| |
| |
| |
Martin J. Klein
Ehrenfest komt naar Leiden | Na vijftig jaar
Een halve eeuw geleden, op 4 december 1912, hield Paul Ehrenfest de inaugurale rede waarmee hij zijn ambt als professor in de theoretische natuurkunde aan de Universiteit van Leiden officieel aanvaardde. De vijftigste verjaardag van die gebeurtenis is alleszins het herdenken waard. De naam Ehrenfest, die nooit algemene bekendheid in de wereld heeft gekregen, is zelfs bij de jongere generatie van natuurkundigen niet in zo ruime mate bekend als hij zou moeten zijn. Hoewel geen grote theorie zijn naam draagt, stond hij een kwart eeuw lang, om Paul Langevin te citeren, ‘midden in het drama van de eigentijdse fysica’. In de moeilijke, opwindende jaren toen de moderne opvattingen over de quantumtheorie en de bouw van het atoom werden uitgewerkt, was geen man dieper bij deze worsteling betrokken dan Ehrenfest. Zijn pogingen om in de vloedgolf van nieuwe ontwikkelingen helderheid en begrijpelijkheid te handhaven deden hem de onofficiële benaming ‘het geweten der fysica’ verdienen.
De verjaardag van zijn professoraat is de meest passende gelegenheid om Ehrenfest te herdenken, want onderwijzen was zijn ware roeping: ‘De grote vreugde om aan anderen door te geven wat ik zelf meende te begrijpen vormde de eigenlijke ruggegraat van mijn leven.’ Zijn onovertroffen colleges, waarin louter de essentie van een onderwerp werd belicht en onvergetelijk duidelijk gemaakt, vormden slechts een deel van zijn onderwijs. Hij had een groot talent voor de Socratische dialoog en beoefende deze overal met zijn studenten en collega's, de waarheid door zijn aanhoudende kritische vragen dwingend te voorschijn te komen. Zijn studenten verlieten hem vol zelfvertrouwen, gereed om onafhankelijk te werken. Zijn enorme enthousiasme voor zijn wetenschap en zijn vermogen om het opwindende ervan
| |
| |
aan anderen mede te delen, verlevendigde de atmosfeer in Leiden en maakte dit in zijn tijd tot een van de belangrijkste centra voor theoretische natuurkunde ter wereld. Waar Ehrenfest ging - en hij reisde veel om lezingen te houden en conferenties in alle delen van Europa en de Verenigde Staten bij te wonen -, de directheid en openheid van zijn optreden, waarbij hij niets van zijn levendige, warme, complexe persoonlijkheid achterhield, bracht hem in nauw contact met allerlei soorten mensen. Zijn persoonlijke invloed reikte van zijn grote kring vrienden en correspondenten tot jonge studenten die hem misschien slechts één keer college hadden horen geven, en deze persoonlijke invloed wordt ook nu nog, negenentwintig jaar na zijn dood, sterk gevoeld door hen die hem gekend hebben - en door nog vele anderen met wie dit niet het geval is.
De leerstoel voor de theoretische natuurkunde in Leiden was in 1878 voor H.A. Lorentz, Nederlands grootste natuurkundige sinds Christiaan Huygens, ingesteld. Bij de ceuwwisseling werd Lorentz erkend als een leidende geest onder de theoretische natuurkundigen van de wereld, een briljante, serene, klassieke denker. In 1911, hoewel hij toen slechts achtenvijftig jaar oud was en nog op het toppunt van zijn krachten, gaf Lorentz zijn leerstoel in Leiden op om curator te worden van Teyler's Instituut in Haarlem. Deze nieuwe positie kwam neer op een professoraat voor wetenschappelijk onderzoek met weinig officiële plichten, dat Lorentz de vrijheid gaf zich aan zijn eigen studies te wijden en aan zijn steeds groter wordende verantwoordelijkheden als internationale wetenschappelijke figuur, die voortdurend werd uitgenodigd voor congressen en lezingen, te kunnen voldoen. De taak om een opvolger voor hem in Leiden te kiezen was een ernstige zaak en Lorentz kon de ernst ervan beter dan wie ook naar waarde schatten.
