| |
| |
| |
P. Hummelen
Schadevergoeding als straf
Een pleidooi voor verbetering van onze manier van straffen
Recidive van de misdaad
Uit een eigen onderzoek onder 146 Nederlandse gevangenen blijkt dat 72% van hen bestaat uit recidivisten. In Engeland moesten in 1932 77% der opgelegde gevangenisstraffen als recidive worden beschouwd. Sheldon en Glueck kwamen in een follow-up van 422 jonge mannen uit de Massachusetts Reformatory tot 79% dat recidiveerde.
De oorzaken van deze grote terugval in de misdaad liggen in een aanzienlijk aantal gevallen buiten de gevangenis. Maar ten aanzien van de straf en haar doel blijkt dat vroegere straffen bij dit grote percentage recidivisten niet de gewenste afschrik en resocialisatie, en voor de maatschappij niet de blijvende beveiliging en vergelding hebben teweeggebracht.
| |
Handhaven van de gevangenisstraf?
De vraag komt op, of de huidige gevangenisstraf wel de juiste reactie is op de misdaad en in het bijzonder ten aanzien van het voorkomen van recidive. Niemand zal terugverlangen naar de doodstraf als absolute maatregel tot preventie van de misdaadrecidive.
Toch zal ieder het erover eens zijn, dat de begane misdaad op enigerlei wijze dient te worden gestraft, wil het voortbestaan van individu en gemeenschap niet onmogelijk gemaakt worden en de misdadiger niet tot erger vervallen.
De Duitse kinderrechter dr. Karl Holzschuh beschrijft in zijn boekje Ervaringen van een kinderrechter hoe hij jeugdige delinquenten straft door een beroep te doen op hun eergevoel en moreel, door hen te verplichten om in hun vrije tijd hulpbehoevende medeburgers te helpen, in ziekenhuizen te werken enzovoort. Een vorm van straffen waarbij
| |
| |
geen gebruik gemaakt wordt van gevangenis of opvoedingsgesticht. Echter blijken er ook jongeren te zijn, op wie dergelijke maatregelen niet kunnen worden toegepast, en deze veroordeelt hij tot een verblijf in een gesticht. Ook de Nederlandse kinderrechtspraak tendeert de laatste tijd steeds meer naar het nemen van buiten-institutaire maatregelen, terwijl ten aanzien van volwassenen de steeds ruimere toepassing van voorwaardelijke veroordeling (v.v.) en voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) eenzelfde doel beoogt, ter gehele of gedeeltelijke vervanging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De cijfers vermeld in het landelijk jaarverslag van het Nederlands Genootschap tot Reclassering over 1954 bevestigen de gunstige werking van de aanbevolen substituten: op 31 december 1954 had deze instelling 3471 personen onder haar toezicht met een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf, waaronder 1273 gevallen die haar in dat jaar waren toegewezen. In dat jaar eindigde voor 1183 personen de proeftijd zonder dat tot tenuitvoerlegging van de straf behoefde te worden geadviseerd, terwijl in 121 gevallen wegens ernstige inbreuk op de voorwaarden de straf ten uitvoer werd gelegd. Al neemt men aan, dat de 1273 nieuwe gevallen uitsluitend wegens afschrik voor de gevangenis niet-recidiveerden, dan betekent het aantal mislukkingen nog slechts 5% op het totale restant. Een even gunstig cijfer is te vinden in het reclasseringsverslag van het Leger des Heils, waar van de 3833 in 1958 onder toezicht gestelden er 118 mislukten, hetgeen neerkomt op 4,67%.
De praktijk bewijst echter, dat het in bepaalde gevallen niet mogelijk is, maatregelen als die van dr. Holzschuh te treffen of iemand een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, zodat men dan wel moet overgaan tot opsluiting van de delinquent, als enig mogelijk uiterste dwangmiddel. Dit middel wordt toegepast omdat:
1. in het rechtsgevoel van het volk nog een groot stuk vergeldings- en afschrikkingsidee leeft, dat niet toestaat om bij voorbeeld moord met een v.v. af te doen. Zolang dit
| |
| |
rechtsgevoel nog niet verder is geëvolueerd, zal de rechter hiermee ernstig rekening dienen te houden.
