| |
| |
| |
A.L. Constandse
Kroniek van de buitenlandse politiek | Koude oorlog in de kosmos
In het midden van de maand augustus werden teleurgestelde vakantiegangers enigszins schadeloos gesteld voor het ongerief van het slechte weer: er zweefden twee Russen met een fabelachtige snelheid rond de aarde in ‘kunstmanen’, die omvangrijker waren dan bij voorafgaande proefnemingen. De telecommunicatie met de kosmische zwervers liet niets te wensen over, de beide heren maakten het best, verrichtten waarnemingen en registreerden allerlei gegevens. Nadat zij volgens de plannen waren geland, toen respectievelijk 48 en 64 maal rond de aarde hadden gewenteld en hadden bewezen, dat de mens zich in een staat van gewichtloosheid goed voelt, begon men te praten over de toekomstige reis naar de maan, die binnen een jaar of vijf wel zou kunnen plaatsvinden. Men had reden zich af te vragen, vanwaar deze belangstelling kwam voor een onbewoonbaar hemellichaam. De psychologen verklaarden ons, dat de zucht tot avontuur en het ‘transcendente’ element in de mens niet meer vielen te bevredigen op het oppervlak of in de ingewanden der aarde. Mocht men verbaasd zijn over de romantische hobby's van machtige staten, dan werd ook gewezen op de onstuitbare behoefte van de regeringen om de zuivere wetenschap onbaatzuchtig te dienen. De Amerikaanse president Kennedy liet niet na, de Sowjetrussische premier Chroesjtsjow geluk te wensen. In een hartelijk gesteld telegram sprak Kennedy van een ‘belangrijke etappe in het grote menselijke avontuur van vredelievende exploratie van de kosmos’. Hoewel de Amerikanen nog slechts konden bogen op het bezit van twee ruimtevaarders, die te zamen zes keer rond de aarde waren gevlogen in nauwe cabines, en de Russen al vier kosmonauten rijk waren met een voorlopig onbereikbaar record, bleek uit het telegram van de Amerikaanse president niets van nijd. ‘De kosmonauten van de Verenigde Staten sluiten zich bij mij aan om onze groet te zenden aan majoor Nikolajew en luitenant-kolonel Popovitsj.’ Zo
men ziet laten ook de Russen geen ordinaire soldaten zo hoog vliegen.
Toen echter kwamen er een reeks heel nuchtere opmerkingen uit de mond van Sir Bernard Lovell, directeur van de sterrenwacht van Jodrell Bank, waar een reusachtige radiotelescoop de bewegingen volgt van kunstmatige satellieten. Sir Bernard voelt zich blijkbaar tegenwoordig in de positie van de bezoeker voor de deur, die weet dat hij via een ‘spionnetje’ op de derde verdieping wordt begluurd door de inwoners. En terwijl zulke spiegeltjes aan het raamkozijn schaars beginnen te worden, hebben de verborgen waarnemers van ons laag-bij-de-gronds
| |
| |
gedoe het hogerop gezocht. Sir Bernard zette iets recht: het gaat eigenlijk niet zozeer om belangstelling voor de dode maankrater, als wel om hetgeen zich op onze eigen planeet en in zijn dampkring afspeelt. Men kan fotograferen van zeer verre afstanden, radiocommunicaties onderscheppen, met radar elk bewegend voorwerp in de lucht registreren, explosies van kernenergie ontdekken, zelfs door middel van de apparaten van onbemande kunstmanen, die in staat zijn zulke gegevens in code door te geven aan de vervaardigers van de satellieten. Deze robots zijn uitnemende spionnen, en hoeveel te meer de ruimtevaaiders! Aangezien beide reageren op bevelen die van de aarde af worden gegeven, kunnen zij eventueel projectielen uitwerpen. Zij kunnen in een dusdanige baan worden gebracht, dat zij kunstmanen van de tegenstander kunnen vernietigen, bemand of niet bemand.
