculaire onderlinge twist was geraakt. De regering moest er zich mee bemoeien, en er trad na verloop van tijd weer een betrekkelijke rust in. Maar het belangrijkste van wat was geschied kon niet meer worden ongedaan gemaakt. Het personeel van de K.L.M. had - niet met zovele woorden, maar toch heel duidelijk impliciet - de medezeggenschap in het geding gebracht. En, omdat iedereen met de actie rekening wenste te houden, kon worden geconcludeerd dat dat niet zonder succes was gebeurd.
Ook al met medezeggenschap te maken had een opzienbarend rapport, dat begin november werd uitgebracht door de zogenaamde commissie-Scholten, die was ingesteld om over de radio- en televisiewetgeving van advies te dienen. De commissie pleitte voor een doorbraak van het tegenwoordige stelsel, onder meer door het tot nu toe aanvaarde criterium voor toelating in de ether - het getal van verenigingsleden - prijs te geven. Hilversum, zo werd kort en goed geconcludeerd, is een knollentuin van oligarchen, die slechts in schijn groeperingen vertegenwoordigen. En daaraan zal een einde moeten komen, opdat het rijke Hollandse leven zo geschakeerd mogelijk en met de inspraak van velen tot de mensen kan komen. Het spreekt vanzelf dat de omroepverenigingen protesteerden. Vooral verzetten zij zich tegen het voorstel van de commissie-Scholten, om uit de kijk- en luistergelden een neutraal programmablad te bekostigen, dat voor iedereen beschikbaar zou kunnen zijn. Als dat voorstel wordt overgenomen, betekent het een grondige ondermijning van de omroepen. Want die geven thans eigen bladen uit, en de abonnees daarvan zijn tevens verenigingsleden. En verenigingsleden zijn - gegeven het getal als criterium! - het zout in de pap.
Er school in het rapport van de commissie-Scholten nog deze moeilijkheid: aan de minister van O., K. en W. zou in het vervolg moeten worden overgelaten welke groeperingen in aanmerking zouden mogen komen voor het gebruik van zendtijd. Het verzet tegen deze gedachte zag er nogal principieel uit. Want, zo werd geredeneerd, een minister is een politieke figuur, zodat gevaren van willekeur dreigen. Bovendien, het verlenen van zendtijd is iets wat met het recht op vrije meningsuiting te maken heeft. En een vergunningstelsel in dat opzicht moet op zijn minst in een wet worden vastgelegd, kan in ieder geval niet zo maar aan een minister worden overgelaten.
Nog meer over medezeggenschap: onze gasbel van 1100 miljard kubieke meter, wat moet daarmee gebeuren? Moet het een louter gemeenschapszaak worden, of mag een particuliere ondernemer er ook iets aan verdienen? Een vraagstelling, die het (voorlopig) niet verder heeft kunnen brengen dan het stadium van de theorie. Want het stond, toen het