De Gids. Jaargang 126
(1963)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
Ger Harmsen
| |
[pagina 145]
| |
pese vasteland te wachten stond en consequenties eiste’. Nee, De Quay en de zijnen pleitten niet alleen voor Winterhulp en Arbeidsdienst, maar ‘wezen al hun leden erop - in het 22 februari 1941 gedateerde nummer van hun orgaan - dat het hun plicht niet alleen was zichzelf van iedere illegale actie te onthouden, doch ook anderen daarvan terug te houden’. Ook bladen als Vrij Nederland en Het Parool wezen toen nog verzetshandelingen af. Misschien hadden dan de oude vakbondsleiders iets met de staking te maken? Naïevelingen zouden kunnen menen dat zij hiervoor ambtshalve de meest aangewezen figuren waren. Ook de Duitse bezetters zochten aanvankelijk in deze richting. Enkele voormalige nvv-bestuurders werden gearresteerd. Maar prof. dr. Fr. de Jong schrijft in het in 1956 verschenen gedenkboek van het nvv Om de plaats van de arbeid: ‘Zij waren in directe zin onschuldig wat betrof de stakingsactie. ... Zij hadden er even weinig mee te maken gehad als zelfs het nas-bestuur, zoals na de oorlog zou blijken.’ De velen die de staking welke als een vloedgolf door Amsterdam spoelde, actief meebeleefd hadden, droegen de individueel ervaren spontaan bevrijdende uitwerking van deze gebeurtenis op de actie als geheel over. Niet alleen zij hadden spontaan meegedaan, maar de gehéle staking was een spontane daad van de Amsterdamse werkers geweest. En het is politiek en menselijk begrijpelijk dat leidende figuren die verstek hadden laten gaan of erger, hoog opgaven van de spontaniteit van de Februari-staking. Mr. S. Davids maakt er in een artikel in De Nieuwe Stem melding van dat Trouw nog in 1961, dus twintig jaar na de staking en zeven jaar nadat Sijes in zijn genoemde boek de spontaniteitsmythe ontrafeld en weerlegd heeft, schrijft: ‘Van communistische zijde eiste men - ten onrechte - de eer voor zich op, de staking georganiseerd te hebben’! Het is B.A. Sijes geweest die als medewerker verbonden aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, belast werd met het onderzoeken van de werkelijke toedracht der Februari-staking. Het resultaat was voor menigeen verbluf- | |
[pagina 146]
| |
fend en pijnlijk. Want de staking bleek wel degelijk grondig voorbereid en georganiseerd te zijn en wel door het meest verachte deel der natie, namelijk de ‘vaderlandsloze gezellen’: bestuurders en leden van de communistische partij. In mei 1946 was Sijes met zijn werk klaar, een aanvullend onderzoek in 1951 bracht geen wijziging in het reeds verkregen beeld, maar pas in 1954 volgde de publikatie van het resultaat. Zouden we ver mistasten door verband te zoeken tussen de pijnlijke conclusies van het rapport en de zoveel jaren uitgestelde openbaarmaking? Laten wij de slotsom waartoe Sijes in zijn boek, dat in 1961 in beknopte vorm ook als pocket-uitgave is verschenen, kwam, daarom nog wat nader onderzoeken. Terecht begint de schrijver zijn onderzoek met een analyse van de politieke situatie van begin 1941 in ons land. Het gevaar voor een pro-Duitse regering was gezien de opvattingen van De Quay en andere Unie-leiders, de verwarring stichtende brochure van Colijn, de wankelmoedigen in de boezem van de Nederlandse regering te Londen en het spel van de bezetters die met het oog op het Nederlandse koloniale bezit een zekere bestuurlijke autonomie nog gewenst achtten onder hun supervisie, niet denkbeeldig. Het streven van de anti-fascistische krachten was er derhalve op gericht klaarheid te scheppen en het front tussen de bezetters en het Nederlandse volk duidelijk af te bakenen. Dit kon alleen door zo snel mogelijk aan iedereen duidelijk te maken wat de werkelijke bedoelingen en de ware aard van de bezetters waren. Hiertoe blijken de communisten hun deel te hebben bijgedragen. Zij konden dit, omdat zoals Sijes vaststelt, hun partij de enige was die ook als partij de illegaliteit inging. Reeds eind oktober 1940 toonden de communisten door het organiseren van weken durende acties, stakingen, demonstraties en petitionnementen onder de duizenden werkverschaffingsarbeiders aan, dat ook onder de gewijzigde verhoudingen van de nazibezetting verzet mogelijk was. Sijes kent aan deze werkverschaffingsacties grote betekenis toe: | |