2. de gemeenschap beveiligd dient te worden tegen verstoringen van een goede samenleving, zodat van dit standpunt uit bezien het vrijwel onmogelijk is, het in uiterste gevallen zonder lange of korte verwijdering van onwillige en storende elementen uit haar midden te stellen. Dit kan bij voorbeeld het geval zijn indien een delinquent ondanks een v.v. of v.i. wederom tot misdrijf vervalt, of indien tijdens de behandeling voor de rechtbank blijkt, dat de kans op zeer spoedige recidive zo groot is te achten, dat de man een direct gevaar voor de omgeving zal vormen. Krankzinnigen en besmettelijke zieken worden immers eveneens uit het oogpunt van openbare veiligheid tijdelijk of blijvend uit de maatschappij geweerd.
3. de delinquent dient te worden geresocialiseerd. Het blijkt, dat de op eergevoel en moreel afgestemde maatregelen of v.v. dikwijls niet op eigen kracht kunnen worden uitgevoerd. Waar bij deze mensen het schuldbesef en de moraal nog zo onvolkomen zijn, zal hun de behulpzame hand moeten worden geboden. In de maatschappij staan zij echter aan te veel verleidingen bloot en is het vrijwel ondoenlijk hen voortdurend en effectief te leiden en te beïnvloeden. Ook kan het milieu waarin de dader verkeert, dermate criminogeen zijn, dat verwacht moet worden dat elke opvoedende activiteit hierop zal stranden.
Het zal daarom noodzakelijk zijn hen voor dat doel tijdelijk af te zonderen en naar gelang van de voortgang van het resocialisatieproces, geleidelijk weer aan verantwoordelijkheid, verleiding enzovoort te doen gewennen. Of dit laatste binnen het gesticht (bij voorbeeld door middel van een progressief opvoedingssysteem) of daarbuiten (bij voorbeeld door middel van v.i. of open gesticht) dient te geschieden, is hier van secundair belang.
| |
Schadevergoedingsstraf
Uit bovenstaande blijkt, dat het wel noodzakelijk is de ge- | |
| |
vangenissen te handhaven. In dat geval rijst de vraag of er van de ten dienste staande middelen tot resocialisatie een beter gebruik kan worden gemaakt.
Bij het begaan van een misdaad wordt op enigerlei wijze de relatie met de maatschappij verbroken. Een der belangrijkste aspecten van deze relatie is de dagelijkse arbeid. Voor een zo goed mogelijk herstel van de maatschappelijke banden is deze arbeid in de meeste gevallen de enig bruikbare weg.
De European Regional Consultative Group of the United Nations on the prevention of crime and the treatment of offenders stelt de gevangenisarbeid mijns inziens terecht als centraal punt, en beschouwt haar als de basis van het tegenwoordige gevangenisstelsel. Het is echter voldoende bekend dat de arbeid in de gestichten nog lang niet die plaats inneemt die ze volgens bovenstaande uitspraak behoort te bezitten. Gevraagd naar de oorzaak hiervan, meen ik, dat dit ten dele is te wijten aan de ongeïnteresseerdheid van de ‘werknemer’, meer dan aan gebrek aan vakbekwaamheid. Betreffende dit laatste blijkt, dat in het bedrijfsleven het merendeel der functies kan worden vervuld na een zeer korte oefentijd, zelfs bij de produktie van vrij kostbare en ingewikkelde kapitaalsgoederen. Dit is echter uitgesloten, indien de arbeider mentaal volkomen onverschillig staat tegenover zijn werk. In de gevangenis is die onverschilligheid wel het meest kenmerkende voor de gedetineerde-arbeider. Dit negativisme laat zich mijns inziens vooral verklaren door de navolgende omstandigheden:
1. de gevangenislonen zijn dermate laag, dat hiervan geen enkele prikkel kan worden verwacht voor verhoging van de arbeidsproduktiviteit;
2. de arbeid heeft geen enkele merkbare invloed op de lengte van de straf, hetgeen de betrokkene evenmin stimuleert om zijn best te doen.
