hoe dat heet, en had het dan ook bij gebrek aan bidvermogen graag op een lopen gezet, maar de meeste andere mannen en knapen kwamen meteen. De kleinste was tegen de zeventig en keek mij met van achterdocht onmiddellijk ontstoken oogjes aan. Daarop kregen we elk een uiterst klein boekje waar hebreeuws en kiekjes in stonden en achterin achttien kerkhoven en hoe er te komen van uit Manhattan, Bronx, Brooklyn, per auto, trein, bus. Er wordt hier niet veel gefietst. Nu dan, het oude mannetje begon pardoes voor te lezen, in het hebreeuws dan, terwijl de anderen, na kort over de richting van het oosten getwist te hebben, zich met verstrooid of peinzend schijnende houdingen onledig hielden. Een jongeman naast mij, die reeds aan zijn eerste herdershond en zijn tweede vrouw toe is, porde de zoon des huizes met het toch eigenlijk godsdienstig bedoelde pocketboekje in de buik en zei: ‘You drink too much beer,’ daarmee bewijzend dat hij een meer geroutineerde minionaris was dan ik, die krampachtig de kortste weg naar Sleepiday Pastures bleef bestuderen, nagenoeg hardop zelfs. De meest beroofden herhaalden soms een paar woorden uit het gebed, maar ook dat maakte de dood niet belangrijker. Het leek mij daarom geraden maar eens aan de gestorvene te denken, en ik liet dan ook een min of meer ballonvormige verontschuldiging van mijn hart uitgaan die spoedig een doorsnede van ongeveer dertig meter bereikte en toen geluidloos verdampte. Ik had namelijk nooit van de gestorvene gehoord. Enfin, dat is eigenlijk pas echt overlijden. Ik was toch wel blij geholpen te kunnen hebben.
Verder is er weinig merkwaardigs te vertellen. Over een week moet ik naar Atlantic City, waar de Federation (een groep natuurwetenschappelijke verenigingen) zijn jaarlijkse vijfdaagse samenzweringen houdt. Ditmaal worden er meer dan drieduizend lezingen gehouden, waarvan honderd over bloedstolling, en daarvan enige over trombose, en daarvan enige tegelijkertijd uit te kakelen op een platform in een hotel en op een platform in een ontstellend