De Gids. Jaargang 124
(1961)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
O. Bottema
| |
[pagina 281]
| |
wel doortimmerd, de zee niet vijandig, dat het goed luistert naar het roer en stabiel is in golfslag. En bij de bewondering voegt zich dan nog een begrijpelijke trots als men bedenkt dat het, de wereld bevarend, domicilie heeft in een Nederlandse gemeente en indertijd te water is gegaan langs een vaderlandse helling. Maar heden schijnt het een bijzondere dag te zijn; er is muziek aan boord, alle hens zijn aan dek gefloten, de bemanning groet van over de verschansing, de vlaggen wapperen in het want; het is duidelijk: er is feest. En dan gaat in een ogenblik van stilte en gedempte ontroering langzaam langs de mast de wimpel omhoog die gevoerd mag worden na een behouden vaart van een half-honderd jaren. De vreugde op het schip mengt zich een echo later met die der wuivende omstanders en in hun roep klinken hulde, wensen van geluk en dankbaarheid. Het is intussen duidelijk dat er nu iets moet gebeuren. Een agenda kan niet uit louter kreten van jubel bestaan. In het vrije spel der gemene geestdrift moet wat ordening komen; het feest kan niet eindigen met de point d'orgue van een asymptotisch tot nul afnemend applaus. Naar 's lands wijs zal nu een toespraak volgen. Er zullen enige woorden moeten worden gezegd; het doet er weinig toe welke en nog minder door wie. Een der omstanders wordt in de rug geduwd en staat ineens in het ledige aan de kade vooraan, hulpeloos. Maar als hij een formule tracht te vinden om te rechtvaardigen dat van deze zijde gesproken wordt, herinnert hij zich bijtijds dat een deel der bemanning, van vroeger en nu, nog school heeft gelegen in de plaats waar hij woonachtig is; daaronder waren drie opvolgende gezagvoerders en de middelste van hen verwierf er zelfs de prijs van het meesterschap. Bovendien roept de schipper dat het zonder voorafspraak beginnen kan; hij en de zijnen schijnen de vrijheid te gunnen aan ieder die iets onderneemt. En als dan van beneden geantwoord wordt dat men daar wèl het ironische spreekwoord kent over de besten die aan wal staan, maar niets weet van navigatie, dan wordt een valreep neergelaten van buigzame krimpvrije polyester en de bovenrolsgast mag even ervaren hoe alles lijkt van de brug af gezien. Het weer blijkt gezond en de wind in de goede streek. De atmosfeer maakt wat duizelig, maar daar het uitzicht zo klaar is als het edelste cellofaan, ontwaart hij al spoedig dat men in konvooi vaart, een formatie die in de taal | |
[pagina 282]
| |
dezer zeelieden concern blijkt te heten. Aan de oostelijke vleugel zeilt met glanzende scheepshuid een verenigd smaldeel, in het zuid een eenzaam galjoen met Spaanse matten aan boord. Er zijn schepen uit het trans-alpijns gebied waar Columbus geboortig was en nog veel meer van de nieuwe wereld die hij vond; weer andere voeren de vlag van het Verenigd Koninkrijk. Met warmte worden de scheepsnamen van de thuisvloot gespeld, de Vosdijk, de Kleefse Waard en de Schraaljammer, de Deutekom en de Baronie van Breda. En het hart klopt versneld als trotse vaartuigen afkomstig blijken uit de streek in het landschap Drente die zijn jeugd nog als het Ellertsveld gekend heeft en ook van daar waar het duivelsmoer en een hoog zand liggen te midden van de stadsbezittingen. Het vlaggeschip op zichzelf blijkt reeds een ark, een wereld, en het te beschrijven van kiel tot vlag, van ruim tot ra, zou een langdradige historie zijn. Men is er gegaan tot de rupsen en de spinnen en wijs geworden. Oude ambachten als kaarden en vollen zijn verheven tot geraffineerde octrooien. Men laat zien dat de cellulose in de maling wordt genomen en hoe langs een baan van bewerkingen een vel uit hout met vallen en spannen, wordt (of verwordt) tot een volkomene draad. Hij ervaart dat de ledige ruimte bij goede opstelling de materie naar haar hand