Nieuwe boeken
J.A. Cuddon, The owl's watchsong, a study of Istanbul. - Barrie and Rockliff, London, 1960. XIV, 242 blz. + 12 bladen met afb.
Dit lezenswaardige boek met voortreffelijke foto's dankt zijn titel aan de versregels van de Perzische dichter Firdusi, die geciteerd zouden zijn door Mohammed II ‘de Veroveraar’, toen hij in 1453 de ruïnes van het paleis van de Byzantijnse keizers aanschouwde: ‘The spider spins his web in the Palace of the Caesars / And the owl sings her watchsong on the Towers of Afrasiab.’
De auteur, wiens belangstelling in de eerste plaats uitgaat naar de cultuurgeschiedenis van Istanboel, is er bijzonder goed in geslaagd de sfeer en het karakter van de oude stad aan de Bosporus weer te geven. Verscheidene malen bezocht hij Istanboel en in zijn voorwoord merkt hij over de opzet van zijn boek op: ‘...I have endeavoured to combine three main elements: the reactions and reports of previous travellers, historical fact, and my own experiences and comments.’
Cuddon heeft een grondige studie gemaakt van de geschriften van reizigers uit vorige eeuwen die hun indrukken van Constantinopel op papier hebben gezet, zoals de Turk Evliya Efendi (wiens boek door J. von Hammer werd vertaald), William Lithgow, Sir Adolphus Slade, Lady Mary Wortley Montagu, A. de la Motraye, Gonzalez de Clavijo, Busbecq.
De schrijver voert zijn lezers langs de verschillende bekende historische bouwwerken van de stad en verbindt hieraan allerlei beschouwingen over de geschiedenis van Byzantium en het Sultanaat. Zijn uiteenzettingen getuigen van een grote belezenheid, doch er moet aan worden toegevoegd, dat Cuddon zich vaak op allerlei zijpaden beweegt, die met het behandelde onderwerp slechts zijdelings in verband staan.
Naast beschrijvingen van de befaamde architectonische monumenten (waaronder uiteraard de sultanspaleizen, de stadsmuren, de Blauwe Moskee, de Aya Sophia en enkele kleinere Byzantijnse kerken) tracht de schrijver ook een beeld van het hedendaagse leven van de metropool te geven: het leven van de ‘man in the street’, van de vissers en ambachtslieden, zoals dit zich afspeelt in de bazaar, op en langs de Bosporus en de Gouden Hoorn, rond de oude moskeeën, in Pera, Galata en Eyüp, waarbij ook de schaduwzijden van het grotestadsleven, zoals de prostitutie, niet onvermeld blijven.
Over de Turken geeft hij een gunstig oordeel: ‘On the whole, Turks are rather grave, a gravity which many mistake for moroseness and unfriendliness. This is not so. Closely allied with their gravity is a very natural and impressive dignity’ (blz. 12). ‘Many Turkish people, if one