[pagina 147]
| |
‘Na de capitulatie was staken verboden; de mogelijkheid, zonder toezicht en ingrijpen van de politie bijeen te komen, was niet langer aanwezig. Hoe sympathiek moeten de arbeiders dus gestaan hebben tegenover de werkverschaffingsarbeiders, die voor zich dit recht usurpeerden - tegen alle verboden van de Duitsers in. Daarom hadden deze acties, die weliswaar als arbeids- en steunconflict in engere zin ontstaan waren, bij uitstek politieke betekenis.’ In januari 1941 ontstond er grote ongerustheid onder de arbeiders op de Amsterdamse scheepswerven, toen het bericht kwam dat drieduizend van hen uitgezonden zouden worden naar Duitsland om daar te werken. ‘De stemming onder de arbeiders had zich, mede door de activiteit van leden der cpn reeds tot grote felheid ontwikkeld,’ aldus Sijes, zodat het op 17 februari op een werf tot staking kwam, die zich over de andere uitbreidde. De bezetters zagen van gedwongen uitzending af. Represaillemaatregelen bleven uit, zodat de arbeiders zich in alle opzichten overwinnaars konden voelen. Terecht zegt Sijes: ‘Veel was er na acht maanden bezetting onder de arbeidersbevolking in Amsterdam veranderd. Het zelfvertrouwen was teruggekeerd. Men greep terug op de traditie dat de arbeiders alleen gezamenlijk macht konden ontwikkelen. In de conflicten spraken tienduizenden uit, dat zij niet van plan waren voor onrecht te bukken, ook niet onder een Duitse bezetting. Daartegen had men zich met succes solidair teweer gesteld. Hier lag een van de diepere bronnen waaruit de Februari-staking zou opwellen.’ Het is begrijpelijk dat Sijes toen hem bij het opgraven van de voorgeschiedenis der Februari-staking, die geen op zichzelf staande gebeurtenis bleek, maar een uitermate belangrijke schakel in een hele keten van acties, duidelijk werd welk een doorslaggevende rol de cpn hierbij vervulde, een apart hoofdstuk wijdt aan een nadere bespreking van deze organisatie. Hij noemt de cpn ‘de krachtigste illegale groep, die voor de Februari-staking in Amsterdam bestond’. Reeds voor 20 juli, de dag waarop Rost van Tonningen tot. | |
[pagina 148]
| |
commissaris voor de marxistische organisaties benoemd werd, organiseerde de cpn, volgens Sijes, de illegale strijd onder leiding van Paul de Groot, Lou Jansen en Jan Dieters. In november 1940 verscheen het eerste nummer van De Waarheid. Ten slotte vat Sijes de stand van de verzetsbeweging in ons land als volgt samen: ‘Het Parool werd in die tijd nog door een klein groepje gedragen, dat zich voornamelijk toelegde op het uitgeven van het blad. De illegale rsap, waaruit het blad Spartacus stamde, was klein en telde in juni 1941, dus drie maanden na de Februari-staking, ongeveer 150 personen, dertig groepen van 5 man over het gehele land verspreid. Achter De Waarheid echter stond een politieke partij, de cpn, die over een apparaat beschikte om de stakingspropaganda direct onder de arbeiders in fabrieken en werkplaatsen te brengen. Op deze wijze kon de cpn de oproepen in haar illegale blad, die in haar stakingspropaganda slechts een onderdeel vormden, aanvullen met actie in de bedrijven.’ Op voortreffelijke wijze beschrijft Sijes het verloop van de februari-gebeurtenissen. Vrijwel steeds slaagt hij erin de verwarrende veelheid van voorvallen te ordenen en door het kiezen van tekenende details het verborgen mechanisme van de staking voor ons aanschouwelijk te maken. Wij moeten hieraan voorbijgaan en ons bepalen tot het releveren van die feiten die de conclusie van het boek schragen. Na de razzia op 22 en 23 februari in de jodenhoek ‘riepen de communisten de arbeiders op “zonder onderscheid van richting” op straat te protesteren’. Zo was een gunstige voedingsbodem voor de staking ontstaan. De landelijke leiding had Lou Jansen al naar Amsterdam afgevaardigd om de mogelijkheden voor een algemene staking nader te onderzoeken. Na een bespreking met Lou Jansen gaf Jaap Brandenburg het stakingsparool, voorlopig nog zonder een precieze tijdsaanduiding. Dit gebeurde op zondag, maar de dag tevoren had Brandenburg al opdracht gegeven stemming te maken voor een algemene staking. Lou Jansen zorgde voor een manifest. Aldus de | |
[pagina 149]
| |
door Sijes vermelde gang van zaken aan de vooravond van de staking. Op de vroege ochtend van de 25ste februari bleek van een spontane bereidheid tot staking nog niet veel. Niemand voelde ervoor de spits af te bijten, zelfs de werkverschaffingsarbeiders niet. Na taaie strijd lukte het ten slotte wel bij de gemeentetram. Steeds weer maakt Sijes melding van communisten die de leiding nemen, het voorbeeld geven, de mensen toespreken en opwekken, manifesten ronddelen, enzovoort. Pas in de middag krijgt de staking het karakter van het natuurgeweld van een lawine. Tijdens en na de stakingen begonnen de arrestaties. Nadat op 3 maart een der eigenaars van de ijssalon in de Van Woustraat, Cahn, een voor Hitler gevluchte joodse emigrant, gefusilleerd was, viel op 6 maart Leen Schijvenschuurder als eerste Nederlander voor een Duits vuurpeloton. Hij was communist en jood. Zijn dood weerlegt twee mythen tegelijk. Ten slotte werden van de 110 gearresteerde communisten 22 vervolgd. Los hiervan waren op 13 maart nog drie communisten terechtgesteld. Sijes maakt geen melding van nietcommunisten die wegens hun betrokken-zijn bij de Februaristaking gevonnist werden. Het boek van Sijes spreekt dus duidelijke taal met betrekking tot de organisatie van de Februari-staking. Van de spontaniteitsmythe laat hij niets over. De lezer die zich een genuanceerd beeld wil vormen van alle aspecten van de staking, van het optreden van de door de straten golvende massa's, van de lankmoedigheid van de Amsterdamse politie, van het barbaarse optreden der bezetters, van de lafheid en halfheid van directieleden en ondernemers en van de jammerlijke houding der Joodse Raad, zij dringend naar het boek zelf verwezen. Zo verbluffend als de conclusies van Sijes voor velen mogen zijn, nog verbluffender is wel dat de communisten deze historicus en zijn boek in alle toonaarden hebben vervloekt.Ga naar eind2 Op welke gronden zij dit echter deden en doen is niet geheel duidelijk. Hoofdzaak schijnt te zijn dat Sijes | |
[pagina 150]
| |
geen lid van de cpn is, maar ons dunkt dat juist de onbetwistbaar anti-communistische gezindheid van de auteur, de conclusie dat de communisten de staking georganiseerd hebben, waardevoller en sterker maakt dan wanneer een communist tot deze conclusie komt. Wij zullen ons er verder niet in verdiepen en ook voorbijgaan aan enkele onduidelijkheden op ondergeschikte punten in het verslag dat Sijes ons doet en aan een duidelijke tegenspraak tussen de slotbeschouwing en het eigenlijke verslag. Vorig jaar is ook van communistische zijde een boek over de Februari-staking verschenen van de hand van Gerard Maas onder de titel Kroniek van de Februari-staking 1941.Ga naar eind3 Maas verkeerde bij het schrijven in een gunstiger positie dan Sijes. Ten eerste omdat het boek van Sijes er reeds was en Maas gebruik kon maken van deze schat van gegevens, en ten tweede omdat Sijes door gebrek aan medewerking van de cpn bij zijn onderzoek - op 2 mei 1950 verbrak de cpn in een brief aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie de betrekkingen zelfs geheel - een aantal inlichtingen niet had kunnen verkrijgen. Bij het doorlezen van het boek van Maas krijgt men niet de indruk dat hij van deze twee voor hem gunstige omstandigheden bijzonder geprofiteerd heeft. Trouwens de voorgeschiedenis van de staking neemt een zo onevenredig grote plaats in dat er voor de staking zelf een slechts zeer bescheiden plaatsje overblijft. In de beschrijvende gedeelten is de auteur op zijn best, al kan zijn wat opgeschroefde en geforceerde taal ons niet altijd bekoren. Door een daad heroïsch te noemen, wordt deze er niet heroïscher op. Vooral de strijd van de werkverschaffingsarbeiders schildert Maas echter vol begrip en roerend, echt van binnen uit. Bedenkelijk is dat Maas door zijn gebondenheid aan de wisselende conjunctuur van de cpn-politiek en de verschuivende waardering voor personen, de geschiedenis geweld heeft aangedaan. Hiervan een enkel voorbeeld. In een anonieme brochure wijst de cpn-leiding er in 1954 op dat Sijes het aandeel van een aantal communisten verdonkere- | |
[pagina 151]
| |
maant. Als bewijs geldt dat de bestuurders der overheidsgroepen zoals Gerben Wagenaar, Frits Reuter en anderen niet de eer krijgen die hun toekomt. Sijes noemt ze echter wel degelijk, maar bij Maas zoekt men anno 1961 zelfs vergeefs naar hun namen. Van het politieke standpunt van de cpn bij het uitbreken van de oorlog maakt Maas een farce. Hij beweert glashard dat het door Paul de Groot op het partijcongres in 1938, voor het verraad van München, ingenomen standpunt ‘de grondslag vormde voor de activiteit van de cpn kort voor de oorlog en direct nadat het fascisme en het Duitse militarisme ons land overweldigd hadden’. Geen woord over de wending in de loop van 1939 van de volksfrontpolitiek naar die van een zich distantiëren van het Duitse en Engelse imperialisme, meer nog van het laatste dan van het eerste, en het zich veel sterker en uitsluitend oriënteren op de strijd van de arbeidersklasse. De vele kleine slordigheden in het boek van Maas zullen we niet signaleren, in het algemeen tasten ze de juistheid van het totaalbeeld niet aan. Wel ernstig is dat nu en dan het weglaten van feiten een zwart-wit-tekening oplevert, die de rijk geschakeerde werkelijkheid geweld aandoet. Als historicus blijft Maas ver achter bij Sijes. Van de geschiedschrijvers nu naar de kunstenaar Theun de Vries, van wiens hand vorig jaar een driedelige roman over de staking is verschenen onder de titel Februari.Ga naar eind4 Het geheel telt bijna 1300 bladzijden van groot formaat, waarvan het lezen al zoveel tijd in beslag neemt dat men zich afvraagt hoe de schrijver dit werk in een jaar heeft kunnen voltooien. Theun de Vries is niet alleen een uitermate begaafd kunstenaar, iemand die op virtuoze wijze het instrument van de Nederlandse taal weet te bespelen, maar ook een scherp criticus en een degelijk historicus. Hij heeft verschillende geschiedkundige werken op zijn naam staan en het is derhalve begrijpelijk dat hij ook voor zijn letterkundige stof herhaaldelijk teruggrijpt op thema's uit het verleden. Steeds meer valt daarbij zijn keus op voorbeelden van strijd tegen politieke en sociale onderdrukking. Ook | |
[pagina 152]
| |
