De Gids. Jaargang 126(1963)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 371] [p. 371] Pierre Kemp Gedichten Épitaphe voor een woord-overgevoelige Ook met de benen was aan dat kind gewerkt. Het werd niet ingeblikt, wel ingekerkt. Zijn overgevoeligheid voor woord bleef onbeperkt, tot het groot-geestelijk op peil gesterkt zijn uitlaat sloot en hier werd weggezerkt. Als overbuur van een brievenbus De brieven slapen in de brievenbus en nu en dan flikkeren autolichten door de gleuf. Maar de brieven schrikken niet, gelijk mannen-in-het-zwart, die ook nog dichten. Rijzige dromen glijden dan door elkaar en zijgen geruisloos tussen het dichterhaar. Non-rivalen Tussen parfums en trommen is voor mij geen keus. Ik houd van marsmuziek en lig te bed in marsstand. Want er is ergens wel een hymne, die meegaand marspubliek behoeft, al is het maar één dichter. Ook 's nachts wordt er veel op mij gelet: ik mag geen bloemen in watten draaien, ik mag geen parfums achter de oren aaien, kort, ik moet slapen, gelijk dat behoort, van trommen dromen, maar niet van wat bekoort. [pagina 372] [p. 372] Jong paar Met grote passen en op ieder schouder een kolom lucht, beloopt de man de straat. Hij is pas getrouwd en keert zich nog niet om voor wat er langs hem gaat. Zij trippelt naast hem voort en telt de naden van de jurken, die zij rond haar deinen ziet. Hij is nog jong, met bier en limonade om zijn ogen en de slaaf van haar kritisch verschiet. Naderend vooruitzicht Mijn lijk loopt door mijn huis en streelt de intieme dingen. Er waart een zanggeruis, ik hoor de portretten zingen op de kasten en aan de muren: hoe lang zal hij nog duren? Fan-minded Als ik die onbekende brieven opendoe, ruik ik eerst naar de sekse van wie schreef, dan in de lucht waar ik mij mee omgeef. En kom ik soms niet goed op dreef, het onbekende maakt wel eens moe, ik neurie: ‘argeloze neef of nicht’ en knuffel die brief eens in zijn aangezicht. [pagina 373] [p. 373] Secondant Ergens in het land stond een schrijfblok op zijn kop en met zijn zomen te wenken. Ik vroeg mij af, wat schreef je ook weer op en waaraan loop ik dit te denken? Ik zag de seconden komen en gaan en starend naar mij voor de luchten staan. Toen heb ik mij plotseling omgekeerd: wat heb ik, oude gek, daar weer geleerd? En wat op dit schrijfblok gezien in deze tijd van min twintig en plus tien!? Bibliotheekleven Zo nu en dan leg ik die prinses op haar rug. Zij kijkt mij daar dankbaar voor aan en zegt: doe mij nu niet meer te vlug weer blijven staan. Ik weet het en al bent u niet van vlees en doek, u staat toch in mijn adelsboek. Weet je dus werkelijk wie ik ben? Of ik niet alle prinsessen op de erwten ken! Vorige Volgende