| |
| |
| |
P. Geyl
Onder de dreiging van de oorlog
Ik geef hier enige aanhalingen uit mijn correspondentie van 1937, 1938, 1939, die de atmosfeer van die benauwende jaren illustreren. Het was een opwellende gedachte die ik aan de redactie meedeelde en toen ik aan het uitwerken ging, vreesde ik dat het toch wel een wat te brokkelige verzameling werd om de lezers van nu te interesseren. De redactie dacht daar echter anders over en drong aan dat ik het plan zou volvoeren.
Ik heb het materiaal (dat voor uitbreiding vatbaar zou zijn) ingedeeld in vijf paragrafen. De stukken zijn natuurlijk slecht te begrijpen als men ze niet aan de gedurig wisselende omstandigheden kan verbinden. Daarom heb ik ze toegelicht (steeds tussen haakjes en cursief) - zo beknopt mogelijk.
| |
I
(De aanleiding tot de brieven in deze paragraaf blijkt bij lezing duidelijk genoeg. Staf de Clercq was de leider van het Vlaams-Nationaal Verbond, waarin de Vlaams-Nationalisten, nadat mijn intiemste vriend, Herman Vos, in 1934 zich wegens het de overhand krijgen van katholieken en het veld winnen van reactionaire tendenties van hen had afgewend om tot de Socialistische partij toe te treden, zich hadden gegroepeerd. Ik zelf zag die tendenties ook met bezorgdheid aan. Ze vierden hoogtij in het dagblad Volk en Staat, dat evenwel formeel de partij niet vertegenwoordigde. De Clercq was geen figuur om zich krachtig te doen gelden. Mr. H. Borginon, die de Kamerfractie presideerde, met wie ik persoonlijk bevriend was en bleef, was zeker heel wat meer waard en van gezindheid betrouwbaar. Hij werd echter, naar mijn gevoel te zeer, beheerst door de zucht, natuurlijk in een partijleider, om zijn mannen van gematigd tot extreem bijeen te houden.)
| |
| |
| |
Geyl aan De Clercq:
4-1-'37
Hooggeachte Heer De Clercq,
ik doe een beroep op u om openlijk uit te spreken, dat u alle verantwoordelijkheid voor het schandelijk artikel over de beweerde ‘incidenten’ bij de bruidstijd van Prinses Juliana in Volk en Staat van heden afwijst.
Er heeft sedert enige dagen in Duitsland een georganiseerde pers-campagne plaats tegen Noord-Nederland. Dat de berichten waarvan men daarbij uitgaat, verdraaid en gelogen zijn, is in de Nederlandse pers reeds aangetoond en wordt thans in een officieel Nederlands communiqué bevestigd. Wij Noord-Nederlanders hebben alle reden ons over het geschrijf van die Duitse bladen beledigd te gevoelen en bovendien ons met bezorgdheid af te vragen, wat de bedoeling zijn kan van de Duitse overheid, die dit toelaat of beveelt.
En nu komt, zonder enig nader onderzoek, het blad dat doorgaat voor het orgaan van het Vlaams-nationalisme, van de beweging die het eenheidsbewustzijn tussen Noorden Zuid-Nederland wil aanwakkeren, om op de meest smadelijke toon in deze de zijde van de Duitse regering te kiezen. Die feitelijke misgreep is erg genoeg. Maar wat te zeggen van beweringen die daar klakkeloos over Noord-Nederland gedaan worden, dat het een klein land is met een kleine geest, dat het gebrek heeft aan waarachtig nationaal gevoel, dat wij overwoekerd worden door jodendom en marxisme? Evenzovele onverantwoordelijke, lompe beledigingen.
Ik waarschuw u met de meeste nadruk, dat deze zinneloze en smakeloze uitingen enkel verwijdering kunnen teweeg brengen tussen het Vlaams-nationalisme en zijn trouwste Noord-Nederlandse vrienden. Ik ben ervan overtuigd, dat zij uw mening niet weergeven, maar in het belang van onze goede verstandhouding hoop ik dat u dit openlijk zult willen uitspreken en de lasteraar van V. en St. terechtwijzen.
| |
| |
Met vriendschappelijke groeten en hoogachting,
Uw
P. Geyl
| |
Geyl aan Borginon
6-1-'37
Amice,
Verstaan wij elkaar werkelijk niet meer? Ook jij vindt het ‘klein’ dat men hier weinig animo aan den dag gelegd heeft om het hakenkruis te vertonen. Je vergelijkt met het hypothetische geval van een Zweeds, Belgisch, of Engels huwelijk. De vergelijking gaat alvast hierom niet op, dat de Prins van Lippe geen Duits vorst is, aangezien er geen Duitse vorsten meer bestaan; hij was een Duits particulier. In de tweede plaats niet, omdat het hakenkruis weliswaar officieel Duitsland vertegenwoordigt, maar inderdaad een regiem, dat door de overgrote meerderheid van de mensen hier verfoeid wordt. Naar mijn mening is de stilzwijgende terzijdestelling van die vlag een uiting van gezond politiek en nationaal gevoel geweest. Het is bovendien rustig gedaan. Wat V. en St. beweerde omtrent God weet wat voor betogingen, was laster, evenals wat het beweerde omtrent kleine geest, geen nationaal gevoel, overwoekerd door marxisme en jodendom, leugen was.
Je spreekt van wat rechtgeaarde Duitsers ervan denken zouden. Ten eerste kunnen de Duitsers enkel nog denken op grond van wat hun door een gecontroleerde pers wordt voorgezet of wat ze bij geruchte vernemen; ten tweede zitten veel rechtgeaarde Duitsers in concentratiekampen of in ballingschap.
Het doet mij diep leed, dat je niet hebt willen inzien hoe roekeloos partij kiezen voor Duitsland tegen Nederland van een beweerd Vlaams-nationalistisch blad mij in mijn echtste Dietse gevoelens kwetsen moest. ...
Beste groeten,
P.G.
(Ik schreef dus een duchtige terechtwijzing aan het adres van Volk
| |
| |
en Staat, waaronder ik verkreeg dat ook Gerretson zijn naam plaatste, en bood het aan aan het weekblad Nieuw Vlaanderen, goed Vlaams-nationalistisch, maar naar ik dacht, vrij van de verderfelijke tendenties die in Volk en Staat soms naar voren kwamen. Ik stuitte echter op een weigering en daar stelde ook Borginon zich achter, ofschoon van zulke tendenties zeker totaal vrij.