Behalve bovenstaande bezwaren, kleeft aan de huidige gevangenisstraf nog het nadeeel, dat hierin te weinig het element van het weer goed kunnen maken van het mis- | |
| |
drevene tot zijn recht komt: de benadeelde die door het misdrijf schade heeft geleden, is met de opsluiting van de dader in het geheel niet geholpen.
Wil echter de arbeid wezenlijk betekenis krijgen, dan zal hij ook als symboolhandeling ingepast moeten worden in het begripsvermogen van de dader, dat wil zeggen de mogelijkheid moeten bieden om de schuld te boeten en het misdrevene goed te maken.
Om aan deze voorwaarden te voldoen, zal de klassieke gevangenisstraf een schadevergoedingsstraf moeten worden, waarbij een door de rechter opgelegde schadevergoeding in geld uitgedrukt, door middel van arbeid in de gevangenis moet worden verdiend en aan de in het vonnis vermelde benadeelden moet zijn betaald alvorens tot vrijlating wordt overgegaan.
De zeer verschillende aard van de delicten doet echter eerst de vraag rijzen of veel misdrijven voor een geldelijke schadevergoeding wel in aanmerking kunnen komen. Hiertoe is door mij bij 146 gedetineerden een onderzoek ingesteld. Er ontstond het volgende beeld: 55 economische delicten, 28 bedrogsdelicten, 6 agressieve delicten, 31 seksuele delicten, 4 economische en bedrogsdelicten, 10 economische en seksuele delicten, 2 seksuele en agressieve delicten, 9 agressieve en economische delicten, 1 bedrogs- en agressief delict.
In het ooglopend is hier het hoge aantal economische en bedrogsdelicten. Deze maken zelfs 60% van het totale aantal uit: eenzelfde percentage als landelijk wordt opgegeven door het C.B.S. over 1955.
Bij economische en bedrogsdelicten lijkt een schadevergoeding een voor de hand liggend medium voor het weer kunnen goedmaken van het misdrevene, zeker ten aanzien van de materiële zijde van de aangerichte schade. De immateriële aspecten, welke veelal aan materieel bezit zijn verbonden zoals kunstwaarde, gehechtheid aan het bezit en dergelijke, lenen zich minder voor vergoeding (zelfs niet
| |
| |
bij volledige vervanging van gestolen of verduisterde voorwerpen). Dit geldt eveneens voor de (immateriële) seksuele en agressieve delicten. Toch, wordt tegenwoordig al niet dikwijls het derven van levensvreugde, aantasting van de goede naam enzovoort bij rechterlijk vonnis in geld uitgedrukt, het zogenaamde smartegeld, zonder dat het rechtsgevoel van benadeelde of gemeenschap hierdoor wordt gefrustreerd, terwijl ten aanzien van de - zeer actuele - uitkering aan nazi-slachtoffers eveneens vrijwel algemeen principieel ingestemd wordt met een geldelijke schadevergoeding voor geleden, merendeels immateriële verliezen?
Het normbesef van de doorsnee delinquent is zeer materialistisch getint. Gezien zijn jeugdervaringen is dit niet verwonderlijk. Geld heeft op ogenbliks- en geen toekomstideaal kennende mensen als recidivisten meestal zijn, steeds een allesbepalende invloed op hun leven gehad. Gewend als ze zijn, uit direct eigenbelang onmiddellijk de beloning te ontvangen voor geleverde prestatie, is voor deze mensen de materiële schadevergoeding een eenvoudig symbool en benadert zij meer het principe van wat stukgemaakt is moet weer hersteld worden. Bij dit herstel wordt de man actief betrokken door middel van de arbeid zijner handen en hij draagt daarin een groot stuk persoonlijke verantwoordelijkheid.
