De vreugde wel: zij brak dan uit, die ene vreugde die geen meervoud kent, de vreugde van het hout, door de vlammen eindelijk gegrepen - die vreugde waar enkel de vreugde van de vlammen mee te vergelijken viel, al overtrof zij die. Want als dat laatste uur uit had, doofde de vlammende vreugde van de voltrekking in de sintels die het hout haar naliet. De onvoorwaardelijke overgave, de tragische vreugde, had dan vervoerd gezegevierd. Aan dat uur, waarin niets meer herinnerde aan het overleefde geluk omdat het onsterfelijk leven er zich dodelijk in had uitgevierd, had de wereld part noch deel meer.
Nooit was het geluk meer dan een wereldse aangelegenheid zoals het verdriet, en optimisme en pessimisme, en vooruitgang en verval: winst- en verliesrekening, met politiek en al, van de wieg tot het graf... Wel een hele geschiedenis, maar niet anders dan geschiedenis: een kwestie van tijd.
Maar met de tijd is het gedaan als op de brandstapel een lichaam in de tragische vreugde overeind komt.
In de herinnering van de nabestaanden worden de vlammen overleefd door hun prooi. Richard III, die alleen maar zijn verdiende loon kreeg, stierf; maar Lear leeft nog.