met het verzet in ons land tegen de Duitse onderdrukkers hield hij zich reeds bezig in Het meisje met het rode haar. Alleen al door zijn begaafdheid als historicus en zijn verbondenheid met de vrijheidsstrijd van de onderdrukten, was Theun de Vries de aangewezen man voor een roman over de Februari-staking. Daarbij speelde het gebeuren zich af in de stad waar hij zijn hart aan verpand heeft en was het de partij waartoe hij al zovele jaren behoorde, die deze verzetsactie organiseerde. Theun de Vries heeft de roman opgezet in de vorm van een kroniek. Gedurende alle dagen van de maand februari volgt hij de gebeurtenissen op de voet. Hierdoor was het moeilijk herhalingen te voorkomen en toch is de schrijver daar vrijwel in geslaagd. Voor het werk als geheel zijn we vol lof en bewondering. Het duurt even voor men erin is, eerst loopt het nog wat stroef, maar geleidelijk aan neemt de spanning toe om in het tweede deel zijn hoogtepunt te bereiken. Tegen het eind verslapt deze spanning enigszins, hierbij speelt de compositie de schrijver parten. We zullen de verschillen tussen de eisen die we aan een geschiedkundig werk en een historische roman stellen, niet nader uitwerken. Wereldbeschouwelijke inzichten spelen daarbij een zo grote rol, dat het niet wel mogelijk is tot algemeen aanvaarde regels te komen. De roman Februari is historisch waar in die zin dat het wezen van het anti-fascis-tische verzet erin geraakt wordt. Maar ook als men het verslag van Sijes vergelijkt met de roman van De Vries dan is men verbluft over de mate waarin beiden juist in de details van de kleinere voorvallen en gebeurlijkheden die er de levensechtheid aan geven, overeenstemmen. Natuurlijk is dit niet van doorslaggevende betekenis voor de artistieke waarde van deze roman en het doet zeker ook aan het waarheidsgehalte ervan in diepere zin niets af of toe. Het demonstreert echter niet alleen de grote waarde die het onderzoek van Sijes voor De Vries heeft gehad, maar ook dat het leven van die februari-maand al zo rijk aan tekenende voorvallen en opmerkelijke figuren was, dat de schrijver | |
[pagina 153]
| |
niet veel meer nodig had om zijn verhaal mee te stofferen. Dat de auteur zich allerlei dichterlijke vrijheden permitteert is hiermee niet in strijd. De door hemzelf geschapen figuren behoren opmerkelijk genoeg tot de beste uit het boek. Beslissend is dat de in het historische beeld aangebrachte retouches vrijwel nergens leiden tot een vereenvoudiging en schematisering van de geschiedenis. Dit onderscheidt de historische roman van Theun de Vries principieel en scherp van het historische overzicht van Gerard Maas. Nooit haast doet De Vries aan de kleurige veelvormigheid en eigengereidheid van het leven te kort. Van het optreden van de politie, van de ambtenaren en de geestelijkheid krijgen we in de roman een heel wat genuanceerder schildering dan bij Maas. Het moedige optreden van de twee agenten tijdens de razzia in de jodenhoek waarbij honderden bijeengedreven werden, die door het openen van een achterdeur een aantal joden in het politiebureau lieten onderduiken, heeft in het boek van Maas geen plaatsje kunnen krijgen, maar in de roman van De Vries in lichtelijk gewijzigde vorm wel. In de communistische cliché-voorstelling die Maas zich van het politieoptreden maakt, past dit voorval niet. Daarom dient ook de wa-man, die bij Maas op blz. 105 in het water wordt gegooid, zich er door de politie te laten uittrekken. In werkelijkheid deden dit zijn ouders. De Vries laat zelfs burgemeester De Vlugt, deze uitgeslapen regent, op zijn manier ook zijn mannetje staan. Zo zouden we door kunnen gaan. Toch beschikt de romanschrijver niet over meer kunstmiddelen en uitdrukkingsmogelijkheden in zijn arsenaal dan de geschiedkundige en dit blijkt ook wel uit het feit dat we deze zin voor nuances bij Sijes wel aantreffen. En hier doet zich dan het opmerkelijke verschijnsel voor, dat Theun de Vries wat het verloop van de massa-actie zelf betreft, dichter aansluit bij Sijes dan bij Maas. Op slechts enkele, zij het zeer controversiële punten, wijkt De Vries van Sijes af. De roman Februari brengt meer dan honderd verschillende personen voor het voetlicht die we min of meer ge- | |
[pagina 154]
| |