Dit zal hem meer bevredigen dan het passief ondergaan van een bepaalde gevangenisstraf. Doordat hij zich bevindt in de ‘beschermde’ omgeving van het gesticht, zal hij door geen uiterlijke omstandigheden kunnen worden afgehouden van het volbrengen van deze taak of zichzelf daaraan kunnen onttrekken. Zo kan bij moreel onvolgroeide volwassenen een onontkoombare gewenning aan een moreelverhogende maatregel als schadevergoeding is, leiden tot ontplooiing van het sluimerende of defecte geweten.
De benadeelde zal het eveneens voldoening geven, dat hem een tastbaar blijk van genoegdoening wordt geboden, terwijl hij voorheen feitelijk zelfs extra werd getroffen, namelijk behalve door de (niet vergoede) schade van het
| |
| |
misdrijf, ook nog door de verplichting om via de belastingen bij te dragen in het onderhoud van de dader in de gevangenis.
De veiligheid van de gemeenschap ondervindt geen nadeel van de schadevergoedingsstraf, omdat de overtreder ook nu tijdelijk wordt geëlimineerd en zich bovendien een arbeidstraining kan verwerven, die hem in zijn toekomstige vrijheid tot steun kan zijn bij zijn reclassering.
| |
Bedrag der schadevergoeding
Dr. Hans Kühler houdt in zijn artikel Die Entschädigung der Verletzten in der Rechtspflege (Zeitschrift für die Gesamte Strafrechtwissenschaft, LXXI (1959), nr. 4, blz. 617-634) een vurig pleidooi voor de schadeloosstelling van de gelaedeerde als onderdeel van het strafproces. A. Hallema geeft in Verslagen van de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsche recht, X, nr. 4, op blz. 579, 586, 595 e.v. voorbeelden van zestiende-eeuwse schadevergoeding aan gemeenschap en benadeelde door misdadigers.
Ter bepaling van het bedrag der door mij bedoelde schadevergoeding zal zowel de schade aan de benadeelde(n) als de schade die de gemeenschap lijdt in aanmerking dienen te komen.
De materiële schade van de benadeelde(n) is vrij exact vast te stellen, terwijl ten aanzien van de immateriële schade, mede door de ervaring opgedaan bij desbetreffende civiele procedures, eveneens een bedrag kan worden bepaald.
De schade die de gemeenschap lijdt, ligt veelal op het immateriële vlak: verstoring van de rust en veiligheid, overtreding van de normen enzovoort. Voor de moreel en verstandelijk slecht ontwikkelde delinquent zijn deze moeilijk in een geldbedrag te symboliseren. Bovengenoemde begrippen kunnen echter worden vertaald in een tastbare verschijningsvorm, namelijk het justitiële apparaat, waarvan de kosten voor een groot gedeelte noodzakelijk zijn ten behoeve van de opsporing en berechting van de misdaad, die
| |
| |
zich wel in het bijzonder concentreert rondom de categorie der recidivisten. Dat deze niet gering zijn, blijkt uit een brief van de Amerikaanse minister van Justitie William Rogers van 24 mei 1959 aan de voorzitters van Senaat en Huis van Afgevaardigden, vermeldende dat de kosten van bestrijding van de misdaad in de Verenigde Staten jaarlijks 20 miljard dollar bedragen.
Voor degenen die zozeer oorzaak zijn van die hoge kosten, zal het begrijpelijk moeten zijn dat zij ‘billijkheidshalve’ hun aandeel daarin bijdragen. Het traditionele verschil in strafmaat tussen first-offender en recidivist komt hier automatisch tot uiting.
Ideaal in dezen is uiteraard als een volledige schadevergoeding kan worden opgelegd. Dikwijls zal de schade aan de benadeelde echter zo groot zijn, dat de dader nimmer in staat zal zijn deze volledig te vergoeden. Ook zal niet nauwkeurig uit te maken zijn, welk deel van de kosten van het rechtsapparaat voor rekening komt van de betrokken recidivist. Daarom dient de rechter, evenals dit bij de tegenwoordige rechtspraak het geval is, bij de vaststelling van het bedrag rekening te houden met de mate van schuld, toerekeningsvatbaarheid en reclasseringsmogelijkheid van de dader, en de mate waarin de maatschappij in het onderhavige geval beschermd moet worden.
