| |
| |
| |
A.L. Constandse
Kroniek van de buitenlandse politiek
De revolutie der negers
Het was op de negentiende mei dat een negerafgevaardigde van het Amerikaanse Congres, de heer Adam Clayton Powell, een Democraat uit New York, voor een gehoor van 2500 personen een opstandige redevoering uitsprak. ‘Wij zijn verwikkeld in de revolutie van de neger. Vergis u niet, het is een revolutie. Elke zwarte behoort nu niets anders te zijn dan een strijder, en ik ben er trots op er een te zijn. Laat niemand - inbegrepen mijn vriend Bobby Kennedy (de minister van Justitie - C.) u zeggen dat het ogenblik slecht gekozen is. Het is gekomen, en dat is al.’ Hij kritiseerde ook de Amerikaanse gedelegeerde bij de Verenigde Naties, Adlai Stevenson. ‘Deze heeft alle pogingen verhinderd om negers op te nemen in de Amerikaanse delegatie. Nu heeft hij er drie aanvaard, maar als typisten, en dat is dan de grote liberaal.’
De uitbarsting was het gevolg van de ongeregeldheden in Birmingham, die waren ontstaan doordat de meerderheid der blanken in Alabama de segregatie - de scheiding der rassen - wilde handhaven, en vele honderden negers en negerinnen, jonge lieden en kinderen inbegrepen, werden gearresteerd omdat zij tegen de ‘apartheid’ demonstreerden. Het was negen jaar geleden dat het hoogste Amerikaanse gerechtshof de segregatie had veroordeeld als in strijd met de grondwet. Desondanks bezochten nog slechts acht procent van de schoolgaande negerkinderen in de zeventien staten die de rassenscheiding voorheen hadden toegepast, gemengde scholen. Bovendien werden negers nog immer veelvuldig geweerd uit cafés en restaurants, gaven patroons de voorkeur aan blanke arbeiders om de zwarten als arbeidsreserve te gebruiken (zodat onder hen het aantal werklozen altijd aanzienlijk was) en werden tal van andere methoden tot discriminatie toegepast. Onder de twintig miljoen Amerikanen met een donkere huidskleur groeide de weerstand zodanig, dat men kon gaan spreken van een radicalisering van hun gezindheid. In hoeverre deze bij politici als de heer Powell oprecht was of door opportunisme werd ingegeven, valt niet te beoordelen. In elk geval rekende hij erop, dat zijn woorden met bijval zouden worden ontvangen door de meerderheid der Amerikaanse negers.
Maar wat verstaat men onder ‘revolutie’? Kennelijk geen poging tot omwenteling van eigendomsverhoudingen, want met socialisme of communisme heeft deze strijd weinig te maken. Van een ‘revolutie in de geest’ kan men spreken, omdat hier een toenemend zelfbewustzijn
| |
| |
zich openbaart, zoals bij koloniale volken die in verzet komen tegen voogdij en tegen het feit dat zij worden geregeerd door vreemdelingen. Dat woord ‘vreemdeling’ krijgt dan nog een bijzondere betekenis wanneer het ook doelt op iemand van een andere kleur. De heer Powell oefende kritiek uit op de naacp, ‘het genootschap voor de vooruitgang der gekleurden’, omdat deze organisatie geleid wordt door blanken. Blijkbaar deed dit hem denken aan berekende liefdadigheid, met de bedoeling de negers zoet te houden, want hij stelde de ‘zelfbevrijding’ voorop. Men weet dat er in de Verenigde Staten een ‘zwarte’ religieuze beweging bestaat, die de islam heeft omhelsd uit protest tegen het christendom der blanken, en die zelfs de superioriteit van het zwarte ras heeft geproclameerd: een soort omgekeerde apartheid.