‘De Sowjet-Unie heeft een duidelijk ruimte-overwicht in militair, zo niet in wetenschappelijk opzicht,’ zei Sir Bernard. ‘Ik denk dat men moet zeggen dat de Sowjet-prestatie op nieuwe en folterende wijze de internationale onrust heeft vergroot.’ Hij wees erop dat op 1 mei 1960 de Russen een Amerikaans spionagevliegtuig, de U-2, van een hoogte van twintig kilometer boven de Oeral hadden neergehaald. ‘Ik kan geen reden zien waarom de Sowjet-Unie nu niet zeer snel in een positie kan zijn om op dezelfde manier de Amerikaanse spionnen-satellieten van kant te maken.’
Deze kenner van het heelal sprak over ‘spy satellites’ alsof dit de natuurlijkste zaak ter wereld was. In Amerikaanse beschouwingen werd vervolgens opgemerkt, dat niet werd aangenomen dat de Russen tot zulk een ‘vorm van agressie’ zouden overgaan, omdat de kosmos ‘extra-territoriaal’ zou zijn. Waar echter ligt de grens? De U-2 van de onfortuinlijke Gary Powers kon stijgen tot twintig kilometer. Die hoogte werd blijkbaar nog door iedereen als territoriaal beschouwd. Maar aangezien Sowjetrussische kunstogen ook boven Amerikaans grondgebied spieden, kan men in Washington wel gelijk hebben, dat de Russen de spionage-kunstmanen van de Verenigde Staten ongemoeid zullen laten, althans voorlopig.
Hoevele geheime satellieten vliegen er door het luchtruim? Het tijdschrift Flight heeft doen opmerken, dat nu ten onrechte de mening bestaat, dat de Amerikanen elke lancering vergezeld doen gaan van enorme publiciteit. In werkelijkheid, aldus dit blad, heeft de Amerikaanse luchtmacht sinds 22 november twintig satellieten gelanceerd, waarover zij nooit een woord heeft gezegd. Uit het bericht blijkt, dat de naam ‘Samos’ wordt gegeven aan een type kunstmaan, dat een erkende verspieder is, hoewel de broers en zusters, die de familienaam ‘Midas’ en ‘Discoverer’ dragen, er ook niet vies van zijn onbescheiden blikken te werpen in andermans huishouden. Bij die twintig moet het overigens niet gebleven zijn. ‘Zelfs de experts zouden niet in staat zijn de volledige
| |
| |
inventaris op te maken van de wetenschappelijke of militaire “ijzerwinkel”, die door de twee grootste mogendheden in een baan rond de aarde is gebracht,’ zo meent Flight. Maar het experiment met de twee bemande satellieten heeft bewezen, dat de Sowjet-Unie technisch een belangrijke voorsprong heeft op de Verenigde Staten.
