geld dat de arbeiders mee naar huis kregen, kwam hun niet toe als recht. Ze konden er zo, zonder meer èn met een schijn van gelijk, van worden beroofd, met alle gevolgen voor hun toch al niet te rooskleurige privé-economie.
Het was een curieus schouwspel: de werkgevers gingen aandringen op loonsverhogingen, en dan wel op korte termijn, en de vakbonden konden daar, wegens hun medewerking aan de oude loonpolitiek, eigenlijk niet meteen al te enthousiast over doen. Want stijging van lonen zou ongetwijfeld stijging van de prijzen betekenen, en dat was nu juist iets wat men altijd had willen tegengaan. Op zichzelf niet om vreemde redenen: een goedkoop land kan goed exporteren, en biedt dus voldoende werkgelegenheid. Maar alles kan nu eenmaal niet volgens het boekje gaan, en zo ging de vakbeweging zelf (mede uit vrees aanhang te zullen verliezen) ertoe over om forse loonsverhogingen te bepleiten. Nog niet zo lang daarvoor had zij gedacht in categorieën van om en nabij de drie procent, nu hanteerde zij aanzienlijk hogere percentages.
Het zal niemand verbazen dat de arbeiders maar weinig begrip konden opbrengen voor de chronologie van de gebeurtenissen. En men kon van de kant van de vakbonden wel betogen, dat steeds op de bezwaren van de goedkoopte-politiek en de daaraan verbonden schijnvertoningen op betaaldag was gewezen, dat argument maakte weinig indruk. En dat was begrijpelijk, omdat de vakbonden jarenlang bezig waren geweest om ver over de hoofden van hun aanhang heen te handelen. Hun beambten waren van arbeidersleiders tot bureaucraten geworden, misschien wel toegerust met kennis van het steeds ingewikkelder wordende beleid, maar allerminst begiftigd met het vermogen om tot de harten te spreken. En al te vaak ook hadden ze verzet bij de arbeiders aangemerkt als onverantwoordelijk ageren, al te vaak ook hadden ze de begrippen communisme en opruien in de mond genomen.
Zo waren er dus tekenen, dat er een situatie aan het ontstaan was die gemakkelijk uit de hand zou kunnen lopen. De regering zag dat kennelijk ook, want ze maakte zich, zo jong als ze was, tamelijk ongerust. En ook werd ze kwaad, en handelde misschien daardoor in het begin op een nogal kinderachtige manier. Er werd namelijk tegen de Amsterdamse Droogdok-maatschappij, die immers de loonafspraken openlijk had verklaard voor wat ze waren, een strafvervolging ingesteld. Alsof daarmee de kern van de zaak, die men echt wel dieper wist te liggen, kon worden geraakt.
Overigens waren de deskundigen het met elkaar maar matig eens over wat er te doen stond. De vakbewegingen bepleitten: flinke loonsverhoging, uitkeringen-ineens, vrijheid van de partners bij een collectieve overeenkomst om ondernemingsgewijs boven de cao-lonen uit te gaan, plus het instellen van een loonvloer. Allemaal maatregelen die realistisch mochten heten, maar die toch ook weer de kritiek uitlokten