Nu is de kritiek op blanken die het voor de negers opnemen onrechtvaardig. Men zou aldus ook wel de Europeanen hebben kunnen laken die de afschaffing van de slavernij hebben voorgestaan en hun ethische motieven kunnen terugbrengen tot de schone schijn van economische en politieke belangen. En al wat verlichte burgers deden voor de ontwikkeling en de emancipatie van de arbeiders is dan eveneens uit eigenbaat geboren. Misschien is dit een orthodoxe en vereenvoudigde marxistische stelling; maar het is dan goed te bedenken dat in deze zienswijze ook het marxisme (en het socialisme in het algemeen) boerenbedrog is geweest, want het was een typisch produkt van het burgerlijke denken, en verreweg de meeste theoretici van het socialisme zijn voortgekomen uit de bourgeoisie. Zo simpel is de kwestie natuurlijk niet. Dit neemt niet weg dat in de Verenigde Staten niet weinige intelligente negers menen, dat de Kennedy's ijveren voor de opheffing van de segregatie, omdat de ‘apartheid’ fnuikend is voor het aanzien en de macht van de Amerikaanse staat. Deze kan zich niet veroorloven alle zwarten te verwijzen naar een plaats op de tweede rang, omdat minstens tweederde van de bevolking op aarde uit gekleurden bestaat. Indien redelijke oordelen echter overeenstemmen met het eigenbelang zijn zij daarom niet minder eerbiedwaardig.
Waar is het intussen dat de voortdurende conflicten tussen blanken en negers in de Verenigde Staten aan het prestige van de Amerikanen ernstig afbreuk doen. De New York Times heeft door middel van een telegram uit Lagos, de hoofdstad van Nigeria, gedateerd 13 mei, getracht de burgers van de Verenigde Staten te doordringen van hun verantwoordelijkheid. Dagbladen in de Engels- en Frans-sprekende Afrikaanse gebieden brachten hoofdartikelen, aldus de New York Times, waarvan de strekking was dat de Amerikanen huichelaars zijn, omdat zij buiten hun grenzen democratie prediken en die in hun eigen land niet kennen. De Nigeriaanse Morning Post schreef: ‘Waarom zich te beklagen over de rol van de Sowjet-Unie in Hongarije, waarom
| |
| |
het volk van Cuba de bevrijding in uitzicht te stellen, wanneer het lot van Cubaanse burgers onder Castro veel benijdenswaardiger is dan van de negers in vele delen van de Verenigde Staten?’ De laatste toespeling lijkt voor de Amerikanen gevaarlijk. Immers de bevolking van Cuba bestaat voor een derde uit negers en mulatten, en hun leiders (voor zover zij achter het regime van Castro staan) worden niet moede de leidende kringen te Washington en vooral de bezittende klassen van het zuiden der Verenigde Staten te beschuldigen van rassendiscriminatie. Men zou kunnen menen, dat ook in Afrika de antipathie tegen de Amerikaanse ‘heersende klassen’ samengaat met sympathie voor communistische experimenten. Deze veronderstelling is evenwel ongegrond. De Afrikaanse gekleurden, die artikelen schrijven en politieke verklaringen afleggen, behoren thans nog tot een heersende elite, die autoritaire en zelfs reactionaire blanken imiteert. Hun honende opmerkingen over de Amerikaanse democratie kunnen zelfs hieruit voortkomen, dat zij zich ergeren over de vermaningen uit Washington, vooral toch democratie in Afrika in te voeren.
Maar hoewel ‘de revolutie van de neger’ geen communistisch protest is, kan men niet ontkennen dat sociale ongelijkheid mede de oorzaak is van de verzetsbeweging der gekleurden. In landen waar de blanken een leidende positie bezitten, is de sociale achtergrond van ‘de opstand der zwarten’ overduidelijk. In zulke gemeenschappen zijn de negers niet zelden slaven geweest, en ook na de zogenaamde emancipatie is ‘kleur’ synoniem gebleven met ‘geringere stand’. In de Verenigde Staten speelt dit een grote rol. Daar echter is de regering bereid, voor de wet althans de gelijkheid van allen door te voeren. De zeden en gewoonten, de vooroordelen en de vormen van distinctiedrang kan zij natuurlijk niet met wetten en rechterlijke oordelen wijzigen: daarvoor is veel tijd nodig. Toch kan in de Verenigde Staten een revolutie worden voorkomen, die in Zuid-Afrika dreigt.