De gedifferentieerde en geïndividualiseerde straf blijft in de schadevergoeding dus gehandhaafd, doch de symbolisering ervan ligt op een begrijpelijker vlak.
| |
Onbepaaldheid van het schadevergoedingsvonnis
Men zal opmerken, dat het bij dit strafsysteem niet mogelijk is de expiratie van de straf vooruit vast te stellen, en dat het vonnis dus een onbepaald karakter heeft. Het onbepaalde in de straf is moeilijk door betrokkene te aanvaarden, maar bij de schadevergoedingsstraf is hiervan geen sprake, omdat de man het zelf in de hand heeft hoe lang zijn vrijheidsbeneming zal duren, en omdat hij niet afhankelijk is van het oordeel van psychiaters en andere derden.
| |
| |
Doordat men de straf niet meer uitzit maar uitwerkt, zal de zelfwerkzaamheid en het zelfrespect in die periode blijvend worden gestimuleerd, en wordt vermeden, dat de gevangene onverschillig en lui wordt. Bezien van uit het oogpunt van orde en discipline, is het dan mogelijk, deze onwilligheid als natuurlijke straf te hanteren door betrokkene uit te sluiten van de arbeid, ten gevolge waarvan de verdiensten stagneren en de vrijlating automatisch naar een latere datum wordt verschoven. Het lijkt mij zelfs mogelijk, zonder dat de gestichtsorde daardoor schade lijdt en ter versterking van 's mans verantwoordelijkheidsbesef, net als in de vrije maatschappij geen arbeidsverplichting te stellen. Ook de vaak gehoorde klacht dat men te zwaar is gestraft, zal verminderen, omdat de vaststelling van het bedrag der schadevergoeding voor de dader een begrijpelijke zaak is geworden.
De maatschappij krijgt door middel van het tempo waarin de schadevergoeding wordt afgelost een concreter houvast ten aanzien van de resocialisatie van de gestrafte: hoe vlugger deze aflossing plaatsvindt, hoe groter de mogelijkheid dat er sterker verlangd wordt naar de bevrijdende opheffing van de schuldgevoelens en daardoor om niet weer tot misdrijf te vervallen. In zeker opzicht wordt dan toegepast wat met betrekking tot de vrijlating van psychopaten is bepaald in verband met het herstel van hun anti-sociale gedrag en wat op medisch gebied geldt ten aanzien van besmettelijke zieken en krankzinnigen.
Er zijn momenteel al psychopatenasiels in ons land, waar men de patiënten stimuleert de slachtoffers van hun misdaden schadeloos te stellen uit het door hen verdiende loon, om zodoende een gunstig klimaat te scheppen voor een toekomstig voorwaardelijk ontslag, of proefverlof.
Bij de klassieke gevangenisstraf is dit houvast in veel geringere mate aanwezig, omdat ten tijde van het uitspreken van het vonnis het in het geheel niet is te voorspellen of iemand op de expiratiedatum van zijn straf geen gevaar meer zal opleveren voor de openbare veiligheid.
| |
| |
| |
Aard van de arbeid
The International Penal and Penitentiary Commission verklaarde in 1951, dat gevangenisarbeid diende te leiden tot:
1. | het zoveel mogelijk handhaven of verbeteren van de geschiktheid van de gevangene om na zijn ontslag op eerlijke wijze zijn kost te verdienen; |
2. | het verschaffen van beroepstraining in nuttige beroepen speciaal voor jonge gevangenen. |
Er zal echter rekening gehouden moeten worden met de soort werknemers die de gevangenis bevolkt.