kan zetten, want men ziet grootse kluwens ontstaan uit kransen van gaatjes. Er zijn andere paradoxale ontmoetingen: hij aanschouwt glansrijke partijen die glad gewonnen staan, maar het blijkt de bedoeling ze uit te spelen en te spoelen tot een begerenswaardig mat. De wiskundige die rondgeleid wordt herkent de hem vertrouwde vormen van rollen en kegels, maar hij mag ook toeven bij regeloppervlakken, fraaier van schijnbare omtrek dan hij ze ooit in zijn abstracte algebraïsche geometrie is tegengekomen en die het laatste zijn dat hij verwacht zou hebben aan te treffen in een spinhuis. Zijn gedachten mogen niet afdwalen naar de vraag of het in orde is met de dimensie van de eenheid die denier genoemd wordt, want dan zou hij kunnen struikelen over kettingdraden of botsen tegen de garenbomen, die hij in een versnelde film ziet groeien met een jaarring per slag. En als hij nog eens om zich heen schouwt in deze wereld van strengen en tuigen, van snoeren en spinvocht, van web en van weefsel, dan beseft hij hoe goed men de draden in de hand houdt, en het is zeker dat men hier weet van wanten en er een hekel aan heeft iemand op | |
[pagina 283]
| |
tui te nemen. Maar hij begrijpt ook dat hij hier staat aan een halve eeuw van vernuft en geduld. Men vertelt hem dat het ook wel eens hapert, haperde, heeft gehaperd en in de Vlaamse woordenlijst die hij bij zich draagt leest hij dan achter de term haperen: dit is als de twesten niet goed van een scheiden en alzo sommige draden tegen de tanden van de effenaar stuiken. Men neemt hem zacht het boek uit handen en vervangt het door een moderne grammatica van het Nederlands; men verwacht van hem dat hij weer evenals vroeger ritsen van woorden leert met hun verbuiging; maar alles is anders, men moet van voren af aan beginnen, want de meeste belangrijke woorden eindigen tegenwoordig op de vaste achtervoegsels -on en -lon. En plichtsgetrouw bezig rayon en nylon en enkalon dooreen te haspelen, bemerkt hij dan, al veel eerder in een hopeloze war te zijn geraakt want hij is doende een schip en een fabriek dooréén te halen. Besloten wordt daarom de beeldspraak maar te laten varen en de menigte die nog op de kade staat krijgt toestemming zich te verspreiden.
Waarde toehoorders. Er zou een parallel te trekken zijn tussen de geschiedenis van een groot concern en de ontwikkeling der Verenigde Staten die uit bescheiden nederzettingen door durf en drift, kracht en inzicht, expansie naar onbegane gebieden, door zelfvertrouwen en avontuur, tegenslag en goede jaren, groeiden tot een wereldmacht. Andere sprekers zouden hier moeten staan als het erom ging een rede te houden over de staat van de Unie of te trachten het wezenlijke uit vijftig volle jaren te vatten in twee honderdsten van een etmaal. Trouwens, waar zijn jaarverslagen voor en rayon-revues en een fraai gedenkboek, bekwaam geschreven en met die vlijt waaraan de wereld ten onder kan gaan. Wij willen ook de verleiding weerstaan van een letterlijke terugblik, van een averechtse gang door de vier woorden, die naam geven aan de grote onderneming wier feest ons hier bracht. Een gang die dan zou moeten aanvangen bij Unie, dat eendracht betekent, het samenwerken van velen, eender en anders; die de Zijde zou zien als zinnebeeld van wat men van de natuur rechtstreeks verwerven kan aan schone doelmatigheid; waarbij Kunst, enige van zijn betekenissen verliezend, zou mogen blijven staan voor wat de mens vermag door daad en gedachte, bij de gratie der geschenken hem als | |
[pagina 284]
| |
