De Gids. Jaargang 125(1962)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 301] [p. 301] J. Bernlef Eenvoudig is het niet... Eenvoudig is het niet om over de liefde te schrijven als een kat die gekruld bij de kachel ligt en de warmte in zijn vacht gevangen houdt zoals ik jou... maar mijn spieren staan niet in een luie boog van verzadiging ik kraak en eenmaal zal ik breken Eenvoudig is het niet om over de liefde te schrijven als een emaille kroes door talloze lippen versleten tot blauwzwarte uitslag de randen versiert zoals jij... maar jouw mond zal op de mijne oxideren tot woorden tot gras en tot niets Eenvoudig is het dus niet om over de liefde te schrijven te dicht dring je door mijn woorden heen en te ver is je nerfblauwe sterven van woorden verwijderd, maar zoals de schreeuw van een kind: de echo van een noodzakelijkheid. ...zoals ik het huis inga en weet dat de deur is om afscheid te nemen en alles wuift de tafel de stoelen de wind wuift zijn lorren tegen het raam het behang wuift met zijn koortsuitslag de muizen wuiven onder de vloer [pagina 302] [p. 302] en waar ben jij? op mijn lippen kleven korreltjes zand alleen in mijn ogen is het stil en in mijn oren en ik weet waar je bent: ik wuif. ...zoals een gebit het zo goed zegt waarin na de maaltijd de herinnering ontwaakt als een koopvrouw die haar kleurige sjaal uitspreidt op de kinderhoofdjes en van alles nog een beetje te bieden heeft: dat ons leidt naar de blinde heler en naar de onzichtbare dief. ...zoals ook kou een vorm kan zijn die onze adem verbrandt tot een vluchtige beeldroman wie is niet verliefd op een ijsbaan is er iets hopelozer dan een dode vis onder het ijs niet rottend maar brandend van schaamte, iets meer hoopgevend dan een meeuw op weg in het blauw? Moeilijk is het niet om over de liefde te schrijven niets laat zich beter beschrijven en eindigt als regen in zand doordringt en doordringt tot het stenen landschap waarin wij allen afwezig zijn. Daarom geef ik je leegte als vogels lucht vissen water een eigen element het warme zand de kale rotsen van mijn landschap. [pagina 303] [p. 303] Zelfs dat niet want geen taal is bestand is stil genoeg en jij bent geen schildpad en ik niet stom, val dwars door de coulissen in het mierengewriemel van de liefde. Ik kan niet anders dan over de liefde schrijven. Ook de haan vraagt niet naar zijn kam, hij zet hem op en kraait, soms midden in de nacht. Vorige Volgende