Deze voorlopige suprematie is volgens Sir Bernard Lovell zo groot, ‘dat de mogelijkheid van de Amerikanen, om de Russen op dit speciale gebied binnen tien jaar in te halen, verder verwijderd is’. Een der oorzaken van de Amerikaanse achterstand is het onvermogen, raketten te fabriceren van dezelfde kracht als de Russen in staat zijn te vervaardigen. Wat nu de ‘missiles’ aangaat is er niemand die twijfelt aan hun militaire betekenis: zelfs een kind weet dat een raket een oorlogsinstrument is, het transportmiddel bij uitstek voor kernbommen. Bewezen is, dat duizenden kilo's nucleaire springstoffen door één enkele raket naar elk punt van de aarde kunnen worden vervoerd, en met steeds grotere nauwkeurigheid. Hoe komt het, dat de Verenigde Staten op dit terrein een achterstand hebben? Men moet daarvoor teruggaan naar de periode van ongeveer tien jaar geleden. De koude oorlog was toen een jaar of vijf gaande. De Russen hadden in 1949 hun eerste atoombom met succes beproefd. Zij moesten zich echter afvragen, hoe zij daarmee Noord-Amerika zouden kunnen bestoken in geval van oorlog. De afstanden die overbrugd moesten worden, waren voor de toenmalige vliegtuigen lang en vol gevaren. Dus ging de Sowjet-Unie zich toeleggen op het ontwerpen van intercontinentale raketten, die over de oceanen heen het grondgebied van de Verenigde Staten konden bereiken. De Amerikanen echter hadden tal van bases op het Euraziatische vasteland of op de eilanden daaromheen. Zij konden van Engeland en Japan, van het Naburige Oosten en Thailand, van de Perzische Golf en Pakistan uit het Sowjet-grondgebied bestoken. Vandaar dat zij ten eerste vertrouwden op hun zware bommenwerpers, waarvoor de afstand naar het hart van de Sowjet-Unie gemakkelijk viel te overbruggen, en ten tweede op raketten met een gemiddelde reikwijdte. Zij verwaarloosden dus de ontwikkeling van intercontinentale ‘missiles’. Daarbij kwam dan de storende wedijver tussen het
leger, de luchtmacht en de vloot, die elk hun eigen programma hadden, en door ijverzucht elkaars prestaties remden. De concurrentie was in dit geval geen produktieve of inventieve factor. Het aantal mislukte proefnemingen werd pijnlijk en onrustbarend. Nu beweren de Amerikanen wel, dat de Russen voor de wereld verbergen hoevele keren hun experimenten zonder succes zijn gebleven, en dat zal wel waar zijn. Maar het resultaat van de niet en wel geslaagde proeven is in elk geval voor de Russen gunstiger dan voor de Amerikanen.
Men zegt dus niet te veel indien men tot de conclusie komt, dat de militaire machtsverhoudingen zich hebben gewijzigd ten gunste van
| |
| |
de Sowjet-Unie. De Westduitse geleerde professor Saenger, een raketten-specialist, heeft na de vlucht van de heren Nikolajew en Popovitsj de Amerikanen aangeraden, Westeuropese deskundigen (en hij zal daarmee wel voornamelijk Duitsers bedoelen) in te schakelen. Nu is de leider van het Amerikaanse programma, Wernher von Braun, reeds een Duitser, en ook de Russen hebben niet weinig profijt getrokken van de kennis, die Adolf Hitler zijn experts heeft doen vergaren op het terrein van de raketten (de V-2's) en de kernenergie. Maar niets wijst erop, dat Duitse of Franse geleerden verder zouden zijn dan hun Amerikaanse collega's, ja het is zelfs de vraag of zij meer weten dan de Britse experts. Mochten er in West-Europa overigens zulke genieën zijn die de militaire kracht van het Westen willen versterken, dan belet niets hen in Amerikaanse dienst te treden. Men heeft hier dus veeleer te doen met een politiek proefballonnetje en met een voor de Amerikanen pijnlijke opmerking: men voelt zich in West-Europa niet meer voldoende door de Verenigde Staten beschermd. De West-Europeanen wensen een woordje mee te spreken. Eenvoudig gezegd: Duitsers en Fransen - de ‘as Bonn-Parijs’ - willen zelf kunnen beschikken over kernwapens en raketten. Het gevolg van de Amerikaanse achterstand is derhalve, dat Adenauer en de Gaulle luider hun eis doen horen, dat een verenigd West-Europa als ‘derde macht’ zal gelden.