leenman toevertrouwd; laat dan in het eerste woord het Algemene niet de ontkenning zijn van het zeldzame, maar wijzen naar die generaliteit, welke ook het andere aanvaardt en verwant is aan verdraagzaamheid en goede wil. Maar een andere variatie op het getal vier worde hier beproefd. Zij gaat ervan uit dat de onderneming tot wier verjaring wij zijn genood, er een is die voortbrengt. Een filosoof der oudheid, wiens invloed drong tot de scholastiek en later, heeft vier categorieën van oorzakelijkheid onderscheiden en zij bleven tot in onze dagen bruikbaar om de omstandigheden te ontleden die het maken begeleiden: van wat, tot wat, waartoe en door wie, of wel het gegevene, het maaksel, de bestemming en de maker. Wat het eerste betreft: het is wonderlijk wat ervan komen kan als men hout en water klaarzet; men neme daarbij veel energie en zij niet karig met kennis van zaken. Wat zijn kleding betreft is de mens gaan reizen door de natuur; hij begon in wat de oude schoolboeken het dierenrijk noemen. De heilige Eusebius droeg, neem ik aan, een kemelsharen pij; de tricoteuses der Franse revolutie zetten steken op van thuis gesponnen wol en nog bij het begin der jongste jaartelling, in 1911, liepen de Amsterdamse weesmeisjes in gebreide degelijkheden als schapen over de Dam. Intussen was al lang de paradijselijke waarheid teruggevonden dat ook de plant ons kan bedekken en beschermen; uit vreemde landen woei een zwerm van pluis naar Twente en Brabant - maar wie zou er nu vandaag en te dezer stede over die droge en onbegrijpelijkerwijze nog veel te veel toegepaste katoen willen spreken, hier waar het voortbrengsel der glanzende viscose zich kronkelend neerlegt in de spinpotten van Egypte? Herlees liever de bekende passage in Dickens' boek over de twee steden, waar met terugblikkende voorspelling geschetst wordt hoe in de bossen van Frankrijk reeds de bomen groeien, die het wagenschot zouden leveren voor de gebeurtenissen waarbij de tricoteuses betrokken waren en vergezel mij dan in vrolijker tegenstelling naar een noordelijk woud, waar de vester u reeds de slanke stammen kan wijzen, die eerlang de cellulose zullen geven voor het laddervrije weefsel ener volledige fundatie. Deze bomenrijen zullen later bandenrayon heten en van deze stugge vaatbundels spint de toekomst wellicht ragfijne sluiers, want eenmaal zal de tijd terugkeren, waarin de thans vergeten spreuk weer geldt: ‘die | |
[pagina 285]
| |
verhüllte Schönheit ist am schönsten’. De botanie levert niet alleen houtige gewassen, maar ook golvende granen en gij weet dat ergens in het Brabantse het sprookje werkelijkheid gaat worden van kabouter Repelsteeltje, die goud kon spinnen uit geel stro. Maar intussen zijn de voortrekkers der wetenschap in dienst der onderneming verder naar het westen getrokken en zij hebben ontdekt dat ook het rijk der gedolven stoffen de gegevens kan leveren voor wat zij dan toch maar weer vezels noemen. Zij drongen door in de organogene gebieden van de aardkunde, groeven hun gangen in het carboon, lieten bronnen slaan van polymeer vocht, speelden in het zand dat met glas verwant is, en verrichtten met koolgas en hydrogenium de syntheses ener verbijsterende chemie. Tot zover, waarde toehoorders, hebben wij van het Aristotelische viertal nog slechts het eerste besproken, het gegevene, de grondstof, de causa materialis; het tweede, de causa formalis, moet nu volgen, of in gewone taal: wat heeft de A.K.U. ervan gemaakt? De tijdgrens staat niet toe het alles op te sommen; trouwens waar zijn catalogi voor en monsterboeken en aankondigingen in geschrift en grafiek? Want gij weet: het schip waarvan wij spraken is geen speeljacht, maar behoort de koopvaardij. De vennootschap heeft ook magisters van de handel in haar dienst. Men ziet het hen niet aan dat zij nog verre nazaten zijn van de kramers, die eerlang op de jaarmarkt garen en goed aanprezen en met hun korf langs de hessenwegen trokken om het kistentuig te leveren aan Achterhoekse boeren. Wilt gij dus nader weten omtrent de causa formalis, wendt u dan tot hun factorijen en men zal antwoorden dat onze vertegenwoordiger u binnenkort komt bezoeken om te tonen wat hij in zijn mars heeft. De derde categorie die wij hebben te beschouwen is de