In een groep van 49 recidivisten vond ik 33 kooplieden en losse, land- en fabrieksarbeiders, van wie 15 in de leeftijd van 30 jaar en 18 boven 30 jaar. De levensgeschiedenissen van deze 49 mannen wezen uit, dat 42 voortdurend van werkgever hadden gewisseld in dermate verschillende branches, dat zij in feite beschouwd kunnen worden als ongeschoolde of geoefende arbeiders met een zeer slecht arbeidsverleden.
Een van de oorzaken van de recidive is de arbeidsongeschiktheid. Met uitzondering van de lichamelijk of psychisch sterk gehandicapte delinquenten, heeft de recidivist vrijwel nimmer geleerd om met regelmatige arbeid aan de kost te komen, en er zijn derhalve zeer sterke prikkels nodig om hem dit facet van een sociaal leven bij te brengen.
Arbeid in een besloten gemeenschap, die hem de gelegenheid biedt zich ten volle op deze arbeid te concentreren, gesteund door de prikkel van een loon dat hem meer biedt dan enig loon ooit in de maatschappij door hem verdiend, namelijk zijn vrijheid, geeft mijns inziens voldoende mogelijkheden.
Lange tijd werd iedere ontplooiing van de gevangenisarbeid geremd door de vrees van het bedrijfsleven voor unfaire concurrentie. Bij de verschillende regeringen bestaat mede daardoor nog weinig bereidheid om ten aanzien van uitrusting en werkplaatsen gelden beschikbaar te stellen voor algehele modernisering van de gevangenisbedrijven. Mijns inziens moet het echter mogelijk zijn, het publiek
| |
| |
ervan te overtuigen dat alleen al uit financiële overwegingen recidive veel meer kost dan de enkele moderne bedrijfsuitrustingen, die de preventie van de misdaad zozeer zullen bevorderen. Waar bovendien zovele Europese landen in staat bleken om grote aantallen vluchtelingen in het arbeidsproces op te nemen, is tewerkstelling van een (gering) aantal gevangenen zeker mogelijk.
In het assortiment van bedrijven dient zeker plaats te worden geboden aan scholing voor beroepen, zoals dit geschiedt in de rijkswerkplaatsen. Gezien de grote groep jeugdigen onder de recidivisten, zal het mogelijk moeten zijn, om verscheidene gedetineerden te interesseren voor een herscholing, onder dezelfde financiële voorwaarden als die gelden voor de vrije volwassenen.
Ter verhoging van de pedagogische waarde van de straf en ter stimulering van de geestelijke en verstandelijke ontwikkeling van de delinquent, zal het zelfs aan te bevelen zijn, niet alleen handvaardigheid en produktiviteit behoorlijk te belonen, maar eveneens voor het volgen van passende ontwikkelingscursussen, die met ijver en doorzettingsvermogen in de vrije tijd worden gevolgd, een ‘loon’ vast te stellen. Niet geheel ten onrechte werd in de vorige eeuw de leus verkondigd: bouw meer scholen, dan kunnen de gevangenissen worden afgebroken. En waar tegenwoordig het verstrekken van gratis studiebeurzen in de vrije wereld steeds meer ingang vindt, is het niet verwerpelijk om de groep van onverschillige en wispelturige gevangenen een extra prikkel te verschaffen in de vorm van een geldelijke beloning voor het bemachtigen van een diploma. Deze beloning, die besteed kan worden ter aflossing van de schadevergoeding, is voor de gevangenisautoriteiten een machtig middel om de man tot nuttige studies aan te sporen. Bovendien leidt hogere intellectuele ontwikkeling tot hoger zelfrespect, inzicht in de maatschappelijke verhoudingen en het bereiken van een hogere sociale status. Men zal daardoor in de toekomst deze verworvenheden op minder roekeloze wijze in de waagschaal stellen door antisociaal gedrag.
| |
| |
Bij het uitspreken van de veroordeling zal de rechter bekend moeten zijn met de mogelijkheden die de gevangenissen in dezen bieden. Hij zal de verdachte dan raden en stimuleren, en tevens rekening kunnen houden met diens verlangens en vermogens. Een vonnis dat op deze wijze wordt uitgesproken, ligt binnen het begrips- en prestatievermogen van de veroordeelde, en maakt de rechtspraak tot een warm menselijk en hulpbiedend instituut, zonder afbreuk te doen aan de hoge plicht tot handhaving van normen en wetten.
