Medewerkers aan dit nummer
b.a. van groningen. Geb. 1894. Sinds 1928 hoogleraar te Leiden in de Griekse taal- en letterkunde en de Griekse oudheden. Publiceerde o.m.: De papyro Oxyrhynchita 1380 (dissertatie, 1921), Le gymnasiarque des métropoles de l'Égypte romaine (1924), Aristote, Le second livre de l'économique (1933), Short manual of Greek palaeography (1940), Papyrologisch leerboek (1940, met prof. dr. M. David), Heimwee en fantasie (1947), Vier voordrachten over de Griekse tragedie (1949), A family-archive from Tebtunis (1950), In the grip of the past (1953), La poésie verbale grecque (1953), Pindare au banquet (1959) en Le dyscolos de Ménandre (1960).
b. hunningher. Geb. 1903. Sinds 1948 hoogleraar in de Nederlandse cultuurgeschiedenis aan de Columbia University te New York. Publiceerde o.m.: Het dramatische werk van Schimmel in verband met het Amsterdamsche tooneelleven in de negentiende eeuw (dissertatie, 1931), Toneel en werkelijkheid (1947), Een eeuw Nederlands toneel (1949) en The origin of the theater (1955).
pierre kemp. Geb. 1886. Dichter. In 1953 verscheen Een bloemlezing uit zijn kleine liederen, samengesteld door Adriaan Morriën. Voornaamste bundels daarna: Engelse verfdoos (1956), Vijf families en één poederblauw (1958), Emeritaat (1959), Garden, 36, 22, 36 inches (1959) en De incomplete luisteraar. De sieraden (1961).
h.l. leffelaar. Geb. 1929. Studeerde Indisch recht te Leiden en journalistiek aan de University of Georgia (U.S.A.). Als verslaggever onder meer verbonden geweest aan Haarlems Dagblad, The Daily Times (Gainesville, Georgia) en Haagse Post. Publiceerde o.m.: ‘Schimmen van verbeelding’ (1952), Het kaartenhuis in Dixie (1958) en Leven op rantsoen (1959).
a. marja (ps. van A.Th. Mooij). Geb. 1917. Debuteerde in 1937 met de dichtbundel Stalen op zicht. Publiceerde voorts o.m.: Snippers op de rivier (roman, 1941), Van mens tot mens (keur uit de gedichten, 1948), Binnendijks, buitendijks... (essays, 1949), Buiten het boekje (geschreven portretten, 1954), Tussen de gemaskerden (schetsen, 1958), Nochtans een christen (keur uit de gedichten, 1962) en De fatale bres (vertalingen naar West- en Oostduitse dichters, 1962). Ter perse: Poëzieproeven (essays). De gedichten in dit nummer zijn uit de bundel in voorbereiding Van de wieg tot het graf.