nbas was meer dan de andere geestverwante jeugdgroepen een elitegroep, die zichzelf dan ook als een ‘bond van aanstaande geestelijke leiders van ons volk’ beschouwde, naar later zou blijken terecht.
Van de meer dan honderd jeugdorganisaties die dr. Harmsen in zijn boek ter sprake brengt, zijn dit wel de belangrijkste. De bewustwording van de jeugd is een merkwaardig tijdsverschijnsel geweest, en hoe merkwaardig wel leert ons pas dit boek. Men gevoelt respect en bewondering voor de schrijver, die de talloos vele van overal bijeenverzamelde gegevens tot een sluitende legkaart heeft weten aaneen te passen, zodat we nu voor het eerst ons een beeld kunnen vormen van wat de bewustgeworden jeugd in ons land vóór 1940 heeft bewogen, en van wat ze heeft bereikt. Volledig is dat beeld natuurlijk niet. De vraag is of het bij een grotere volledigheid een ander aspect zou hebben gekregen. De voorkeur van de schrijver gaat onmiskenbaar naar de vrije jeugdbeweging uit, en misschien moet men daaruit zijn klacht verklaren over gebrek aan medewerking van de zijde van de ajc en de cjb (blz. 14). Veel blijft nog onverklaard, misschien wel onverklaarbaar. Dat de Nederlandse jeugdbeweging een imitatie van de Duitse zou zijn, zoals M.J. Hartgerink indertijd beweerd heeft, is overdreven, maar een feit is dat althans bepaalde facetten van de Duitse jeugdbeweging een achteraf gezien onvoorstelbaar grote invloed op de Nederlandse hebben gehad. Een typisch voorbeeld daarvan is de ‘Drude’-cultus, die in de loop van 1928 vooral in de nbas, maar ook in de jgob en de ajc ‘als een epidemie om zich grijpt’ (blz. 285). De invloed van de literatuur (en dan met name van de Duitse) op de jeugdbeweging verdient een apart onderzoek, waarvoor men hier al een aantal bouwstoffen vindt. Zoals het moderne socialisme in Nederland nauw met dat in Duitsland gelieerd was, was ook de socialistische jeugdbeweging dat, althans in een later stadium, en goeddeels juist door het medium van de kunst.
Het proefschrift van dr. Harmsen heeft een hinderlijke leemte in onze sociale geschiedenis op loffelijke wijze aangevuld. Vooral wie de jeugdbeweging in een of meer van haar uitingen gekend heeft, zal dit goed geschreven en goed gecomponeerde boek met meer dan gewone belangstelling lezen. Het fragmentarische materiaal waaruit het verhaal werd opgebouwd, heeft ten slotte toch tot een geheel geleid, dat lijkt te sluiten, al vraagt men zich wel af of nieuwe bronnen op het een of andere onderdeel geen ander licht zullen werpen. Vele gegevens zijn aan mondelinge mededelingen ontleend, maar bij navraag bleek me dat de schrijver enkele nog levende belangrijke figuren uit de beweging niet geïnterviewd heeft. Registers van personen, van organisaties, periodieken en titels, en van zaken zijn uiterst welkome wegwijzers door dit met gegevens overladen, ongemeen rijke boek, dat in een voortreffelijke uitvoering is uitgegeven door een der velen, die in jonger jaren