De natuurkunde was in gisting als nooit tevoren. Sinds de jaren 1890 was het imposante bouwsel van de negentiende-eeuwse natuurkunde minder en minder toereikend
| |
| |
gebleken. Een stroom van nieuwe experimentele ontdekkingen (röntgenstralen, het elektron, radioactiviteit, het fotoelektrische effect) waren op grondslag van de gevestigde theorie blijkbaar onverklaarbaar. Albert Einsteins ‘speciale relativiteitstheorie’ betekende een nieuwe benadering van fundamentele problemen ten aanzien van ruimte en tijd. De meest radicale van alle was Max Plancks suggestie in 1900 dat energie, die altijd als een voortdurend wisselende, oneindig deelbare kwantiteit was beschouwd, slechts in onderbroken eenheden of quanta kon worden geabsorbeerd of uitgestraald. Planck had deze vreemde conceptie nodig gehad om de waargenomen eigenschappen van de warmtestraling die van ieder heet voorwerp, zoals een gloeiende oven, uitgaat, te verklaren. In de jaren 1905 tot 1911 had Einstein Plancks werk uitgebreid en verdiept en met succes de nieuwe opvatting, om straling als een verzameling discontinue hoeveelheden energie te beschouwen, op een aantal andere problemen toegepast. De kracht en tegelijkertijd het diep paradoxale karakter van energiequanta, stonden in het middelpunt van de belangstelling tijdens een week van intensieve beraadslagingen, onder voorzitterschap van Lorentz, op het eerste Solvay-congres, dat in oktober 1911 in Brussel werd gehouden.
Het was duidelijk dat Lorentz' opvolger een man zou moeten zijn voor het tijdvak van revolutionaire veranderingen dat juist begonnen was, een man die op de nieuwe denkbeelden kon reageren en zich deze eigen maken, en helpen de zich ontwikkelende nieuwe natuurkunde een vorm te geven die datgene wat nog deugdelijk was in de oude behield en gebruikte. Bovenal zou hij een man moeten zijn die de volgende generatie van Nederlandse natuurkundigen voor de wereld van denkbeelden waarin zij zouden moeten leven en werken, kon voorbereiden. Lorentz' meest voor de hand liggende keuze zou Einstein zijn geweest, die op tweeëndertig-jarige leeftijd al duidelijk de diepzinnigste en oorspronkelijkste geest was die de natuurkunde in vele generaties had voortgebracht. Einstein was echter niet be- | |
| |
schikbaar omdat hij juist een professoraat aan de Zwitserse Technische Hogeschool (E.T.H.) te Zürich had aanvaard. Zo er van Einstein geen sprake kon zijn, op wie moest de keus dan wel vallen?
Lorentz besloot inlichtingen omtrent Paul Ehrenfest in te winnen. Twee belangrijke publikaties van Ehrenfest in de laatste maanden van 1911 hadden de aandacht van de Nederlandse geleerde getrokken. In de ene, over de essentiële trekken van de quantumtheorie, had Ehrenfest de bases voor de noodzaak van de hypothese van energiequanta naar voren gebracht en het verband met de tweede hoofdwet van de thermodynamica op een oorspronkelijke en indringende wijze onderzocht. Deze verhandeling, die vlak voor het Solvay-congres was verschenen, beantwoordde in feite verscheidene vragen die tijdens de gesprekken op dat congres waren geformuleerd. De tweede, nog belangrijkere publikatie, was een verhandeling van negentig bladzijden over de conceptuele grondslagen van de statistische mechanica die Ehrenfest te zamen met zijn vrouw Tatiana voor de Encyclopädie der mathematischen Wissenschaften had geschreven. Deze monografie vond onmiddellijk erkenning als een meesterlijke uiteenzetting en kritische ontwarring van de gecompliceerde gedachtengang in het werk van Ludwig Boltzmann en Willard Gibbs. Lorentz, die zelf lang en diep over deze vraagstukken had nagedacht, vond in deze monografie goede redenen om aan te nemen dat Ehrenfest de man was die hij zocht, de man die ‘in de fysica de puntjes op dei kon zetten’.