Op 22 januari schreef hij mij, dat plaatsing van ons felle stuk tegen Volk en Staat in een geestverwant weekblad niet alleen Volk en Staat, maar ook het V.N.V. zou treffen. Ons voornemen om na de weigering door Nieuw Vlaanderen een ‘Belgicistisch’-Vlaams blad te benaderen vond hij natuurlijk nog erger. Hij ontkende dat Volk en Staat ‘helemaal door Nazi-Duitsland op sleeptouw genomen’ was.)
| |
Borginon aan Geyl
Brussel, 22-1-'37
...al valt ook mij en vele anderen in onze rangen allerlei onoordeelkundig geschrijf over Duitschland, Frankrijk, Joden enz. tegen. ... Mag ik er nog aan toevoegen dat ik in dit stuk noch uw gewone bijna wetenschappelijke sereniteit van toon, noch de voornaamheid terugvind, die ik steeds zoozeer heb gewaardeerd in al wat van uw pen kwam?
Zoudt gij nu niet meer in staat zijn, bij gebrek aan de politiek van het goede, die van het geringste kwaad recht te laten wedervaren?
Ik wil alsnog hopen dat gij afziet van uw jammerlijk voornemen.
Met oprechte groeten voor U beiden,
H. Borginon
| |
Geyl aan Borginon
24-1-'37
Amice,
om een bewijs te geven van onze goede wil hebben G. en ik besloten het stuk eerst nog, hoe ons dat ook tegen de borst stuit, aan V. en St. zelf aan te bieden. Wordt het daar geweigerd, dan moeten wij echter ons plan doorvoeren.
Je beschouwingen komen ons niet overtuigend voor.
| |
| |
Je tracht ons verantwoordelijk te stellen, indien uit onze aanklacht tegen V. en St. wapenen tegen V.N.V. gesmeed worden. Laat me je in herinnering brengen hoeveel maal ik je gewaarschuwd heb dat een positie (zoals je die nu zelf beschrijft!) waarbij het publiek het blad met de partij vereenzelvigt en het blad toch inderdaad niet aan de partij gehoorzaamt, onvermijdelijk tot katastrophes leiden moest. In ons stuk staat niet dat V. en St. helemaal door Nazi-Dlnd op sleeptouw genomen wordt. Er komen voor de afwisseling uitstekende, redelijke, onafhankelijke stukken in voor. Dat maakt zoveel te gevaarlijker dat daar tussendoor inderdaad gedurig Nazi-Duitsl.- en N.S.B.-propaganda gevoerd wordt. Hoe kan de lezer onderscheiden? Er wordt op die manier een geest gekweekt waar jij zelf op het kritieke ogenblik niet meer tegenop zult kunnen. Dat heb ik je herhaaldelijk voorgehouden, en je houding in dit conflict is mij een onverwacht snelle bevestiging dat ik maar al te groot gelijk gehad heb. Indien uit ons protest onaangenaamheden voortkomen, dan ligt de verantwoordelijkheid bij jou die de kracht of de moed niet gehad hebt om tijdig een onmogelijk troebele situatie op te helderen; of die misschien door de geregelde lectuur van dat fraaie proza je eigen (overigens toch zo kritische) geest al hebt laten benevelen. Vergeet niet dat ik begonnen ben met op De Clercq en jou een beroep te doen, en dat jullie het toen niet de moeite waard gevonden hebt de onomstotelijke feiten van het zo overduidelijke geval te onderscheiden, waaruit de infaamheid en de platbroekerij tegenover Goebbels van de voor Hollanders zo krenkende artikels ineens duidelijk geworden zou zijn.
Dat je mijn stuk minder sereen en voornaam vond dan gewoonlijk, mijn beste Borginon, komt zeker wel hiervandaan dat het je zo danig ongemakkelijk te pas kwam. Geloof mij dat mij dit oprecht leed doet. Ik heb niet de minste lust, wel waarlijk het tegendeel, om je taak van leider te bemoeilijken. Maar het ongeluk is dat je naar mijn mening bij je leiding tezeer op zekere punten geconcentreerd bent
| |
| |
en daarom niet opmerkt hoe gevaarlijk je ondertussen uit de koers geraakt bent.
Ik hoop dat onze oude vriendschap dit ernstig meningsverschil zal doorstaan. Ik hoop nog meer dat dit conflict je de ogen zal openen voor het gevaar van de weg waar je je de laatste tijd op hebt laten meeslepen.
Steeds je
P.G.
| |
Borginon aan Geyl
28 Januari 1937
Waarde Amice,
Ik geloof dat we nu van weerszijden in de kwestie van het artikel tegen V. en S. al gezegd hebben wat noodig en nuttig was en dat het dan ook geen zin heeft er verder woorden aan te verspillen.
Hoef ik je te zeggen dat dit meeningsverschil onze vriendschap in geenen deele in den weg hoeft te staan?
Hartelijk,
H. Borginon
(Het stuk verscheen 20 februari in Elckerlyc, weekblad van de Van Cauwelaertse katholieken, met de door mij toegevoegde mededeling dat het geweigerd was door Volk en Staat en Nieuw Vlaanderen. Het spreekt vanzelf dat het door de gematigde Flaminganten gretig tegen het V.N.V. uitgespeeld werd. Het hele geval markeerde mijn feitelijke breuk, bij alle vriendschap en waardering voor Borginon, met de Vlaams-nationalisten zoals zij zich ontwikkeld hadden.)
| |
II
(In februari 1937 sprak ik, samen met mijn collega Bolkestein, op een vergadering van E.D.D. in de volle zaal van Tivoli te Utrecht. Eenheid door Democratie, dat samenwerking van goedgezinden uit alle partijen tegen het nationaal-socialistische gevaar beoogde, ontplooide in 1937 grote activiteit met het oog op de in dat jaar te verwachten verkiezingen - waarbij inderdaad de N.S.B. terrein verloor.
| |
| |
Ik sprak weldra ook in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam, tot de nok gevuld. Ik was niet weinig voldaan om te ontdekken dat ik zo'n volksmenigte mee kon krijgen, maar een ogenblik later, toen van hetzelfde podium Vorrink sprak, begreep ik pas wat een volksredenaar is en de instemming die ik gewekt had, zonk in het niet bij de laaiende geestdrift die nu losbarstte. In 1938 sprak ik nog een keer voor zo'n gehoor te Amsterdam over de gruwelen van de Jodenvervolging in Duitsland, die ons voor het probleem van toelaten van vluchtelingen stelde; alle pogingen om van onze regering een royaler politiek te verkrijgen faalden. Vergelijk onder IV: 13 October 1938 en 22 Februari 1939.