De geringere vrijheid om in de gevangenis van werk te veranderen, en de noodzaak om te arbeiden voor zijn vrijlating, zal de man, die voorheen, gevolg gevend aan zijn momentane impulsen en stemmingen, ontelbare malen van baas verwisselde, nu leren zijn onlust te bedwingen en door te zetten. Dit kan tot gevolg hebben, dat de arbeidslust wordt aangekweekt, zodat hij weerstand kan bieden aan zijn oude omgeving, en dat hij leert over langere termijnen in de toekomst te zien.
Er zal dus weer hard gewerkt worden in de gevangenissen, maar nu niet meer als bijkomende straf, zoals vroeger het geval was, toen ook de aard van het werk niet van belang was: als er maar zwaar werk werd verricht.
| |
Arbeidsbeloning
De beloning van de arbeid neemt in het systeem van de schadevergoedingsstraf een centrale plaats in, uiteraard volgens de normen die gelden in de vrije maatschappij, inclusief de sociale wetgeving.
Aangezien het merendeel van het fabrieksmatige werk in de bedrijven veelal in groepsverband wordt verricht, zal een hoog loon slechts kunnen worden bereikt als de werkploeg homogeen is. In het vrije bedrijf leidt dit tot automatische selectie en het afstoten van niet passende elementen, waardoor een voorname voorwaarde voor groepsbinding wordt vervuld. In het gevangenisbedrijf is deze afstoting zonder meer niet mogelijk, doch zullen de leden van
| |
| |
de werkgroep hun bezwaren tegen luie en onaangename lotgenoten snel genoeg bij de directie kenbaar maken. En hiermee wordt deze een waardevol aangrijpingspunt geboden voor pedagogische beïnvloeding van de onaangepasten, van wie in dezen een grotere bereidheid kan worden verwacht, omdat hun loon en daarmee hun vrijheid op het spel staat.
Ten einde de functie van het loon in nog sterkere mate in overeenstemming te brengen met die in het vrije leven, dient de gedetineerde uiteindelijk de vrije beschikking te hebben over het bedrag. Het zal wellicht wenselijk zijn, om deze volledige bestedingsvrijheid in etappes te verlenen, naarmate het resocialisatieproces van de betrokkene is gevorderd. Bedragen anders besteed dan voor afbetaling van de schadevergoeding, beïnvloeden de vrijlating ongunstig. Hij leert hier echter door om zich opofferingen te getroosten en zijn zelfdiscipline, verantwoordelijkheidsbesef en zelfrespect aan te kweken.
| |
Andere aspecten
Voorwaardelijke invrijheidstelling. - De v.i. als een belangrijke maatregel ter preventie van de misdaad heeft reeds in het huidige strafstelsel haar waarde bewezen. In de schadevergoedingsstraf neemt de v.i. een nog natuurlijker plaats in. Immers, zodra blijkt dat de gestrafte in een gevangenisbedrijf zoveel vakbekwaamheid heeft verworven dat hij zonder bezwaar naar het vrije bedrijf kan overgaan, en de reclassering meent, dat de mogelijkheid voor onderdak een regelmatige doorbetaling van de schadevergoeding voorspellen, dan kan tegen v.i. geen bezwaar meer bestaan.
Voorwaardelijke veroordeling. - Dit instituut kan onverkort blijven bestaan. Een der voorwaarden behelst het betalen van de opgelegde schadevergoeding binnen de ‘proeftijd’, terwijl overtreding daarvan zo nodig tenuitvoerlegging door middel van gevangenisarbeid ten gevolge heeft.
Gratie. - Ten aanzien van de schadevergoedingsstraf is gratieverlening eveneens mogelijk. Ieder bedrag is samen- | |
| |
gesteld uit de vergoeding aan de gemeenschap en die aan benadeelde. De mogelijkheid om van het eerstgenoemde deel gratie te verlenen door vermindering van dit bedrag, betekent dat de tot nu toe in dezen gevolgde gedragslijn kan worden gehandhaafd.