In het voorjaar van 1912 toen hij Lorentz' informerende brief ontving en spoedig daarna het aanbod om als zijn opvolger een van de voornaamste leerstoelen in de theoretische natuurkunde in Europa te bezetten, woonde Ehrenfest zonder geregelde betrekking in Sint-Petersburg. Hij was op 18 januari 1880 als jongste van vijf zonen van een Joodse kruidenier in Favoriten, een arbeiderswijk van de stad Wenen, geboren. De onderzoekende, nieuwsgierige geest van de
| |
| |
jonge Paul werd door zijn oudere broers gestimuleerd en aangemoedigd, met name door Arthur, die voor ingenieur studeerde, en Hugo, met wie hij zich het nauwst verbonden voelde, die later arts werd. Zijn levendige belangstelling voor wiskundige problemen en voor de wereld van de wetenschap, en zijn geboeidheid door mechanische instrumenten die hij met hun hulp reeds vroeg ontwikkelde, hielp hem zijn teleurstellende schooljaren te boven te komen. (Wenens antisemitisme in die jaren liet een blijvend litteken achter; het was een stad waarin hij zich nooit thuis zou voelen.) In 1899 deed Ehrenfest zijn intrede aan de Universiteit van Wenen waar hij onder Boltzmann, de voornaamste bouwmeester van de statistische mechanica en de toenmalige apostel van de atoomtheorie, studeerde. Ehrenfest onderbrak zijn studie in Wenen voor een verblijf van anderhalf jaar in Göttingen, waar hij Felix Kleins artistieke lezingen over wiskunde en de nieuwe wiskundige denkbeelden van David Hilbert in zich opnam. Het was ook op een van Kleins colleges dat Ehrenfest Tatiana Afanassjewa, een jonge Russische studente in de wiskunde, met wie hij in 1904 in Wenen trouwde, leerde kennen. Ehrenfest ondernam nog een studie-excursie in het voorjaar van 1903 en wel naar Leiden om de colleges van Lorentz bij te wonen. Hij keerde naar Wenen terug en promoveerde in 1904 onder Boltzmann.
(Wanneer wij vragen naar de herkomst van Ehrenfests karakteristieke wijze van handelen, zijn geschriften en zijn onderricht in de natuurkunde, kunnen wij vele van de eigenschappen tot zijn leermeesters herleiden. Zijn talent om eenvoudige modellen in te voeren die de essentiële kenmerken van de een of andere gecompliceerde theorie bevatten, was ongetwijfeld door zijn studie bij Boltzmann ontwikkeld. Ehrenfest schreef zelf over Boltzmanns toepassing van hetzelfde middel: ‘In die grote werken wier resultaten altijd een enorm terrein omvatten, krijgt het eenvoudige voorbeeld ook een uitvoerige, liefdevolle behandeling. Deze wezenstrek maakt Boltzmanns omstandige argumenten onge- | |
| |
meen levendig; de manier waarop hij door middel van het voorbeeld illustreert, dat altijd alle karakteristieke trekken van het grote probleem vertoont, gecombineerd met de uiterste eenvoud, geeft een inzicht in alle vermoeiende werkzaamheden die deze immense verbeelding moest verrichten alvorens zij tot de veelomvattende resultaten doordrong.’ Van Klein leerde Ehrenfest aan te dringen op geometrisch inzicht in gecompliceerde formules, opdat men de resultaten ‘op zijn vingers’ kon begrijpen. En zijn oudere broers, Arthur en Hugo, komt zeer zeker een gedeelte van de eer toe voor Ehrenfests vermogen om ingewikkelde denkbeelden in krachtige en puntige alledaagse woorden te vertalen.)
In 1907, na verscheidene jaren post-doctorale arbeid in Wenen en Göttingen te hebben verricht, verhuisden de Ehrenfests naar wat toen Sint-Petersburg heette, in de hoop zich blijvend in Rusland te kunnen vestigen. Maar ondanks Ehrenfests liefde voor dit land, en vooral voor het volk, en ondanks het gevoel, dat hij nooit kwijtraakte, dat Rusland ‘zonder twijfel een tehuis in de meest ernstige zin van het woord had kunnen worden’, bleek dit onmogelijk. Als jood, en vooral als een die sinds zijn huwelijk geen vaste religieuze binding had, werd het hem duidelijk dat geen officiële academische positie voor hem openstond. Deze Russische jaren waren voor Ehrenfest echter jaren van zeer grote activiteit. Hij werd een leidende figuur onder de jonge Russische natuurkundigen en de woning van de Ehrenfests in Sint-Petersburg werd een plaats voor geregelde bijeenkomsten van een informeel natuurkunde-colloquium dat hij stichtte. Hoewel hij er geen positie bekleedde blies hij het wiskundecolloquium van de studenten aan de Universiteit nieuw leven in. Het enige officiële onderwijs dat hij gaf was een college in 1910 aan het Polytechnische Instituut van Sint-Petersburg waarvoor hij, dank zij het zeldzame geluk van een begrotingsoverschot, werd uitgenodigd. Hij hield lezingen over de partiële differentiaal-vergelijkingen van de mathematische fysica en verlevendigde dit doorgaans dorre on- | |
| |
derwerp door het sterke element van persoonlijk contact dat hij erin bracht.