Aldus krijgt het streven van de beide oude heren, om haast te maken met de vorming van een ‘politieke unie’, een nog grotere actualiteit. Volgens de Gaulle moet zulk een Unie omvatten: de economische commissie te Brussel; een culturele commissie; een politieke commissie; en... een militaire commissie. Hij heeft dat op zijn vermaarde persconferentie van mei nog eens uiteengezet. En het is voor niemand meer een geheim, dat de Gaulle wenst dat de Franse kernbommen ontwikkeld zullen worden door een gezamenlijke Westeuropese inspanning en ten behoeve van de ‘politieke unie’. De vraag of Engeland daarvan lid zal worden, houdt niet allereerst verband met het al of niet toetreden van Groot-Brittannië tot de Europese Economische Gemeenschap, maar met de bereidheid der Britten hun nucleaire kennis en hun voorraad kernwapens in te brengen in de politieke unie. Zou Engeland daartoe bereid zijn, dan kan men erop rekenen dat de Fransen geen enkele belemmering meer in de weg zullen leggen aan het toetreden van Groot-Brittannië tot de eeg, en dat de bezwaren tegen het verlenen van voorrechten aan het Gemenebest als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen. Engeland wenst echter niet gekoppeld te worden aan een continentale unie, indien het daarvoor zou moeten breken met de Verenigde Staten. Juist op het gebied van raketten en kernwapens is het zo nauw gebonden aan de Amerikanen, dat het de eerste en waardevolste bondgenoot is van de Verenigde Staten. Als zeemogendheid heeft het daarmee trouwens meer gemeen dan met de continentale landen,
| |
| |
die bovendien veel zwakker zijn dan de Verenigde Staten. Het heeft weinig zin voor de Engelsen, zich van een machtige bondgenoot te vervreemden in ruil voor een ‘nucleaire alliantie’ met Frankrijk en Duitsland. Waarbij nog komt, dat het oorlogsgevaar tot kookhitte zal stijgen, indien de Duitsers een overwegende invloed krijgen op de beslissing betreffende het aanwenden van kernwapens tegen de Sowjet-Unie. Welk volk zou in een verwoestende oorlog gedompeld willen worden ter wille van de eenheid der Duitsers of het bevredigen van de aanspraak die zij maken op Poolse gebieden? Natuurlijk ontkennen de Duitsers zelf, dat zij hun doeleinden door middel van een oorlog zouden willen bereiken. Maar de moeilijkheid is daarvan de Russen te overtuigen. Vandaar dat een Duits beschikkingsrecht over kernwapens een oorlog met reuzenschreden naderbij zou brengen. Beschouwt men al deze complicaties, dan moet men betreuren dat de militaire machtsverhoudingen minder gunstig liggen voor de Amerikanen. De roep om vorming van een twijfelachtige ‘derde macht’ in West-Europa wordt er luider door.
Aan de andere kant moet men toegeven, dat de Gaulle en de Duitse minister van defensie Strauss gelijk hebben, indien zij niet veel waarde meer hechten aan de betekenis van conventionele strijdkrachten. Het klassieke militaire apparaat rolt verder door de wet van ‘het behoud van arbeidsvermogen’, wat nog iets anders is dan oorlogsvermogen. Er liep een gerucht dat president Kennedy en zijn stafchef Taylor op het Westeuropese vasteland de klassieke strijdkrachten versterkt willen zien, om bij een conflict met het Sowjet-blok niet genoodzaakt te zijn onmiddellijk tactische of strategische kernwapens in te zetten. Dit werd verklaard uit de begeerte, een eventuele botsing (bij voorbeeld op de route naar Berlijn) te beperken, ten einde de mogelijkheid te behouden zo snel mogelijk tot een bestand en tot herstel van de vrede te komen. Maar doet zich zulk een geval voor, dan heeft niemand aan een werkelijke oorlog gedacht. Dan moet er slechts sprake zijn geweest van een betreurenswaardig incident. Zou daarentegen een conflict werkelijk een oorlog inleiden, dan is het enige wapen waarmee de nato kan antwoorden, de atoom- of waterstofbom. Kennedy zelf heeft dit bevestigd en op een van zijn persconferenties met ongewone scherpte gereageerd op andersoortige geruchten. Hij heeft gezegd, dat men wel kon vermoeden uit welke hoek ze kwamen. Hij moet hierbij hebben gedacht aan de Gaulle, die verscheidene malen heeft verklaard, dat Frankrijk er helemaal niet zeker van kon zijn dat de Amerikanen het zouden verdedigen, als zij het risico liepen dat hun eigen land dan zou worden vernietigd. Amerika zou evenwel tot een mogendheid van de derde rang vervallen, indien het zou toelaten dat West-Europa onder de voet zou worden gelopen. Men moet dus rekenen op een oorlog met kernwapens. En de vraag blijft onbeantwoord, waarom kostbare conventionele legers op de been worden gehouden.