Het principiële verschil tussen de Verenigde Staten en de republiek Zuid-Afrika schuilt hierin, dat de Amerikaanse regering tegen de segregatie is en dat de Zuidafrikaanse regering haar organiseert, afdwingt en verordent. Men kan wel doen opmerken, dat de Amerikaanse blanken de negers niet behoeven te vrezen (zij zijn acht maal zo sterk in getal) terwijl de Zuidafrikaanse ‘witmannen’ dit wel doen, omdat zij vier maal zo zwak zijn als de gekleurden. Nochtans bestaat nu eenmaal het spectaculaire verschil van standpunt. In Zuid-Afrika zouden de Kennedy's worden beschuldigd van ‘communisme’ en naar de gevangenis verhuizen. En zij niet alleen: het overgrote deel van de Europeanen, en vrijwel al hun leiders en vertegenwoordigers, keuren elke rassendiscriminatie af, vooral na de schaamteloze moordpartijen op joden. Europa heeft in dit opzicht iets goed te maken.
In Zuid-Afrika evenwel begint de nationaal-socialistische mentali- | |
| |
teit nu pas goed door te dringen. Niet weinige leden en leiders van de Nationalistische Partij hebben voor en tijdens de tweede wereldoorlog de denkbeelden van Hitler omhelsd. Zij kantten zich tegen Groot-Brittannië en pleitten voor indirecte steun aan het Derde Rijk toen de oorlog uitbrak. Vandaar dat verscheidenen van hen zijn geïnterneerd als staatsgevaarlijke elementen. Later zijn zij aan het bewind gekomen, langs de wettelijke weg der verkiezingen, omdat steeds meer blanken hun opvatting deelden dat emancipatie van de neger het einde zou betekenen van hun civilisatie, die zij dan voor het gemak ‘de cultuur’ noemden. In het voetspoor van Hitler werd het communisme afgeschilderd als ‘vernietiger van de cultuur’. Conclusie: ieder die de rassendiscriminatie afwijst is een communist.
Er bestaat een grote psychische en politieke overeenstemming tussen de Duitse nationaal-socialisten, de Amerikaanse voorstanders van segregatie en de Zuidafrikaanse verdedigers van de ‘apartheid’. Psychologisch bezien heeft bij allen altijd de angst overheerst. Welke angst? De al of niet bewuste vrees te worden onderworpen aan ‘een lager ras’. Van biologisch standpunt uit verkeert de blanke in een uitzonderingspositie: hij heeft geen kleur. De dieren hebben die wel. Wie dus een getinte huid heeft staat dichter bij de dieren dan de blanken. Voor degenen die zich Germanen wanen en blanker en blonder nog dan anderen (wat een Duitse mythe is) zijn bovendien volken uit het Naburige Oosten en uit Noord-Afrika verdacht, hoewel zij door etnologen terecht tot de blanken worden gerekend: Semieten, Kabielen, Berbers en vele anderen. Het is nu merkwaardig genoeg dat er zovele Europeanen of uit Europa afkomstige emigranten zijn, die angst hebben voor uit Azië en Afrika afkomstige bevolkingsgroepen, evenals voor Indianen, die ten slotte ook uit Azië naar Amerika zijn gekomen. Merkwaardig, omdat in de werelddelen buiten Europa de rasvermenging door de blanken zo intensief is bevorderd, dat er honderden miljoenen Euraziaten, mulatten en mestiezen op de wereld zijn. Waarschijnlijk moet men de oplossing van dit probleem daarin zoeken, dat in de genoemde gevallen de blanke optrad als heerser en dat hij bij seksuele relaties de meester bleef. Wonen de gekleurden - of wie daarvoor doorgaan - binnen zijn eigen gereserveerd gebied en matigen zij zich rechten aan, dan wordt het iets anders. Dan groeit de vrees voor het agressieve optreden van mannen van ander ras tegenover blanke vrouwen. De seksuele obsessie is bij alle vormen van rassendiscriminatie uitgegroeid tot een hysterische angst. Blijkbaar dus niet de beduchtheid voor rasvermenging als zodanig. Dit wordt wel beweerd, doch de blanke mannen hebben daar hartstochtelijk aan meegewerkt.
Maar wel de vrees voor vitale en seksuele superioriteit van de gekleurden boven de blanke mannen. In de Verenigde Staten waren er perioden (nog niet geheel voorbij) dat een neger slechts naar een blanke
| |
| |
vrouw behoefde te wijzen om gelyncht te worden. In deze ziekelijke sfeer zijn seksuele drift en machtsdrift dus nauw verweven. In Zuid-Afrika zijn huwelijken tussen mannen en vrouwen van verschillend ras streng verboden.