Op 25 februari 1937, kort na die eerste vergadering te Utrecht, hield in dezelfde zaal de N.S.B. een vergadering. Daarvan kreeg ik van een onbekende een uitvoerig verslag toegezonden. Na Rost van Tonningen had Van Genechten er het woord gevoerd en hij had geweldig tegen mij uitgevaren. Ik zou in mijn rede Mussert vals hebben geciteerd, ik had de N.S.B. Duits genoemd. ‘Geyl sprak onwaarheid; zijn rasgevoelens als Jood waren sterker dan zijn nationaal gevoel.’
Ieder die onwelgevallige waarheden durfde zeggen, heette bij die lieden Jood. Volk en Vaderland schreef op een keer: ‘Piet Geyl kan met zijn proza niet meer in de grote pers terecht, hij moet zich behelpen met het blaadje van zijn rasgenoot Van Blankenstein’ - met het Utrechts Nieuwsblad namelijk, waarin inderdaad de moedige hoofdredacteur Van Heuven Goedhart artikels opnam, die men elders niet licht geplaatst zou krijgen.)
| |
III
(Om 2 uur na middernacht, 21 september 1938, hadden de Engelse en Franse regeringen - Neville Chamberlain had toen zijn eerste bezoek aan Hitler gebracht, in Berchtesgaden - tot Tsjechoslowakije een soort ultimatum gericht om het Derde Rijk de nodige concessies te doen. Dit was nog maar een begin. Op 30 september volgde te München de beruchte overeenkomst, waarbij Chamberlain en Daladier Tsjechoslowakije definitief aan Hitler prijsgaven.)
| |
| |
| |
Gerretson aan Geyl
21 September 1938
... Ik ben uiterst vermoeid thuisgekomen. Vermoeid en geestelijk walgende van de internationale politiek. De capitulatie van hedenmorgen vooral schokt me enorm. Dat wordt, zooals ik je al zei, een tweede vrede van Bazel, waarvan onze kinderen het gevolg zullen dragen.
Of vergissen wij ons zóo?
t.t.
G.
(Bovenstaande brief werd mij blijkbaar aan huis bezorgd, want ik antwoordde nog diezelfde dag:)
| |
Geyl aan Gerretson
Utrecht, 21 September 1938
Beste Gerrit,
de wanhoop waarmee de kranten me de laatste dagen vervullen, is zó dat ik ze slecht lees. Ik vrees dat iedere dag nog dieper vernederingen en nog onherstelbaarder verwarring brengen zal, en wat ik het pijnlijkst vind is de triomf der bozen. Nee bij God, wij vergissen ons niet. Hitler en zijn bende zijn de vertegenwoordigers van alles wat wij haten en verachten. En het is verschrikkelijk om te zien hoe zij vergroot en versterkt worden door de zwakheden van het betere systeem, door de lafheid, angst voor verantwoordelijkheid, voor bloedvergieten, van de democratie, van het systeem dat toch ook in menselijke waarden gelooft, of ze althans de nodige ruimte geeft.
Is een democratie denkbaar die tegelijk strijdbaar zijn zou? Daar zal het volgende geslacht toe opgevoed moeten worden, als het iets terecht wil brengen van wat nu verknoeid is. Of zullen er binnen korter termijn nog nieuwe kansen geboden worden? Er heerst in Frankrijk en Engeland veel verontwaardiging. Machteloos, vrees ik.
...
| |
| |
| |
Renier aan Geyl
Londen, 29 September 1938
Amice,
Na een gezellige dag in Rotterdam met Ada - Boymans, de wolkenkrabber van de Bijenkorf - ben ik rustig naar Engeland gereisd, in gezelschap van twee Nederlandse non-interventie-officieren en een bloembollenkoopman, die gezamenlijk Hitler tegen de muur hebben geplaatst en Duitsland in zijn oorspronkelijke gebieden hebben verdeeld. Zo krijgszuchtig heb ik de Engelsen niet gevonden, maar opvallend eensgezind wel. Iedereen hunkert hier naar de vrede, en iedereen is vast van plan alleen op het gebied van de Sudetenduitsers, maar niet op het kapittel van de expansie en imperialistische eisen, toe te geven. Wat ook zo opvallend is, is de opvatting dat deze oorlog heel anders zal zijn dan de vorige: een totale oorlog, waarin van ‘business as usual’ geen sprake zal zijn. Mijn buurvrouw Nora is al weg geweest om voorbereidselen te maken voor de ontruiming van haar school. University College is een kluwen van loopgraven en zandzakken, en we hebben onze maskers al. De opening van de Universiteit is een week uitgesteld, en als er oorlog komt, gaat ze helemaal niet open. Ook Oxford en Cambridge blijven in dat geval gesloten. Een aantal zaken zullen sluiten. Er wordt trouwens al flink ontruimd. Het gaat helemaal zonder paniek, maar met de overtuiging dat het, vooral de eerste weken, wanneer de luchtafweer nog geen ondervinding heeft, erg zal spannen. Jimmy heeft zijn dochtertje al weggezonden, en veel mensen zijn al weg. Het is druk aan de stations.
Het gevaar blijft natuurlijk, dat er te München tussen de drie fascistische leiders en Daladier zal worden gekonkeld, dat b.v. Spanje de prijs van een nieuw dubbelverraad van Italië wordt, en dat Hitler tegelijkertijd met de buit en met de eer van een geweldige opoffering om des vredes wil te hebben gemaakt uit de conferenties komt. Nu, als je deze brief ontvangt zullen we het ergste al wel weten. Maar dan zou ik toch geloven dat de parlementaire landen hun les
| |
| |
hebben geleerd, en voortaan wat minder lichtgelovig zullen zijn. Ook zal het woord van de Franse staf voortaan toch wel wat meer gewicht hebben.
Echt nieuws heb ik nog niet. Ik heb al heel wat getelefoneerd, en met ettelijke mensen gesproken; door Jimmy hoor ik van de opinie in academische kringen: eensgezind: weerstand bieden. Van Olive over wat men in de uitgeverswereld denkt. Ik heb al over de peace-pledge movement van een conscientious objector vernomen, en verder naar mijn housekeeper en naar winkeliers geluisterd. Overal, behalve dan van de zijde der passieve pacifisten, die buiten eigen kring geen invloed hebben, krijgt men de indruk, dat men het nu moe is, en dat alleen een vrede die niet door Hitler gedicteerd wordt goedkeuring zal krijgen.