causa finalis; zij vraagt naar doel en bestemming van wat is voortgebracht; waar komt en is het terecht, en tot het vervullen van welke functie? Wie de neiging heeft ingewikkelde toestanden te vereenvoudigen en verder gebruik maakt van het met elk feest verbonden recht om ietwat naar boven af te ronden, vindt spoedig het enige antwoord: het is overal en dient voor alles. Gij weet wel dat dit niet betekent dat onze onderneming een warenhuis is of een supermarkt; integendeel, een van haar karakteristieke trekken is juist dat zij zelf niet verder wil gaan dan halverwege en haar expeditie bereikt de eind- | |
[pagina 286]
| |
stations niet. Zij ziet wel nauwlettend toe, neem ik aan, wat men er verder van maakt, maar laat aan anderen de vreugden der voltooiing. Zij stelt de bouwdoos samen, die de elementen bevat, in de primitieve vormen van cylinders en bollen, van draad en korrel, en zij heeft daarin de potentie gelegd ener veelvuldige toepasbaarheid. En zo kunnen de nieuwe stoffen, door een wonderlijke alchemie tot stand gebracht, mede door het vernuft en de kunstzin van anderen, zich volgens een netwerk verspreiden dat de samenleving doordringt. Wij komen overal, in huis en werk, in verkeer en industrie, de kleinste deeltjes tegen in deze onderneming gerangschikt tot structuren, die opdracht hebben zich te stellen in onze dienst. - In dit uur worde niet gesproken over de spilzieke en verwende mens die de grillen der natuurlijke groei vervangen heeft door de homogeniteit van het kunstmatige. - De vindingen ener scheikundige wetenschap begeleiden ons doen en gaan, van het tijk der rust tot het canvas der snelheid. Zij staan de vissers toe een net te werpen waaraan alle boeten vreemd blijft en aan hun tegenspelers om een zinkstuk neer te laten zonder rijs. Zij beschermen ons niet alleen tegen wind en regen, maar ook tegen de maatschappelijke gevaren van kreuk en fomfaai en handhaven de menselijke waardigheid door een permanent plissé. Zij beschermen zelfs de belendende percelen. Vele nieuwe materialen werden door het concern ontwikkeld na zijn herleving uit de duistere jaren van verdriet, stilstand en vernietiging. Maar er is één waarmee een halve eeuw geleden alles begon en waarvan de oorspronkelijke terminologie nog voortbestaat in de naam der Unie. Van deze zijde gesproken, gij weet dat zij als namaak ontstond en geleden heeft onder het besef van haar kunstmatige geboorte. Verheven was het voorbeeld, de noblesse der textielen, dat drie zinnen vrede schenkt, het oog, het oor en de tast. Die zuivere zijde stamt uit een hemels rijk en men kan verstaan dat een angstvallige verering haar verbood zich te begeven buiten de Chinese muur. Hoe de kleine rups die haar spint, een vlinder tot woning, heimelijk naar het westen kon vluchten, verborgen onder het blad der witte moerbei, is een verhaal van avontuur, ambachtelijke spionage en ongedekte uitvoer, kortom: een affaire. Dertig halve eeuwen was de zijde hier enig, onnavolgbaar, bestemd voor haar, die uitgelezen waren in rang. En toen heeft niet lang na de ruisende avondfeesten van het | |
[pagina 287]
| |
second empire, deze edelste der stoffen, verwant aan de jade en het porselein der famille verte, het uit haar boudoir moeten aanzien dat men in een opstandige beweging van burgerlijke nabootsing op het aangrenzende erf ging kruien met houtpulp. In 1911 begint hier het toernooi tussen de techniek en de rups, een verloren strijd, want de laatste heeft geen weet van research en rationalisatie en blijft hangen aan de conservatieve werkmethodes die zij reeds volgde tijdens de Han-dynastie. De vernedering is volledig; zelfs de naam wordt verbeurd verklaard en toegekend aan die leviathan der werktuigbouwkundige techniek, de caterpillar, die moerbeibomen gaat rooien in de Provence; zij worden vervangen door de olijven, die voor het laboratorium nog te moeilijk zijn.