Behalve deze psychologische factor zijn er economische oorzaken bij de vleet, wanneer de blanken - in gewezen koloniën of ten aanzien van nakomelingen van slaven - de gekleurden eeuwenlang hebben geëxploiteerd als een rechteloos proletariaat. Deze klasse probeert zich te emanciperen en deel te hebben aan de voorrechten der heersende standen. Er komt dan van de zijde der blanken een sterke drijfveer bij: de wens om economische privileges te behouden. In bedoelde gebieden - en zeer treffend is dit in de Verenigde Staten, in Zuid-Afrika en Rhodesia - staan de arme blanken meestal aan de kant van de rijke blanken, want zij hebben toch de voldoening nog een bevolkingsgroep onder zich te hebben, boven welke zij bevoorrecht zijn. Wie niets heeft om zich op te laten voorstaan behalve zijn kleur, kent aan die kleur een ongewone waarde toe. Het Duitse nationaal-socialisme werd gedragen door de plebejers, en het zijn de plebejers in het zuiden van de Verenigde Staten en in Zuid-Afrika die het felst ageren voor behoud van de rechteloosheid der gekleurden.
Dat in Zuid-Afrika de economie geheel afhankelijk is van de arbeid van negers, kleurlingen (lieden van gemengd ras) en Aziaten wordt niet betwist. In alle steden en industriële centra vormen zij de meerderheid. De welstand en de leidende positie van drie miljoen blanken worden gehandhaafd door de werkzaamheid van tien miljoen negers, anderhalf miljoen kleurlingen en een half miljoen Aziaten, die het proletariaat vormen en een zeer zwakke middenstand. In vergelijking met hen is zelfs de blanke arbeider nog ‘een baas’. De apartheid beoogt dus de verdeling in sociale klassen te handhaven. Nu is het voor Zuid-Afrika (en dat gold evenzeer voor het zuiden van de Verenigde Staten) onvermijdelijk geweest, het zwarte proletariaat te scholen, hoezeer men het ook een hogere technische opleiding ontzegde. Maar in de mijnen, de industrie, het transport, het toerisme en het huishouden zijn gekleurden vrijwel onbruikbaar geworden, als zij niet kunnen lezen of schrijven, de eerste beginselen van hygiëne en geciviliseerd gedrag niet kennen, hun gezondheid zouden verwaarlozen en allen epidemieën verwekkende krotbewoners zouden blijven. Zo herhaalt zich in Zuid-Afrika wat er een eeuw geleden in Europa gebeurde: het proletariaat begint deel te hebben aan de civilisatie van de meesters en sociale en politieke rechten te eisen. In zulk een stadium zijn er twee mogelijkheden: men riskeert een revolutie of men integreert geleidelijk de onderste klassen in het maatschappelijk verband. Dit laatste geschiedde in Europa. In het zuiden van de Verenigde Staten gaat men die weg op. In Zuid-Afrika verkiest men het gevaar van een revolutie, omdat men
| |
| |
hoopt die met gemonopoliseerd geweld te kunnen onderdrukken. De anti-sabotage-wet van 2 mei is een typisch nationaal-socialistisch voorbeeld van het onderstrepen van de rechteloosheid van bepaalde bevolkingsgroepen. De ontwerper van die wet, minister Vorster, is tijdens de laatste oorlog tegen Hitler-Duitsland dan ook geïnterneerd geworden als aanhanger van het nationaal-socialisme.
Zuid-Afrika is thans nog meer dan voorheen een politiestaat. De aanleiding tot de wet was het feit, dat na drie jaar van gevangenschap ‘de zwarte nationalist’ Soboekwe vrij zou komen, terwijl het gewenst werd geacht dat hij niet in de samenleving terugkeerde. De mogelijkheid is daarom geschapen iemand zonder vorm van proces en zonder aanklacht eindeloos in concentratiekampen of gevangenissen op te sluiten. Eerst voor een termijn van drie maanden, die dan telkens weer met drie maanden kan worden verlengd. Hij kan in die periode ook onophoudelijk verhoord worden en men behoeft zich niet af te vragen onder welke druk dit zal geschieden. De vrees voor martelingen is hierbij stellig niet denkbeeldig. De doodstraf staat op samenwerking met het buitenland om ‘enige wijziging aan te brengen op politiek, industrieel, sociaal of economisch gebied’, en natuurlijk op verbreiding van communistische denkbeelden, hoewel elke strijd tegen apartheid reeds communisme wordt genoemd. De minister van Justitie kan ten slotte iedere plek in Zuid-Afrika tot ‘beschermd gebied’ verklaren, en wie zich daar zonder vergunning zou ophouden kan veroordeeld worden tot vijftien jaar gevangenisstraf. Men bedenke daarbij dat gekleurde gevangenen aan boeren en industriëlen worden uitgeleend als goedkope arbeidskrachten, dat wil zeggen als slaven.