...
(G.J. Renier, mijn vriend sedert 1914, mijn opvolger in Londen sedert 1936, schrijver van het befaamde The English, are they human?, 1931; van The Dutch nation, vertaling 1948; van History, its purpose and method, 1950.)
| |
Geyl aan Renier
Utrecht, 2 October 1938
B.R.,
hartelijk dank voor je brief over de stemming in Engeland verleden Woensdag en Donderdag. 't Is nu Zondag: daar schijnen jaren tussen te liggen. De anti-climax is verschrikkelijk geweest, en erger nog dan het verraad van Chamberlain is de stomme geestdrift in Londen, Parijs ...en hier! Je moet blijkbaar een goede dosis politiek vernuft bezitten om te begrijpen wat een overgave daar te München plaats gehad heeft en hoe gemakkelijk het is om zo vrede te maken. Waarachtig, zo kunnen we 't allemaal, en daar was al die omslag niet voor nodig geweest: hij had rustig in Londen kunnen blijven en telegraferen: ga je gang.
Maar wat nu?
Ik heb juist een beleefdheidsbezoek gebracht aan onze
| |
| |
nieuwe Rector, een goede verstandige oude heer, medicus. Hij walgde nog van Hitler's radio-rede ('t is verbazend wat die hier een slechte indruk gemaakt heeft; er was nòg een oude medicus bij de Rector, een die mij beschreven was als NSB-er, maar die was net zo ontsteld over de ‘onbeheerstheid, de onbeschaafdheid’; 't is jammer dat de Engelsen geen Duits kennen; ik was er die avond kapot van, - en het beestelijk gehuil van die bende!!). Maar het mooie is nu, dat onze nieuwe Rector toch verrukt van Chamberlain was, en het best vond dat de Duitsers alles toe kregen: dat zou ze genezen van de gedachte dat iedereen tegen ze was, dat was de enige manier om ze weer in de gemeenschap te krijgen, en pas dan konden ze van hun overige waanzin bevrijd worden, Hitler incluis, en vervolgens... tegen Rusland. Wat een optimisme. En wat een vooruitzicht.
Maar wat zegt Londen er nú van? Duff Cooper's aftreden is een verblijdend iets, maar waarom is hij de enige? De kranten hier vermelden ook een goede rede van Harold Nicolson.
Opgelucht zijn we natuurlijk allemaal, ik ook, en ik kan weer werken. Maar ongelooflijk is het met dat al. Is de traditie van een groot land ooit zo roekeloos weggesmeten? Kon het F.O. niet net zo goed opdoeken? En zo zou ik kunnen blijven vragen.
...
Hartelijk gegroet,
je
P.G.
| |
Gerretson aan Geyl
Utrecht, 3 October 1938
B.G.,
...
De interpretatie van München ligt in de houding van Polen. Europa weet nu: als je iets hebben wilt, voer dan voortaan geen oorlog, maar bedreig den vrede. Dat is eenvoudiger en minder duur. Ook meer populair.
| |
| |
Ik wou b.v. graag je Fruin, complete werken, hebben. - Gelieve dus erom te denken, dat ik bij mijn volgend bezoek een boksbeugel in mijn rechterbroekzak heb. Stel mij, in Godsnaam, in de gelegenheid, de vrede tusschen ons te handhaven. Ik bemin de vrede. Verstoor hem, door een onredelijke houding, niet.
tt
Gerretson
P.S. Vooral niet uitstellen. En geen onnoodige praatjes. 55 sec. ná mijn binnenkomen is de uiterste termijn van overdracht. Het is een simpele quaestie. Alleen tusschen mij en Herr Geyl. Begrepen?
| |
Renier aan Geyl
Gower Street, London, W.C.1.
12.10.38.
BP,
...
De opening van het academisch jaar, op U.C.L. eergisteren, was natuurlijk interessant. Vrijwel iedereen is kwaad, of verontwaardigd, of verslagen. Ik heb enkel éen volledig Chamberlainiet ontmoet. Dat is Douie. Zijn argumenten zijn overigens krachtig en steekhoudend. Hij zegt: Ik ben zelf van’ 14 tot '18 in de oorlog geweest. Ik weet wat dat betekent. Ik voel er niet voor om een klein millioen Britse jongelui op te offeren om de Siegfried-linie te forceren. Ondertussen kunnen we niet aan Duitsland raken. We kunnen er nergens bij. En zedelijk staan we niet sterk. We hebben de Duitsers schandelijk behandeld, en wat nu gebeurt is daar het gevolg van. En eindelijk, zegt Douie, blijft het feit toch maar, dat we helemaal niet gereed waren. Nu moeten we maar vliegtuigen gaan bouwen. Eind 1940 zullen we er tenminste 25.000 hebben. Dan kunnen we nog eens zien, en weer eens meepraten. Aan de Duitsers moeten we nu ook maar koloniën geven. De Zuidafrikaanse, dat kan niet. Dus maar de Goudkust en stukken van Senegal. Op Rusland viel in geen geval te rekenen. De enige andere
| |
| |
die ik zo heb horen redeneren, is Sykes. Het is overigens duidelijk dat het Chamberlainisme vooral dat soort argument gebruikt: 1. Strategisch was deze oorlog niet te strijden: de Tsjechen kregen toch op hun kop en wat gebeurd zou zijn, zou nog erger geweest zijn dan wat we nu zien gebeuren. En 2. We waren volkomen onvoorbereid: dat is dan ook de boodschap die Baldwin in het Hogerhuis is komen brengen.
Dan vindt men een soort middenmentaliteit, die een beetje meer vertegenwoordigers heeft. Jimmy b.v. Helemaal niet meer pro-Chamberlain. Vernederd, gedeprimeerd. En daar heeft de nieuwe dreigrede van hun aller meester Hitler natuurlijk geen verbetering aan gebracht. maar, zeggen ze: het zou toch wel erg zijn geweest als er oorlog was gekomen. ‘My whole financial scheme for the future, for my retirement, for the education of my child, would have fallen to the ground.’ Dus: niet dankbaarheid tegenover Chamberlain, maar een vage, met schaamterood overtrokken dankbaarheid tegenover de goden die ons dan toch nog maar gespaard hebben. Deze mentaliteit, die ik ook nog in een paar anderen en ouderen terugvind: Solomon, Kapp, gaat overigens gepaard met een zeer grote ontevredenheid met het buitenlands en militair beleid van de ‘nationale’ regering, zelfs met het voornemen om de volgende keer in ieder geval op Labour te stemmen.