Dit was dan de rayon-story, de geschiedenis van het meisje kunstzij, van nederige komaf, dat de ogen durfde opslaan; van de assepoester, die door vlijt en oppassendheid tot aanzien kwam en geluk bracht aan velen in het land. Maar evenwijdig met dit verhaal, waarde toehoorders, gaat een andere, veel belangrijker ontwikkeling; gij weet dat de technische vooruitgang gedurende een halve eeuw, ook de sociale geschiedenis van dit tijdvak begeleidt. Zou ik daar hier op ingaan, mijn Vlaamse lijst van weverstermen zou terecht zeggen, ik had te wijd geboomd. Maar ik vertrouw dat ieder die zich bezint op de ontplooiing dezer industriële onderneming voor de geest roept wat sinds 1911 veranderd is in de maatschappelijke orde en zich voorstelt hoe men ook destijds nog werkte en woonde en - zich kleden moest met ‘taai ongerief’. Alleen reeds over de democratisering van de weelde zou een essay te schrijven zijn, en dan met een alinea over de sociale betekenis van de nylon - en van een paar nylons. Vele assepoesters in het land hebben in zelfbewustzijn de ogen leren opslaan en ook als zij onaanzienlijk bleven viel hen aan te zien lichter. Door het nederige meisje kunstzij is fleur geschonken aan het daagse landschap. Nieuwe tijden, nieuwe schakels, ja; ook nieuwe stoffen, nieuwe mensen. In de jaren twintig kon reeds een charmant boekje verschijnen over das kunstseidene Mädchen. Wij mogen nog spreken over de vierde oorzaak, de causa efficiens, de bewerker. Gij weet dat deze grootse vennootschap gesticht is uit het ledige, door de verbeelding en de sterke wil van een zeer bijzon- | |
[pagina 288]
| |
dere mens, die het geluk had dat achter hem wilde staan met inzicht en vertrouwen één die ook nog lang daarna de onderneming heeft gediend met zijn uitnemende begaafdheid. In 1911 herleeft de oude mythe van de man, die driftig een kluwen vooruitwerpt en jachtig de draad volgt die zich ontrolt in onbegaan terrein. Zijn strak gespannen leven van twintig jaren leiderschap is welhaast tot legende geworden en wie hem een grillig heerser noemt heeft vergeten dat hij alleen te meten is met eigen maat. Wij kennen hier en elders, vroeger en thans, verwante naturen en men kan zich in de vraag verdiepen wat het eigenlijk is dat hen drijft. De drang naar hebben en zijn schijnt een onvolkomen verklaring, en men stelt het wel te fraai voor als men - ander uiterste - naar een neiging zoekt zich verantwoordelijk te stellen voor anderen. Eer komt het woord uitdaging in de gedachte en men waagt de uitleg naar een streven, intensiever en anders gericht, maar vergelijkbaar met die interne opdracht een hoogste berg te beklimmen of, och arme, een wiskundige stelling te bewijzen. De enkelvoudige leiding bij de aanvang is na een halve eeuw gegroeid tot een raad van zeven, waaronder een voorman. Een magisch aantal, maar in overeenstemming met de reële Engelse wet die dergelijke uitbreidingen tegenwoordig voorspelt. In de leden van het directorium begroeten wij de gemeenschap der duizenden die aan de Unie hun werkkracht, inzicht en toewijding bieden en die door hen wordt geleid en vertegenwoordigd. Hen met magiërs te vergelijken valt mij wat moeilijk; men zou kunnen denken aan de zeven maarschalken van Frankrijk die na het heengaan van de veldheer Turenne in diens plaats werden gesteld, als niet nog bijtijds de herinnering kwam aan het gezegde dat de koning daarmee zijn goudstuk in zilver had gewisseld. Wij blijven liever te huis en zien hen als zeven uitgelezen draden, samengelegd tot een eenheid, die nog sterker is dan de som der delen. Deze streng, zinnebeeld der vennootschap, moge getwijnd blijven - met de zon mee. Dit bedrijf is tot stand gebracht door een doctor in de wis- en natuurkunde; de wetenschap stond aan zijn wieg. Welke moeilijkheden ook te overwinnen waren, men werd althans niet gehinderd door het gewicht ener traditie, die zich verzet tegen de noodzakelijke voorbereiding van het werk door onbekrompen experiment | |
[pagina 289]
| |