Deze Russische jaren waren bovenal gevuld met hevige discussies, die zich uitstrekten van natuurkundige en wiskundige problemen tot alle andere, zeer uiteenlopende vormen van belangstelling bij Paul en Tatiana Ehrenfest en hun jeugdige vriendenkring. Gesprekken bij de thee in een overvolle kamer tot laat in de nacht en dan naar buiten met één of twee vrienden door de eindeloze winterse straten van Sint-Petersburg in de snerpende kou, tot aan de ogen ingepakt. Het was deze intensiteit en vrijheid van discussie, deze Russische openheid in het gesprek, die de Ehrenfests het meest zouden missen toen zij Rusland verlieten voor het meer ingetogen Nederland.
In 1911 had Ehrenfest besloten te pogen een academische benoeming in West-Europa te krijgen, gedeeltelijk om financiële redenen, maar ook omdat voor hem de beoefening van de natuurkunde en het overdragen van zijn denkbeelden op anderen in gesprekken en colleges volstrekt onscheidbaar waren. Dienovereenkomstig maakte hij in de winter van 1911 op 1912 een grote tournee langs de voornaamste universiteiten van Duitsland, Zwitserland en het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk om de mogelijkheden te onderzoeken. De resultaten waren pijnlijk teleurstellend; dezelfde redenen die hem op de Russische universiteiten van een betrekking uitsloten, waren elders evenzeer van gelding. Hoogstens waren er slechts zeer kleine mogelijkheden in Praag en Zürich. De tournee had echter zijn lichtzijden: bezoeken aan Planck in Berlijn, aan zijn oude schoolvriend en medestudent, de wiskundige Gustav Herglotz in Leipzig en zijn medeleerling in de statistische mechanica, Maryan von Smoluchowski in Lemberg, het tegenwoordige Lwow. In het Natuurkundig Instituut in Wenen maakte hij kennis met Erwin Schrödinger, toen een jeugdig student, en sleepte hem meteen mee naar het dichtstbijzijnde koffiehuis om hem de nieuwe theorie over het magnetisme van Langevin en Pierre Weiss uiteen te zetten; dit was voor Schrödinger
| |
| |
een gedenkwaardig gesprek omdat het zijn speurwerk in een nieuwe baan leidde.
Voor Ehrenfest kwam het hoogtepunt van zijn rondreis in Praag waar hij Einstein voor het eerst ontmoette. Binnen de paar minuten nadat Einstein hem van het station had afgehaald, zaten zij in een kofiehuis over statistische mechanica te praten. Om half twee de volgende morgen zaten ze nog op in Einsteins huis, thee te drinken en te praten, disputeerden aan het ontbijt over Plancks quantumtheorie, speelden samen sonates voor viool en piano - en werden vrienden voor het leven. ‘Ja, wij zullen vrienden zijn - was enorm gelukkig,’ schreef Ehrenfest in zijn zakboekje en voor Einstein was het ‘alsof onze dromen en aspiraties voor elkaar bestemd waren’.
Toen Lorentz' brief Ehrenfest in april 1912 bereikte, was hij al vrijwel besloten om met zijn gezin naar Zürich te verhuizen. Einstein ging naar Zürich als professor aan de Technische Hogeschool, zijn leerstoel in Praag eraan gevend, en er was een kans dat hij daar voor Ehrenfest een aanstelling als docent kon verkrijgen. Niets was zeker, maar de gelegenheid om in Einsteins buurt te vertoeven scheen de onderneming de moeite waard te maken. Met het aanbod van Lorentz veranderde alles; een geheel nieuwe wereld ging voor Ehrenfest open met het Leidse professoraat als middelpunt.
Wanneer wij Ehrenfests inaugurale rede thans, vijftig jaar nadat zij werd uitgesproken, lezen voelen wij nog iets van de opwinding die deze in zijn gehoor van toen wakker riep. De gedrukte woorden kunnen de buiging van de stem, de wisselende gelaatsuitdrukkingen, de levendigheid van de spreker niet opnieuw oproepen, maar de eigenlijke opwinding ligt in het drama van de denkbeelden. En het is juist dit drama, zo boeiend voor de wetenschapsman maar zo moeilijk over te dragen op een algemeen publiek, dat Ehrenfest op onnavolgbare wijze tot uitdrukking wist te brengen.