En dan de overgrote meerderheid: woede, vernedering, walging, haat-en-nijd. In de rookkamer wordt over niets anders gesproken, en eigenlijk gaat het alleen maar om modaliteiten van afkeuring. Dat München ten slotte erger was dan Godesberg, is de bijna universele mening. De argumenten van deze mensen hoef ik niet weer te geven, het zijn de onze. Maar wat nu zeer opvallend is, is het feit dat de hevigsten juist diegenen zijn, die zeker voor het leger zouden zijn opgeroepen. Ze zeggen: ja, ik zou het haten. Maar wat is het alternatief? Het is buitengewoon merkwaardig, hoe het ditmaal de ouderen, die enkel financieel gevaar, en gevaar uit de lucht, liepen, zijn, die wankelen, terwijl de
| |
| |
jongeren, aan wie ook de toekomst behoort, en voor wie de leuze der ouderen, Peace in our time, in onze arme tien of twintig jaartjes, iets heel anders betekent, intransigent zijn. ook de studenten. Daar vind ik precies dezelfde mentaliteit als onder de jongere lectoren.
Nu is dit een samenvatting van academische opinie. In het bredere leven erbuiten heeft de eerste en de tweede categorie natuurlijk veel meer aanhangers. Chamberlain zou bij een verkiezing ongetwijfeld een meerderheid krijgen. Maar of die meerderheid groter zou zijn dan zijn tegenwoordige, betwijfel ik. Van alle kanten hoort men hoe de mensen woorden van vrees voor de toekomst, van twijfel aan de wijsheid van het opgeven van bondgenoten spreken. Indrukwekkend blijft tevens wat men nog steeds van alle kanten hoort, wat ik ook nog bij mijn aankomst zelf heb kunnen vaststellen: dat vreemde, eensgezinde aanvaarden van een oorlog, gedurende de dagen vóor de capitulatie van München.
Mijn eigen opinie spaar ik je maar: concentratie op de verdediging der vrijheid van pers en van woord, en intensieve bewapening, zodat, wanneer ten slotte het bevel uit Berlijn zal komen om Low, Churchill, Eden, en nog een dozijn mensen naar een concentratiekamp te zenden, Chamberlain niet zonder meer zal durven of kunnen toegeven.
Beste groeten, ook aan Lien,
je
Renier
| |
Geyl aan Renier
Utrecht, 13 October 1938
B.R.,
... Wat hier betreft, 't komt eigenlijk merkwaardig op het zelfde neer. Er is onder intellectuelen, en zeker onder links georiënteerde intellectuelen, verbijstering, woede en wanhoop over Chamberlain en München. Ik heb met Goedhart (Van Heuven Goedhart) een adres aan Benesj opgesteld, heel
| |
| |
kort en sober, en daar zijn duizenden handtekeningen op komen binnenstromen. Ik heb hier ook, met Goedhart, voor Waakzaamheid gesproken: veel belangstelling en veel bijval. In A'dam moeten we 't overdoen, en dan later spreek ik nog voor E.d.D. Zo tegen mijn voornemen! Maar het werkt bevrijdend, om eens hardop te zeggen wat je ervan denkt. Iedereen heeft hier gegruwd van Hitler's redevoeringen. 't Is nuttig om Duits te kennen! De ploertigheid, de platte grofheid - je moet het gehoord hebben om het te kunnen geloven. En erger nog was misschien dat gehuil en gebrul van de menigte!
En dat alles in zo flagrante tegenspraak, volgens alle berichten, met de stemming onder het Duitse volk. Daarover hoor ik hier van alle kanten: veel mensen hebben er relaties, of zijn er zelf geweest. Iedereen vertelt van kritiek, ongeduld, moeheid. Er moeten getallen deserteurs bij ons over de grens gekomen zijn; zelfs officieren, zegt men. Als Ch. en Daladier voet bij stuk gehouden hadden!... Maar revolutie in Duitsland is vermoedelijk juist wat Chamberlain heeft willen vermijden - Daladier kan ik helemaal niet begrijpen. Waar wij nu op hopen moeten, is dat de nieuwe successen die ontwakende verzetsstemming in Dlnd niet weer de kop indrukken: men neemt hier over 't algemeen aan van niet... Ondertussen: wat een weerzinwekkend schouwspel, dat gedoe van Duitsland met het weerloze Tsj.-Slov. zonder dat Engeland zich enige moeite geeft om zelfs de afspraken van München te handhaven. Chamberlain zal in de geschiedenis een stinkende naam nalaten.
...
| |
Geyl aan Renier
Utrecht, 22 Februari 1939
...
Wat de internationale toestand betreft, er is in de vluchtelingenkwestie niets te bereiken. De commissie die ik met ongelooflijke moeite bij elkaar gekregen heb, kan niets. De regering laat alles van zich afglijden. De publieke opinie
| |
| |
heeft er genoeg van. De kranten schrijven weinig meer over de gruwelen. En goeie hemel, er zijn ook zovéel gruwelen. Spanje. China. Oost-Europa. Hongersnood op Java. Ik doe zelf mijn best om de ellende maar te vergeten. Ik dacht een paar maanden geleden dat ik nooit meer onbezorgd zou kunnen leven; en ècht onbezorgd is ook inderdaad onmogelijk; maar doen alsof is waarachtig toch nog maar de wijste partij.
Colijn verzekerde mij dat onze rivierenlijn, IJsel-Maas, van Kampen tot Roermond, met kazematten vóor we een half jaar verder zijn zo sterk zal zijn als de Maginot-linie. 't Is merkwaardig zo ronduit als hij over Dlnd als de enig mogelijke aanvaller sprak.
...