Maar tegelijk met die maatregelen groeit onder de blanken de angst. Jonge mannen en meisjes worden geoefend in het schieten, onder de volwassenen worden wapens uitgedeeld. De blanke bevolking begint zich meer en meer te barricaderen in haar eigen wijken.
Voor haar is het echter fataal, dat zij de gekleurden als arbeidskrachten niet kan missen, en dat zestig procent van de negers, kleurlingen en Aziaten in de samenleving der blanken economisch is geïntegreerd. De overigen kan men proberen te isoleren in reservaten, een soort zwarte koloniën binnen de eigen grenzen, onder blanke leiding maar met plaatselijk en regionaal zelfbestuur. Opmerkelijk is de concessie die men doet aan moderne ontvoogdingstheorieën, om althans deze negers - zoals in Transkei - rustig te houden en af te scheiden van de andere. Niets echter baat meer. Want deze geografische vorm van apartheid leidt tot het ontstaan van illusies omtrent zwart zelfbestuur. De zogenaamde autonome ‘negerstaten’ (waarvan er vijf zouden worden geschapen) zullen broeinesten worden van Afrikaans nationalisme. Des te meer omdat het vindingrijke brein der bedreigde blanken nog een andere rechtsfiguur heeft geschapen. De negers die onder de
| |
| |
‘witmannen’ leven, moeten worden beschouwd als burgers van die zwarte staten. Men kan hen dan officieel als vreemdelingen beschouwen in de nederzettingen der blanken, hun daar alle politieke rechten onthouden, en hen desgewenst deporteren zonder vorm van proces. Het resultaat zal echter zijn dat de blanken zich opsluiten in versterkte vestingen, zowel om van daaruit de nederzettingen der gekleurden binnen hun eigen gebied te controleren als om zich de ‘negerstaten’ van het lijf te houden. Dit laatste geldt reeds voor de drie Britse protectoraten, waarvan er twee binnen de grenzen der Republiek liggen en het derde eraan grenst. Deze gebieden onder Britse soevereiniteit, toevluchtsoorden en uitvalspoorten voor revolutionaire negers, worden nu met prikkeldraadversperringen (honderden kilometers lang) van de Republiek gescheiden.
Zozeer overheerst bij de blanken de angst, dat in het parlement ook de oppositie (de Verenigde Partij) voor de wet van minister Vorster heeft gestemd. Alleen mevrouw Suzman, de enige vertegenwoordigster van de multiraciale progressieve partij, heeft tegengestemd omdat zij er niet toe wilde meewerken ‘dat Zuid-Afrika steeds meer verzinkt in het moeras van een totalitaire staat’. Aangezien ondergronds de negers steun schijnen te bieden aan de Poqo, de voortzetting van het Panafrikaanse Congres, dat twee jaar geleden onwettig is verklaard, wordt elk misdrijf, elke brand en elk ongeval op rekening geschoven van dit geheimzinnige genootschap. De duivel waart rond, op elk uur van de dag en op elke hoek van een straat.
Het zou een wonder zijn, indien deze situatie niet leidde tot uitbarstingen en bloedbaden. Weliswaar kan dit wonder zich nog voordoen, indien voldoende blanken tot bezinning zouden komen en een geleidelijke emancipatie en integratie van gekleurden nog zouden aanvaarden. Maar de kans daarop wordt geringer. Dat Zuid-Afrika voortgaat blanke toeristen uit te nodigen en te ontvangen, en dat deze bezoekers gerustgesteld terugkeren, zegt niets. Hitler-Duitsland bleef tot 1939 eveneens miljoenen buitenlanders trekken om er de vakantie door te brengen, en die bemerkten ook niets. Indien ergens dan heeft ‘de revolutie van de negers’ in Zuid-Afrika echter een voedingsbodem gevonden. |
|