In tegenstelling tot de gewone gevangenisstraf kan bij de schadevergoedingsstraf echter ook de benadeelde zelf een daad van vergevensgezindheid stellen, door een gedeelte van het hem toekomende bedrag te willen schenken. Nadat onderzocht is of aan het verzoek uitsluitend oprechte motieven ten grondslag liggen en het belang van de delinquent ermede gediend is, zal inwilliging ervan bij de dader een gevoel van dankbaarheid opwekken, waarin het schuldbesef een goede voedingsbodem kan vinden.
Nazorg. - Het is algemeen bekend, hoe moeilijk het is voor een ex-gedetineerde om zonder hulp van de reclassering weer aan het werk te komen, waarbij gevoegd dient te worden de tegenzin van de losbandige en autoriteitsschuwe recidivist om raad te vragen en zich te onderwerpen aan een instantie, die zulke nauwe relaties onderhoudt met de justitie.
In het schadevergoedingssysteem is de v.i. niet meer gebonden aan een bepaalde straftijd, en kan vrijwel iedere delinquent voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld, met de daaraan verbonden voorwaarde van toezicht door een reclasseringsinstelling. Voor de helpende instanties is dit dan des te aangenamer, daar ze te doen hebben met cliënten, die in de gevangenis een zekere vakbekwaamheid en arbeidstempo hebben verworven, welke hun herplaatsing in het bedrijfsleven ten zeerste zal vergemakkelijken.
De beste vorm van nazorg faalt echter als de publieke opinie tegenover de ex-gedetineerde zo wantrouwend en afwijzend blijft staan als nu nog het geval is. Dit brengt de man ertoe, om weer contact te zoeken met zijn vroegere vrienden, terwijl hij weet dat dit geen goeds voor hem betekent; maar slechte vrienden zijn beter dan helemaal geen vrienden. Het versterkt bij hem het gevoel, dat hij beschouwd
| |
| |
wordt als tweederangs burger, hoewel hij in den beginne zeker vastbesloten zal zijn geweest om zijn vrijheid te bewaren en weer als normaal mens te gaan leven.
De belangrijkste voorwaarde voor een geslaagde reclassering is, dat de reclassant sans rancunes weer in de maatschappij wordt opgenomen, dat wil zeggen dat de maatschappij hem vergiffenis heeft geschonken. Mijns inziens is deze vergevensgezindheid alleen te bereiken wanneer dank zij een andere strafexecutie, de dader effectief en door eigen krachtsinspanning de door hem aangerichte schade heeft hersteld, maar ook wanneer de helpende instanties met de cijfers in de hand het volk kunnen aantonen, dat degene die eens steelt, niet altijd een dief behoeft te blijven, en het er gerust op kan zijn, dat de kans op herhaling van het misdrijf miniem is.
| |
Wijziging strafwetgeving
De invoering van de voorgestelde bestraffing is echter niet mogelijk zonder wijziging van de strafwetgeving. Getracht is aan te tonen, dat gevangenisstraf bij recidivisten niet leidt tot het beoogde doel. In hoeverre dit wel het geval is bij first-offenders, die daarna nimmer meer met de rechter in aanraking komen, zal nader moeten worden onderzocht. Daarom kan de klassieke gevangenisstraf niet zonder meer worden afgeschaft.
De wetsartikelen betreffende misdrijven die gestraft kunnen worden met gevangenisstraf, zouden daarom moeten worden aangevuld met de bepaling, dat in plaats van gevangenisstraf een schadevergoedingsstraf kan worden opgelegd. Men laat daardoor tevens de mogelijkheid open om zo nodig ook aan first-offenders deze straf op te leggen, terwijl in bepaalde gevallen aan recidivisten of ten aanzien van bepaalde misdrijven, nog gewone gevangenisstraffen kunnen worden gegeven. |
|