Tj. S. Visser
Attaque op de rij der natuurlijke getallen
Het begon in 1921, jaar van Prokofjews Liefde voor de drie sinaasappelen. Het eindigde op de overgang van barre maart naar zoete april 1945, toen de Russen Posen bezetten en voor Wenen stonden. Wat begon en eindigde? Mijn verhaal over de fraaiste stelling der getallenleer, over het theorema van Baudet. De parel van Baudet.
Vanzelfsprekend, ça va sans dire, is Baudet hier niet de asinus uit de fabelen van La Fontaine. Baudet is hier de zeer jong overleden Delftse hoogleraar in de wiskunde, van Henegouwse afkomst, uit het begin dezer eeuw.
Zijn parel der getallenleer is: Verdeelt men naar willekeur de natuurlijke getallen 1, 2, 3, 4... ad infinitum over een willekeurig aantal dozen, dan is er toch altijd minstens één doos die een rekenkundige reeks van willekeurig gevorderde lengte bevat.
Ge moet vooral onder de indruk komen van het onvatbaar vage van deze stelling, waarin drie malen het woord ‘willekeurig’ voorkomt. Hoe krijgt iemand de durf om een zo algemene stelling uit te spreken! Hoe slaagt iemand erin een zo algemene stelling te bewijzen! Als men er met zijn gedachten even rustig bij stilstaat, gaat men ervan duizelen.
Formuleren wij de stelling eens in het Frans, dat wil wel eens helpen: La perle de la théorie des nombres est le problème des boîtes: si vous mettez tous les entiers positifs dans cent boîtes, au moins une d'elles contient une progression arithmétique de mille termes; dans ce théorème on peut remplacer les nombres cent et mille par des entiers positifs quelconques.
Van het begrip rekenkundige reeks interesseert ons hier (niet de eerste term, en niet het verschil tussen opvolgende termen, maar) louter het aantal termen, de ‘lengte’ der reeks. Die lengte wensen we eindig maar willekeurig groot.