en bezinning op verheven niveau. Een uitgestrekte vleugel van het huis is bestemd voor hen die in geleide zelfstandigheid onderzoek doen naar de geheimenissen van stof en structuur en waar de schering gespannen wordt voor de textiel van morgen. Maar van gelijkwaardige onmisbaarheid als dit wetenschappelijke centrum van hoge rang zijn de ongetelden op de zo verscheiden posten, die dagelijks duizenden werkwoorden vervoegen. En dat vraagt gezond verstand en eenvoudig inzicht, die vaak geleerdheid te boven gaan. ‘J'ai vu’, zegt de levenswijze Montaigne, ‘j'ai vu en mon temps cent artisans, cent laboureurs, plus sages que des Recteurs de l'Université.’ Het kleine bedrijf van 1911 is gegroeid tot wat wel een economische mogendheid mag heten en waarvan de bouw nog heel wat gecompliceerder is dan die der ingewikkeldste structuren ener organische chemie, waar het begrip der gedecentraliseerde concentratie minder bekend is. Bovendien heeft men niet alleen met de wetten der natuur te doen maar ook met belang en baat en met de wijze waarop mensen elkander verdragen en niet verdragen. In dit uur worde niet gesproken over de voordelen van het samengaan van verspreid vermogen en over de invloed en de macht die daaruit voortkomen; nog minder over de verontrusting, die deze gedachte kan vergezellen. De halve eeuw die achter ons ligt omvatte niet alleen een technische en een sociale, maar ook een organisatorische omwenteling. Waar de identiteit van eigendom en leiding vrijwel verdwijnt wordt de realiteit die onderneming heet meer en meer tot een abstractie, waarbinnen drie nevengeschikte machten verkeren in dynamisch evenwicht. Deze ontwikkeling vindt men terug in de moderne uitingen over de doelstelling ener vennootschap. Maar het lijkt beter deze theorieën hier niet uit te spinnen en onze beschouwing over de causa efficiens te beëindigen opdat niet een feest worde verhaspeld met een zo geheel tegengestelde zaak als een college is. Reeds in 1911 was dit bedrijf naar over de grenzen gericht. Het is uitgegroeid tot een internationaal concern. Zijn beslissingen worden mede beheerst door kosmopolitische factoren. Maar gij weet: wie overal thuis zou wezen is nergens te huis. Wie ernaar streeft een goed wereldburger te zijn, moet beginnen van eigen land te houden. En niemand is een oprecht vaderlander, die zijn | |
[pagina 290]
| |
plichten als poorter vergeet. Tussen de concentrische ringen waarin wij leven heerse een evenwicht dat de overgangen in acht neemt. Daarom trekken wij ons een ogenblik van de verre grenzen terug op de thuisvloot en wij belijden onze vreugde over deze grootse Nederlandse onderneming. En naar het middelpunt voortgaande overschrijden wij de palen van Gelria, gewest van drievoudige schoonheid, dat zijn bodem en zijn goede water beschikbaar gaf, beseffend overigens dat het reeds lang voor de vinding van het houtcelluloseprocédé een planken wambuis droeg. En wij eindigen bij deze stad, voor wie aanvankelijk de grote nijverheid een vreemd lichaam betekende, dat zij echter kon opnemen in een vooruitstrevende ontwikkeling zonder haar eigen karakter wezenlijk te veranderen en waar thans een monument van spelend water getuigt van de burgerzin van een wereldomspannend concern. Binnen deze stad zijn wij hier bijeen mogen komen op de herdenkingsdag van een industriële onderneming. Techniek, dat weet gij, is beweging, doelbewust streven en zinvol verrichten; in onbevoegde handen kan zij daarom worden tot wat van haar gezegd is: ein Tun ohne Bild. Wij weten echter dat de gemeenschap der A.K.U. geleid wordt in een geest die dit oordeel beschaamd doet staan. Daarom vooral zijn wij met vreugde aanwezig op dit feest, dat als elk ander met spel en onbezorgdheid verwant is, maar zin krijgt omdat het gedragen wordt door dankbaarheid en belofte. Ik mag u vragen ons nog eenmaal het beeld van het schip te herinneren; het heeft een ogenblik willen afmeren aan de kade; het gedruis der voortstuwing zweeg een poze voor bazuin en lied. Maar hoe het tij ook zij, te varen is noodzaak; de reis gaat verder. En daarom spreek ik namens u allen een wens uit, in twee goed Nederlandse woorden, maar dan in hun eenvoudige, oorspronkelijke zin: Algemene Kunstzijde Unie, vaar wèl. |
|