Hartelijk gegroet,
je P.G.
| |
IV
(Op 15 maart 1939 kondigde Hitler, die almaar verzekerd had dat zijn eisen te München volledig waren ingewilligd en dat hij zich inderdaad tot Duits-sprekende bevolkingen bepaalde, de annexatie van Tsjechië af.)
| |
Renier aan Geyl
Vrijdag, 17.3.39
BP,
Wat een wereld, hè! Gelukkig is commentaar over de gebeurtenissen overbodig. Maar wat je wel zal interesseren, en het is o zo symptomatisch: Sykes is van zijn Chamberlainisme teruggekomen. Hij belde me gisteren op. Ik geef je woordelijk weer wat hij zei: ‘It's never pleasant for a fellow to have to say to another fellow: you were right, and I was wrong. But, brother, I say so to you to-day.’ En daarop: nu gaan ze natuurlijk jouw land aanvallen. Italië zal eerst op Frans koloniaal gebied worden losgelaten, en dan valt Duitsland aan. De Maginot-linie kunnen ze niet overschrij- | |
| |
den, dus wordt het Holland. ‘And of course, the day they touch Holland, we're in it.’ Waarop ik: ‘Oh but surely, Mr Chamberlain will fly to Cologne, and bring back a paper in which Hitler promises not to take the Dutch East Indies. And then you & I will have a long telephone conversation in which I shall be told that after all war is a disgraceful thing, and that Holland used to belong to the Empire.’ Maar hij: ‘Oh no, Renier. I'm in earnest. Chamberlain himself would fight. And besides, Chamberlain's day's over.’ (Dat laatste schijnt met de Birminghamse rede weer afgesteld.)
Uit de pers blijkt al, dat dit geen geïsoleerd geval is. In zekere zin is wat gebeurd is, nog zo kwaad niet. In de herfst van '38 waren er nog heel wat colonel Blimps die liever Indië hadden verloren dan aan de zijde der Soviets te staan. Maar nu komt er samenwerking met Rusland. En Eden komt in de regering. Wat Sykes erg interesseerde, was de vraag: ‘Would Holland fight?’ Ik zei: ‘You don't deserve that we should, and it would serve you right if we joined the Reich in order to save our skins. But as a matter of fact we've learned what non-resistance means, and, unlike the Czechs, we're not going to let you hold our arms behind our backs while Hitler knocks us in the belly. The Czechs were prepared to fight alone, your false promises alone prevented their doing so. We shall fight alone: I wonder whether it's not safer to have you as neutrals than as guarantors or as mediators.’
...
| |
Geyl aan Renier
Utrecht, 23 Maart 1939
B.R.,
Gerretson schreef me na de 15de dat hij het voelde als ‘een verlossing’. Hij was altijd geneigd geweest, met al zijn chr.-hist. haat tegen het totalitarisme, om geloof te hechten aan de oprechtheid van het nationaliteitsbeginsel, zoals het regiem dat verkondigt, en daarin zelfs voor ons een beveili- | |
| |
ging te zien. Zo stelde het trouwens de laatste Duitser met wie ik gesproken heb, een goede zes weken geleden, de historicus Petri, die hier een voordracht gaf en bij ons logeerde; de brave jongeman meende het heus eerlijk. Maar nu weten wij tenminste waar we aan toe zijn - niet dat ik deze les zo nodig had. Ze is ondertussen van een verbijsterende overtuigingskracht. En wat nu? Roemenië toch? Of eerst de Italiaanse eisen? Eén ding schijnt wel vast te staan, namelijk dat het regiem door de geest die het zelf wekt en door de economische moeilijkheden die het zichzelf berokkent, gedwongen wordt om voort te gaan. Er kan geen rustpunt zijn op die weg. Hoogstens pauzes - en hoe kort blijken die telkens!
...
| |
V
(Op 1 september 1939 vielen Hitlers troepen Polen binnen. De staat van oorlog tussen Engeland en Frankrijk enerzijds en het Derde Rijk anderzijds trad pas 3 september in.)
| |
Geyl aan Renier
1 Sept. 39
B.R.,
de kogel is door de kerk. De gruwel van dit alles drukt op me zo erg als ik niet verwacht had. Voor de Engelsen, voor de Fransen vooral, voor de ongelukkige Duitsers (de Polen liggen ons toch het verst), wat een ontzetting. Al diezelfde ellende van 1914 in verergerde vorm.
Maar als het nu in godsnaam maar het eind van Hitler betekent, dan zal het niet voor niets zijn - ditmaal niet voor niets. Ik heb de ellendeling vanochtend gehoord en ik walg ervan.
Een van de grote bevrijdende gevolgen, nu al, is dat er nu tenminste in het openbaar de waarheid over Hitler gezegd zal worden. Totnogtoe schold hij en vermeden de anderen iets terug te zeggen. Dat is nu uit. Chamberlain is al be- | |
| |
gonnen. Maar ik hoop dat er nog heel wat harder en raker geslagen zal worden: geslagen met waarheden. Wat een verrukking om de Duitse radio uit Parijs te horen. Zullen ze er in slagen om dat voor de Duitsers te verstoren?
Als je kunt, schrijf mij dan.
je
P.G.
| |
Geyl aan Borginon
Utrecht, 3.9.39
Amice,
een enkel woord onder de omstandigheden waarin wij allen verkeren. - Het is gekomen zoals het te voorzien was. Het waanzinnige systeem geleid door een waanzinnige (de eigenliefde en zelfoverschatting die uit zijn laatste redevoering spraken, waren toch werkelijk niet meer normaal) moest tot een katastrophe leiden. Het is een zegen dat Frankrijk en Engeland de moed gevonden hebben tot hun besluit. Mijn hoop is dat de voosheid van de Duitse situatie spoedig een einde aan de te verwachten gruwelen zal maken. De verhalen die men hier hoort van rustige en objectieve mensen over hun waarnemingen in Duitsland, over de vermoeidheid en bezorgdheid van de bevolking, haar onverschilligheid tegenover de opgeschroefde, verbeeldingloze, eentonige propaganda van Goebbels, zijn treffend. Ze worden bevestigd door wat men zelf aan de radio kan horen; is er groter bewijs van zwakheid dan het draconisch verbod van luisteren naar de buitenlandse zenders? alleen misschien de zoetsappige toespraak die ik toevallig hoorde en waarin de Duitsers bezworen werden om hun eenheid toch door die leugens niet te laten verstoren. Ik weet heel wel, hoe moeilijk verzet zal zijn. Maar dat het regiem vroeg of laat ineenstorten zal, dat valt toch niet te betwijfelen. Wat een bevrijding zal het voor ons allen betekenen!