regeld ontmoeten. Daarbuiten zijn er nog een aantal die een meer incidentele rol spelen. Toch kan men niet zeggen dat het boek overbevolkt is. Op een of andere wijze vertegenwoordigen al deze mensen een facet van het bonte geheel. Welk een veelsoortige milieus heeft de schrijver moeten schetsen: die van de vijand en zijn handlangers, die van arbeiders werkzaam in uiteenlopende beroepen, die van de leden en functionarissen der communistische partij, die van joodse arbeiders en middenstanders, die van intellectuelen en kunstenaars, en die van kleine en grote ondernemers. En al deze verschillende milieus nemen op hun wijze deel aan de februari-gebeurtenissen, reageren erop, ondergaan er de invloed van en worden er anders door. Het scheppen en doen leven van Duitse en Nederlandse nazi's met al hun agenten en spionnen moet de auteur zwaar gevallen zijn en met wie zou dit niet het geval zijn. Het uitwerken van de onderlinge rivaliteit tussen Wehrmacht, ss en burgerlijk bestuur, maakt het mogelijk in de hierbij betrokkenen spanningen te leggen, die hen tot leven brengen. Het is trouwens bewonderenswaardig zoals de schrijver zijn taal weet te variëren al naar gelang hij het heeft over fascisten, arbeiders, artiesten of joodse middenstanders. Een voortdurende wisseling van gevoelswereld en sfeer, en dit is tot in ieder gebaar en in de kleinste woordnuances toe direct voelbaar. Christian Schlageisen, een brute Feldwebel en Fop Boxhorn, de bekende Koot, blijven ons het beste bij. Met de nsb'er Ko Vinkerboom zijn we minder gelukkig. En meer nog door de wel mogelijke maar niet aannemelijk gemaakte ontwikkeling van de man dan door het type dat hij vertegenwoordigt. Hij heeft het niet op straatrelletjes, en al die zwaarwichtige bloed- en bodemtheorieën gegoten in zulke moeilijke en ongebruikelijke woorden gaan hem eigenlijk boven zijn pet hoe hij zich ook inspant om ze te bevatten. Daarbij is hij rooms-katholiek en weigert de kerk hem de sacramenten, waar hij zich maar niet overheen kan zetten. Schlageisen, die we reeds noemden, heeft het | |
[pagina 155]
| |
op zijn vrouw voorzien en sleept hem mee in allerlei straatgevechten. En dan ontmoeten we Vinkerboom plotseling in de biechtstoel en blijkt hij tegelijk bedankt te hebben voor de nsb en de moordenaar van Schlageisen te zijn. Het is door de voortreffelijk getekende pastoor op zichzelf een prachtige scène, maar ze overvalt ons toch omdat ze niet past in de ontwikkeling van Vinkerboom. Het is een goede vondst van de schrijver om de terreur tegen de joden ook op innerlijk weifelende nsb'ers te laten inwerken en het bij één van hen op een geestelijke crisis aan te sturen, maar zo overtuigt het ons niet. Liever dan alle gezinnen uit de verschillende lagen van het volk die de schrijver voor ons laat leven op te sommen en te beschrijven, willen wij ze met elkaar vergelijken. Dan blijkt namelijk de overtuigingskracht die van de vertegenwoordigers der artistieke en kleinburgerlijke kringen uitgaat, groter dan die van de arbeiders. Het stralende en altijd vitale meisje Loekie Perquin, de dood van de scholier Jaapje Grutto, de stoïsche levensaanvaarding van de joodse emigranten die de ijssalon exploiteren, de goedmoedige krachtpatser Amos Fles, de trots van de sportclub ‘De Richter Jozua’, blijven ons bij. En boven alles uit maken de innige warmte die er van het joodse gezinnetje Lobo uitstraalt en hun krampachtig pogen te doen alsof de barbaarse buitenwereld er niet is, en de ommekeer die zich in de toneelspeelster Jenny Kervel voltrekt als zij met het werkelijke leven in aanraking komt, en waardoor zij uit haar luxe schijnwereldje stapt, een onvergetelijke indruk. De meeste arbeiders echter zijn als mens, op een enkele na zoals de stugge, woordarme Sandersleben met zijn anarchistische inslag, de zeeman en muiter Klaas Leerum en het weermannetje de conducteur Pieter Parel, wat bleker uitgevallen. Zolang de arbeiders nog gezamenlijk optreden op straat of in het bedrijf boeien zij ons wel. Want dan is het de dramatiek van de politieke en sociale spanningen die hen en ons in zijn greep heeft, en speciaal in het regisseren van straat- en massascènes is Theun de Vries, zo- | |