‘Sta mij toe over een crisis te spreken,’ zo begon hij, ‘een crisis die op het ogenblik een fundamentele natuurkundige
| |
| |
hypothese bedreigt - de ether-hypothese. Het komt mij voor dat deze crisis een levendig beeld geeft van de typisch revolutionaire stemming die de theoretische natuurkunde op het ogenblik beheerst.’ Hiermee was meteen een toon van directheid en dringendheid aangeslagen. Ehrenfest had besloten over de ontwikkelingen te spreken die leidden tot Einsteins relativiteitstheorie, die in 1905 was gepubliceerd en over de gangbare discussies over de noodzaak van een andere ether-hypothese waaraan hij had deelgenomen. De ether, aanvankelijk voorgesteld als het onzichtbare, ontastbare medium waardoor de lichtgolven zich voortplanten, was problematisch geworden door het klassieke experiment dat in 1887 in Cleveland door A.A. Michelson en E.W. Morley was ondernomen. Om dit subtiele, fijnzinnige experiment voor zijn toehoorders tot leven te wekken nam Ehrenfest zijn toevlucht tot wat hij zelf een ‘groteske overdrijving’ noemde, bedoeld om de voornaamste trekken van de situatie zo helder mogelijk te belichten.
‘Veronderstel dat wij een enorme bol voor ons hebben. Veel groter dan de aarde, veel groter dan de baan van de aarde. Zo groot dat een lichtstraal er twee uur voor nodig heeft om van de ene naar de andere kant te reizen. Een proefnemer zit precies in het midden van de bol. De bol staat in rust voor ons. Laat de proefnemer nu het volgende experiment uitvoeren: hij laat een zeer heldere lamp een ogenblik oplichten en wacht dan op wat hij vervolgens zal zien. Eerst ziet hij de lamp een ogenblik. Dan twee uur duisternis. Want het licht heeft er een uur voor nodig om van het midden naar de binnenste wand van de bol te reizen en nogmaals een uur om naar de proefnemer terug te keren na door deze wand te zijn weerkaatst. En juist op dat ogenblik ziet de proefnemer de gehele binnenste wand van de bol tegelijkertijd een ogenblik oplichten. Daarna wederom duisternis. Veronderstel nu dat wij een tweede bol hebben, precies zoals de eerste. Deze tweede bol bevindt zich echter niet in rust voor ons, maar beweegt daarentegen met een enorme snelheid, bij voorbeeld een tiende van de snel- | |
| |
heid van het licht. De proefnemer beweegt zich met de bol mee. Laat deze tweede proefnemer nu, net als de eerste, een heldere lamp een ogenblik doen oplichten en weer wachten op wat hij vervolgens zal zien. Onze vraag luidt: ziet de proefnemer in de bewegende bol ook de gehele binnenoppervlakte van de bol op een en hetzelfde ogenblik, of ziet hij iets anders?’
Na dit opmerkelijke beeld van de proefnemer die zijn lamp doet oplichten in de enorme donkere bol die door de ruimte raast te hebben gebruikt, kon Ehrenfest overgaan tot de antwoorden die op deze vraag mogelijk waren. Met een reeks weloverwogen streken, met dezelfde korte zinnen, werkende als een karikaturist, die slechts de wezenstrekken van zijn onderwerp vastlegt, schetste Ehrenfest de ontwikkeling van de ether-theorie. Indien de ether, waardoor het licht zich voortplantte, stilstaand was, zoals deze ontwikkeling scheen te vereisen, dan zouden de gevolgen van de ‘etherwind’ die door de bewegende bol woei, ertoe leiden dat de waarnemingen van de tweede proefnemer sterk van die van de eerste zouden verschillen. Het ontbreken van dergelijke effecten van de etherwind was het paradoxale resultaat van het experiment van Michelson en Morley. De theorieën die waren opgeworpen om de paradox eruit te elimineren, waren alle vreemd en nieuw; Ehrenfest beschouwde ze één voor één. Lorentz zelf had aangetoond dat alle tegenstellingen werden geëlimineerd wanneer de beweging door de ether de vorm van het bewegende lichaam veranderde. Volgens deze contractie-hypothese zouden de gevolgen van de etherwind de waarnemingen verricht door de bewegende proefnemer precies opheffen. Einsteins relativiteitstheorie wierp deze paradox omver door het bestaan van de ether te ontkennen. Einsteins resultaten en de vergelijkingen waarin deze werden uitgedrukt waren identiek met die van Lorentz, maar zijn postulaten waren radicaal verschillend. Ehrenfest merkte, met een karakteristiek trekje, op dat Einstein in feite van zijn lezers verlangde dat zij behalve de twee postulaten van deze theorie een derde
| |
| |
verklaring zouden onderschrijven: ‘Wij verklaren dat de combinatie van deze twee beweringen ons bevredigt.’