Hoe vollediger de Vl.-nationalisten zich losmaken van alle compromitterende verbindingen ermee of neigingen ertoe, des te beter zal het voor de goede zaak zijn. Ik lees
| |
| |
V. en St. soms nog hoofdschuddend. Anti-Engels geschrijf van Ward Hermans b.v. - waar is het goed voor?
Als het kan, kom ik tegen het eind v.d. maand naar Antw. Ik heb een afspraak met het N.I.R. om 16 Nov. voor de radio te Brussel te spreken; maar dat zal allicht niet doorgaan. Hartelijke groeten en ik hoop toch tot spoedig.
t.t.
P. Geyl
(Dat mijn visie op de inwendige verhoudingen in het Derde Rijk te optimistisch was, behoeft nauwelijks te worden aangestipt.)
| |
Borginon aan Geyl
Brussel, den 8-9-39
Waarde Amice,
Je brief van 3 september.
Mijn gevoelens zijn je bekend, al kan ik èn voor het jarenlange onbegrip dat Hitler mogelijk maakte, èn voor de blunders van den laatsten tijd, geen harde woorden genoeg vinden.
...
Voorloopig blijven onze beide landen er uit, al weet niemand voor hoe lang.
...
In den lande weet men, vooral te Brussel en in Wallonië, nog niet wat de neutraliteit en haar behoud van allen vergt, ook op het stuk van het onderdrukken van eigen meeningen en hartstochten.
In Vlaanderen gaat het beter, en over enkele dagen zal het naar ik stellig vertrouw gaaf neutralist zijn, tot den laatsten man.
Hoe bitter men ook gestemd weze ten opzichte van den eenen, ook voor de zaak van den anderen kan ik me niet warm maken.
...
Wanneer we ons eenmaal in onze positie van neutralen zullen hebben kunnen stabiliseeren, zal ook het Vlaamsch
| |
| |
probleem onvermijdelijk terug te berde komen.
Ik wensch en verwacht dat zulks in veel ruimere mate dan sedert twintig jaren het geval is geweest, zal kunnen gebeuren onder ruime uitschakeling van het partijpolitiek moment.
Wanneer dit ons lukt, verwacht ik spoediger dan de meesten het vermoeden, belangrijke zooniet definitieve resultaten.
Bij al de ellende die voor de deur staat zal mogelijk in de komende maanden het verkeer tusschen Noord en Zuid op ieder gebied levendiger worden, waar de andere grenzen praktisch gesloten zullen blijven.
Ook dat kan het naar mekaar groeien bevorderen.
...
Laat ik je intusschen in gemoede er op wijzen dat tijden in verschiet liggen waarin ook jij voor de gedachte van toenadering, waar je steeds voor hebt gestreden, metterdaad iets van beteekenis zult kunnen doen.
Doch op voorwaarde dat je je door de gebeurtenissen op internationaal gebied niet laat meesleepen tot openbare stellingname die afbreuk zou doen aan de reputatie voor on bevangen ruim nederlanderschap die voor deze actie wel terecht als het criterium zal worden aanzien.
Moeilijk is dat misschien wel, doch niettemin noodzakelijk, en met het oog op hoogere belangen vruchtbaar.
Met hartelijke groeten ook aan je vrouw en kinderen,
Borginon
| |
Geyl aan Borginon
Utrecht, 10.9.39
Amice,
hartelijk dank voor je brief. Ik ben verheugd te horen dat je goede verwachtingen hebt omtrent Vlaamse mogelijkheden gedurende de periode die wij ingaan. De gedachte was mij nieuw, maar erover nadenkende meen ik wel te zien hoe je je dat voorstelt.
Wat de houding van onze twee volksdelen en onze per- | |
| |
soonlijke houding tegenover de internationale gebeurtenissen aangaat, begrijp ik je vermaning ten volle, ik schuif ze volstrekt niet terzijde, daarvoor voel ik de verantwoordelijkheid die op elk onzer rust te zeer en daarvoor heb ik ook teveel genegenheid en respect voor je oordeel. Maar ik wil je reeds nu twee overwegingen voorhouden.
Bij de eerste ga ik van persoonlijk inzicht uit, maar het is er een dat te diep reikt, dat te grote implicaties heeft juist ook voor de gemeenschap, dan dat ik het zo maar zou kunnen onderdrukken. Mijn bewondering voor het Engels en Frans beleid van de laatste jaren is niet veel groter dan de jouwe, ofschoon ik bereid ben de ontzettende moeilijkheden in aanmerking te nemen van staatslieden die een katastrophe als thans over de wereld gekomen is, vreesden; ze hadden haar kunnen vermijden als ze eerder moed gevonden hadden - ik neem het aan, maar ik kan mild oordelen over fouten in zo benarde omstandigheden begaan. In ieder geval doet dat niets af van mijn overtuiging dat het nat.-soc.me een systeem des duivels is, dat dáar voor onze Europese beschaving het gevaar ligt, en dat een zegepraal ervan de grootste ramp zijn zou die de wereld, waar wij ten slotte, mijn beste Borginon, deel van uitmaken, zou kunnen treffen. Onder die omstandigheden kan ik erkennen dat neutraliteit de natuurlijke, de onvermijdelijke politiek van ons beider regeringen is; ik kan mijzelf voorhouden dat wij aan heel de internationale ontwikkeling, van 1914 (en vroeger!) af, geen, of geen directe, schuld gehad hebben en dat het dus ook moreel te verantwoorden is als wij ons best doen in deze gewelddadige crisis niet rechtstreeks betrokken te worden. Maar ik kan die overtuiging niet opgeven en ook niet verbergen; binnen de perken die aanvaarding van de officiële neutraliteitspolitiek oplegt, moet ik er zelfs van blijven getuigen, omdat ik voor ons eigen openbaar leven klaarheid op dat punt noodzakelijk acht.
De tweede overweging is de volgende: neutraliteit is goed; de oorlog kan echter zo'n loop nemen dat neutraliteit niet langer te handhaven is; in dat geval zou voor Ne- | |
| |
derland en Vlaanderen beide een deelnemen aan de kant van Duitsland ondergang betekenen. Het beleid hier en bij jullie moet erop gericht zijn te bewerken dat wij, als neutraliteit niet meer mogelijk blijkt, aan de kant van de Westelijke mogendheden terechtkomen. Alleen op die grondslag is het naar elkaar toegroeien waarvan je spreekt, en dat ik met heel mijn hart wens, mogelijk.