[pagina 156]
| |
als wij trouwens ook al van zijn vroegere romans wisten, een meester. Zitten de arbeiders thuis dan worden ze opeens minder interessant. En misschien niet alleen door een al te grote rechtschapenheid, maar ook omdat zij in geestelijk opzicht te af zijn. Zij weten van het begin af aan te goed wat er gaat gebeuren en wat er gedaan moet worden. Het was zeker zo dat communistische arbeiders niet met hun mond openstonden van verbazing bij de wandaden van de Duitsers, al brachten deze natuurlijk ook hun bloed aan het koken, maar of dit nu eveneens voor de anderen gold? En op de niet-communistisch gezinden laat de schrijver nauwelijks enig licht vallen. Figuren als Esther Lobo, doch vooral Jenny Kervel maken ieder op hun wijze iets door. De gebeurtenissen beroeren hen zodanig dat ze er innerlijk anders door worden en vooral bij de laatste gaat dit van veel geestelijke strijd vergezeld. Dit maakt dat ze ons iets te zeggen hebben en dat we ze niet licht zullen vergeten. De arbeiders echter met wie we geconfronteerd worden, zijn kerels uit één stuk die weten wat ze willen; natuurlijk moeten ze wel bij zichzelf allerlei weerstanden en aarzelingen overwinnen om te handelen zoals hun partij van hen verwacht, maar ze staan kant en klaar voor ons en maken geen ontwikkeling door. Van innerlijke conflicten, tegenstrijdige verlangens, driften en gevoelens speuren we niet veel. Misschien komt het ook hierdoor dat het doorslaan van Ivo Hoedjens bij het verhoor door de sd ons wat abrupt en onvoorbereid treft, als ons tenminste de weinig wilskrachtige kin ontgaan is. En de aanbrenger Pimpie Meerlandt is ronduit een karikatuur. De werkelijke spionnen en agenten - en ook die bevonden zich in de cpn! - waren helaas niet zo gemakkelijk te herkennen als Pimpie. De portier Mertens is een nare vlek die het boek ontsiert en waar we verder het zwijgen toe doen. Tot slot nog iets over de rol van de cpn in het boek. De spanning die het boek draagt en doortrekt, is juist in de partijscènes niet zo voelbaar. Zelfs als we ervan uitgaan dat | |
[pagina 157]
| |
de illegale strijd deze communistische functionarissen zo totaal absorbeerde dat er voor niet veel anders dan politiek plaats was, hebben we toch het gevoel dat de realiteit van het partijleven en de partijvergaderingen te kort komt. Ze boeien ons maar matig; de eensgezindheid niet alleen over wat gedaan moet worden en hoe dit moet gebeuren, maar ook over de perspectieven van de internationale ontwikkeling is zo groot, dat er van een echte dialoog nauwelijks meer sprake is. Niettemin waren er controversen. Over het uitgeven en het later weer intrekken - dit is overigens later gebeurd dan de schrijver aangeeft - van het stakingsparool voor 6 maart zijn meer en hardere woorden gevallen dan in de roman het geval is. Alles bij elkaar genomen verdient de schrijver echter niets dan lof voor de wijze waarop hij het evenwicht weet te bewaren tussen de rol en het aandeel van de cpn en het hier en daar zeer eigenmachtige en omvangrijke optreden van de massa. Als wij kritische opmerkingen maakten dan deden wij dit toch met schroom, want de taak die Theun de Vries op zich nam was een bijzonder zware, alleen al door de noodzaak zoveel verschillende milieus en arbeiders uit zulke uiteenlopende branches te moeten schilderen. Maar mogen we in dat verband herinneren aan wat de schrijver Jenny Kervel laat zeggen: ‘Ik spreek niet over het bereikte, zelfs niet over het bereikbare, maar over de volmaaktheid als een ideaal dat ons trekt’? En gezien in het licht van wat de auteur zich ten doel gesteld had, heeft hij inderdaad veel bereikt. |
|