Ehrenfest besloot zijn lezing met enkele opmerkingen over een fragmentarische theorie, eveneens etherloos, maar geheel verschillend van die van Einstein, naar voren gebracht door zijn vriend Walther Ritz. (Ritz' dood op jeugdige leeftijd verhinderde dat deze theorieën werden uitgewerkt en latere experimenten hebben zijn grondpremisse geëlimineerd, maar toentertijd was zijn werk het onderwerp van veel gesprekken.) Met een terloopse verwijzing naar het verwarde kluwen van problemen verbonden aan quanta eindigde Ehrenfest, zijn gehoor opzettelijk achterlatend met het gevoel dat het laatste woord over het probleem van de ether nog niet was gesproken.
De traditie van inaugurale redevoeringen aan Nederlandse Universiteiten verlangt dat de nieuwe professor passende woorden van dank voor zijn benoeming aan zijn rede verbindt, en woorden van welkom en belofte tot zijn nieuwe collegae en studenten richt. In deze opmerkingen kon Ehrenfest evenmin formeel en onpersoonlijk zijn als in zijn lezing academisch en professoraal. Hij maakte geen geheim van zijn verering voor Lorentz, een verering die met de jaren nog dieper zou worden. Zich rechtstreeks tot hem richtend, zei Ehrenfest:
‘Wanneer een van ons jongere mensen met u in aanraking komt, moet hij één ding wel bovenal voelen: u leest onze zielen als een open boek, rustig glimlachend. U ziet niet alleen onze wetenschappelijke plannen en denkbeelden voor u ontvouwd, met al hun verdiensten en tekortkomingen, die wij eerst veel later zullen zien; u doorschouwt ook helder en indringend onze zuiver menselijke gevoelens, verlangens en bekwaamheden. En zo ziet u ook duidelijk de wirwar van strijdige gevoelens waarmee ik uit uw handen dit ambt ontving dat u wenste neer te leggen. Maar de gedachte dat onze gezamenlijke professorale plichten mij het grote voorrecht zullen schenken van een nauwe persoonlijke verhouding tot u, vervult mij met onverdeelde blijdschap.’
| |
| |
Tot de studenten sprak Ehrenfest woorden die uit het diepst van zijn innerlijk kwamen en die de volgende eenentwintig jaar van zijn leven zouden bevestigen:
‘Ik vat mijn plichten jegens u als volgt op: bij mijn beste weten en naar mijn beste vermogen zal ik elk van u, met zo min mogelijk schade, helpen de weg te vinden die het meest met het wezenlijke van zijn talenten overeenstemt. De stelselmatige colleges die ik verplicht ben u over de verschillende leervakken en de afzonderlijke problemen van de theoretische natuurkunde te geven zijn een noodzakelijk, maar zeker geen voldoende middel om dit doel te bereiken. Het is bovendien absoluut noodzakelijk dat ik persoonlijk contact met individuen tot stand breng. Ik vraag u mij te beschouwen bij uw studie als een oudere collega en niet als iemand die in een absoluut verschillend stadium van wetenschappelijke ontwikkeling verkeert. Ikzelf kan mij voorwaar niet anders gevoelen in aanwezigheid van onze grote gemeenschappelijke leermeester Lorentz.’
Wanneer wij proberen tot uitdrukking te brengen wat Ehrenfest voor zijn studenten betekende, en niet alleen voor hen die nauw met hem samenwerkten, maar evenzeer voor de velen die hem slechts één keer hoorden, komen wij in de verleiding aan Socrates te denken. De parallel gaat dieper, maar het is wellicht voldoende de woorden aan te halen die Plato Alcibiades in de mond gaf toen hij zich tot Socrates richtte:
‘Wanneer wij welke andere spreker ook horen, zelfs een zeer goede, heeft hij absoluut geen uitwerking op ons, of slechts een geringe, terwijl enkele fragmenten van u en uw woorden, zelfs uit de tweede hand en hoe onvolmaakt ook herhaald, de ziel van iedere man, vrouw en kind die er binnen gehoorsafstand van komt, verbaast en overmeestert. ... Ik heb Pericles en andere grote redenaars gehoord en ik was van mening dat zij goede sprekers waren, maar ik heb nooit een dergelijk gevoel gehad; mijn ziel werd niet door hen beroerd.’
Vertaald door Max Schuchart
|
|