Ik ben er niet zeker van dat jij en anderen, die in alle oprechtheid van een Vlaams-Hollandse toenadering juist nu schrijft, je niet overgeeft aan illusies. Ken jullie de staat van de publieke opinie hier in het Noorden? Ik hoop dat je, ook al weet je hoe hartstochtelijk ik in deze dingen persoonlijk voel, in mijn vermogen tot objectief oordelen enig vertrouwen hebt. Neem dan van mij aan, dat de overweging die ik zoëven aanduidde, geen persoonlijke overweging van mij is, maar dat ze diep wortelt in de realiteit van onze verhoudingen. De afschuw van de Hitleriaanse methoden is zo algemeen, dat het volk, dat het leger, een oorlog aan de kant van Duitsland niet zou begrijpen. Iedereen met een greintje politiek doorzicht beseft, dat zo'n bondgenootschap het eind van onze onafhankelijkheid betekenen zou; ik spreek niet eens van het verlies van koloniën, maar van de verschrikkelijke repercussie op onze politieke en maatschappelijke verhoudingen en vooral, doodnuchter en practisch, van het onvermogen van de nat.-soc. politiek om een kleine bondgenoot anders dan als een vazal te beschouwen en te behandelen. Zowel de instinctieve reactie van de menigte als de weloverwogen mening van de politiekgeschoolden is: wat er ook gebeure, nooit aan de kant van Duitsland. Dat is zo algemeen en zo krachtig, dat geen Nederlandse regering daar ooit tegenin zou kunnen handelen, gesteld dat ze het wilde, hetgeen ondenkbaar is.
Ik zeg dit niet in het openbaar en ik zal het niet doen. Zolang dat onnodig is, is het ongewenst. Maar bij alle gedachte aan een samengaan van ons beider landen en ook aan een toenadering van ons beider volksdelen moet je er als een onomstotelijk punt rekening mee houden.
| |
| |
Ik twijfel er geen ogenblik aan of de meeste Vlamingen, en jijzelf inbegrepen, denken er evenzo over. Ik behoef je nauwelijks te zeggen dat mijn eigen positie in dit opzicht niet particularistisch-Hollands is, maar dat ik het belang van Vlaanderen identiek acht aan dat van Holland. Misschien had ik dan ongelijk om hiervóor me ietwat pessimistisch uit te laten over ‘illusies’. Mijn vrees is gebaseerd op wat we in de laatste jaren van onze Vlaams-nationalistische vrienden beleefd hebben. Er is door het onverstand, door de politieke onrijpheid, door het gebrek aan zelfbeheersing in die hoek vertoond, veel kwaad gedaan. Je behoeft mij niet te zeggen dat dit alles uit de Belgische verhoudingen natuurlijk voortgevloeid is. Ik begrijp ook wel dat zelfs op dit ogenblik de felheid van de Waalse socialisten en liberalen een Vlaamse reactie uitlokken moet, en dat het zelfs voor het behoud van de Belgische neutraliteit noodzakelijk is dat dit geschiedt. De rede van Romsée was, op zichzelf beschouwd, voortreffelijk. Maar kan zo'n rede op zichzelf beschouwd worden? Weten wij allen niet, hoe Volk en Staat met Duits geld, of was het N.S.B.-geld? gaande gehouden is, en hoe De Clercq, Romsée, Elias tot voor zeer kort nog de waarachtige Nederlandse opinie versmaadden en in Utrecht bijvoorbeeld hun licht gingen opsteken bij Van Genechten?
Ik neem aan, dat zij wijzer geworden zijn. Zo de Jodenmishandeling al geen indruk op hen gemaakt heeft, dan heeft de inlijving van Tsjechië dat toch zeker wel gedaan; en nog zekerder de verbroedering met Moskou. Als zij nu nog menen dat Mussert in Nederland een goed adres is, dat hij er enige toekomst heeft (of het moest zijn in een door zijn Duitse meesters veroverd Nederland), dan is er werkelijk helemaal geen hoop voor hen of voor ons. Maar ook al zijn zij nu wijzer geworden, daarom kunnen zij nog niet verwachten dat de fouten van hun recent verleden niet zullen nawerken: dat zal helaas zowel in België als in de Vlaams-Nederlandse verhouding het geval zijn. Laat hen dat inzien en trachten iets te herstellen. Richt tot hèn je
| |
| |
vermaningen, Borginon.
Het staat in ieder geval vast, en dat bedoelde ik toen ik van illusies sprak, dat er in ons land niet enkel voor de heftigheid van de Waalse socialisten en liberalen een zekere huiverigheid bestaat, maar dat de Vlaams-nationalisten, als zij werkelijk het Noorden zoeken willen, op veel wantrouwen stuiten zullen. Het is treurig, dat zij, die de voorgangers van de Groot-Nederlandse toenadering hadden moeten zijn, zichzelf voor die taak zo gecompromitteerd hebben. Maar het dient tot niets om daar doekjes om te winden.
Ik schrijf onbevangen aan je. Mijn bitterheid betekent niet dat ik geen uitweg zoeken wil of vantevoren hoop wil afsnijden. Ik laat me gaan tegenover een vriend die mijn verwijten niet treffen. En als je me weldra hoopvoller uitzichten weet aan te wijzen, graag!
je P.G.
(Ik was misschien ook in deze brief te optimistisch, wat betreft de algemene opinie in Nederland dan. In december voelde ik mij althans gedrongen tegen de neutraliteitsverheerlijking te schrijven, zoals die door prof. Telders en door de minister-president De Geer werd voorgedragen. Die door het Utrechtsch Nieuwsblad gepubliceerde artikelen verschenen in brochure-vorm: Nederland en de oorlog, herdrukt in Historicus in de tijd, 1954. In het voorjaar van 1940 kreeg ik in een besloten vergadering (ten huize van prof. Lieftinck in Rotterdam) een inleiding te horen van een hoog ambtenaar van Buitenlandse Zaken, waarin onze neutraliteit in de meest absolute geest werd geïnterpreteerd; ze verplichtte ons volgens hem tot dadelijke afweer tegen diegene van de strijdende partijen, die ons te na mocht komen. Ik bestreed die opvatting, gelijk ik reeds aan Borginon gedaan had, als een automatisering van onze buitenlandse politiek, als een uit handen geven van de beslissing over ons lot. De vergadering was met mij. Ik was toen reeds overtuigd, dat de ambtenaar in kwestie de gezaghebbende opinie van zijn departement niet weergaf. Van Kleffens had mij na mijn brochure zijn voldoening daarover al schriftelijk doen blijken, en een gesprek dat ik na het Rotterdamse vergaderingetje met hem had, vond ik bevredigend.)
|
|