ging van kennis, zelfbewustzijn en vorming der persoonlijkheid. Het alfabetisme is een voertuig der indoctrinatie, waarop elke civilisatie is gegrondvest, een middel tot de disciplinering, waarop een beschaving is gebaseerd. De tijd is voorbij dat men in de kunst van het lezen de bron zag van alle kwaad. In de vorige eeuw kon een Duitser een klucht schrijven, waarin het commentaar op alle vreemde narigheden immer weer luidt: ‘Das kommt vom Lesen.’ Maar dat is verleden tijd. Niet alleen omdat de burgers en onderdanen nu ook zoveel horen en zien, door de radio en de televisie. Neen, vooral omdat men beseft dat tot de media der massale communicatie ook de kranten, de geïllustreerde tijdschriften en de goedkope boeken behoren. Met name de communisten hebben dat in hun bekeringsijver begrepen. Tot de grote successen van het alfabetisme, de radio en de televisie in het Westen behoort de verburgerlijking van het proletariaat, dat heeft opgehouden (zo het dat ooit is geweest) een revolutionaire factor te zijn. De democratie is niet slechts
gebaseerd op een zekere welvaart, ook op het verwerkelijken van een cultuurpatroon, dat niet meer door de individuele vrijheid kan worden geschokt. Zelfs het revolutionaire denken wijzigt nog nauwelijks het burgerlijke gedrag. De geest zweeft boven de wateren, maar is zelden nog bij machte nieuw land te scheppen. Vandaar dat in het Westen vooral de conformisten en conservatieven hogelijk de geestelijke vrijheid prijzen. In de ‘jonge landen’ is men nog niet zover. Maar wel heeft men ook daar de conclusie getrokken, dat ‘de cultuur van boven komt’.
Indien het al mogelijk is, een vergelijking te trekken tussen Europa en de nieuwe naties in Azië en Afrika, dan moet men concluderen dat de laatste zich bevinden in een periode van ontwikkeling, die het Westen achter zich heeft doch waaraan het zijn tegenwoordige vorm heeft te danken. Tot deze evolutie behoren ook de revoluties, die niet bepaald onbloedig zijn verlopen. En het zou getuigen van domheid of huichelarij te menen, dat de gekleurde volken hun historie zouden kunnen schrijven met een mate van geweldloosheid, humaniteit en verheven zedelijkheid, die toch niet bepaald kenmerkend zijn geweest voor de historie van het Westen. Met name niet, omdat tot de ‘mythen’, die dit Westen ijverig heeft verbreid, niet slechts behoren de eerbied voor welvaart, orde, besef van sociale verantwoordelijkheid tussen de leden van eenzelfde volk en vermeerdering der kennis, maar ook: het nationalisme. Het zou te ver voeren na te gaan, hoe de westelijke naties zijn ontstaan. De grenzen ervan zijn gewoonlijk de produkten van oorlogen. De samenstelling ervan is zeer uiteenlopend. Het is uitermate moeilijk een definitie te geven van het begrip ‘natie’, als zulk een definitie moet gelden voor Zweden en Noorwegen, Duitsland en Oostenrijk, Nederland en België, Zwitserland en Israël, om maar te zwijgen van de Verenigde Staten van Noord-Amerika. De vaderlandsliefde is een ge-