| |
| |
Dit probleem is echter onbeduidend in vergelijking met het alles overheersende dilemma, door welke oorzaken de grote mogendheden zich voorbereiden op een oorlog, die zij niet kunnen voeren zonder gezamenlijk vernietigd te worden. Want al mogen dan de machtsverhoudingen nu gunstiger liggen voor de Sowjet-Unie, dan nog hebben de Verenigde Staten een militair vermogen dat ontstellend is. Het is mogelijk dat de Russen straks hun luchtruim kunnen beveiligen door op grote hoogte zware waterstofbommen te doen ontploffen. Het gevolg is dan dat de radioactiviteit en de temperatuur zodanig stijgen, dat een binnendringende raket verbrandt. Maar ook de Amerikanen hebben het op dit terrein al ver gebracht. En het moge waar zijn, dat er steeds defensieve middelen zijn gevonden tegenover aanvalswapens, het omgekeerde is ook waar. De hardnekkigste wedloop in bewapening, waarbij twee partijen elkaar in evenwicht hielden, heeft bovendien nooit verhinderd dat zij elkaar zwaar teisterden, wanneer het eenmaal tot een uitbarsting kwam. En met de beschikbare projectielen en explosieven (in welke verhouding de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie die ook bezitten) kunnen zij elkaar duizend maal vernietigen. Als zij dit vermogen slechts voor een tiende procent kunnen aanwenden is het met beide afgelopen. Dit weet iedereen, het wordt van de daken geschreeuwd. Men kan zeggen, dat de aard van de modernste wapens een oorlog uitsluit, omdat de vrees ervoor te groot is. Dat is misschien waar, doch niet bewezen. Vast staat echter dat die vrees ertoe leidt, dat de bewapeningswedloop op fantastischer wijze dan ooit, ten koste van astronomische bedragen, wordt voortgezet.
De leiders van de volken die bij de koude oorlog zijn betrokken en hem mentaal voeren, lijden aan een dergelijke vernauwing van het bewustzijn, dat zij als het ware ‘in trance’ voortgaan op de ingeslagen weg. De ene partij handelt onder dezelfde dwangvoorstellingen als de andere, ja zij dwingen elkaar ertoe blindelings te reageren. De ontwapenings-conferenties mislukken automatisch. Maar niemand heeft er meer behoefte aan getroost te worden: de nu levende generaties zijn bang zich te voeden met illusies.
Er zijn deskundige kenners van de modernste geschiedenis, die binnen vijf jaar een fatale ontknoping verwachten. Doch daaraan gelooft ook niemand. Wij rekenen namelijk allemaal op een eindeloze bestendiging van de status quo, met eventueel enkele kleine en niet-essentiële wijzigingen. Wij rekenen erop, dat in wezen de huidige grenzen op aarde blijven, en dat in de grenzeloze kosmos raketten en kunstmanen rondvliegen en nucleaire bommen ontploffen, zonder dat zij onze steden en dorpen raken. Met andere woorden, dat ‘de hoogste machten’, hoewel ‘in trance’ voortjagende, of wellicht daardoor, elkaar telkens weer voorbijschieten zonder elkaar te raken. Ook slaapwandelaars hebben immers soms een fabelachtig geluk. |
|