zo heet van binnen is geen bruid op apegapen
als het wakkerwordend woord dat zich regelt op het blad
maar het is een kat in een zak, een priester in een pak,
Het woord als een kat (vitaliteit) in een zak: waardeloos. Als een priester in een pak: geüniformeerd en uniformerend. Als een dood zonder lach: de mens berovend van zijn scheppingsmacht (alleen een god kan om de dood lachen), en hem op genade of ongenade aan zijn menselijkheid overleverend.
Dat Claus een dualistisch dichter genoemd moet worden, heb ik in het voorgaande al even gesuggereerd. Zijn wereld schijnt in twee onverzoenlijke werkelijkheden uiteengevallen: de dynamische werkelijkheid van het alledaagse bestaan en de statische werkelijkheid van het gedicht dat om voltooiing hunkert. Voor het bewustzijn van Claus bedreigen beide werkelijkheden elkaar, zodat de dichter zichzelf voortdurend voor een beslissende keuze geplaatst ziet: zijn poëzie kan men (met de terminologie van Nietzsche) ‘oorlogspoëzie’ noemen. Dat Claus bij het schrijven van elk nieuw gedicht tijdelijk voor de statische werkelijkheid van het gedicht kiest en vooral emotioneel dus verraad pleegt tegenover de werkelijkheid van het menselijk bestaan, verklaart de dualistische instelling die zijn verzen telkens weer kenmerkt. Deze poëzie werd niet geschreven vanuit een ‘omdat’, maar vanuit een ‘ondanks’. Claus heeft het gevoel dat men als dichter noodzakelijk een slecht geweten moet hebben, omdat men met het woord de wisselende mens vernietigt.
De toevoeging ‘noodzakelijk’ is in dit verband niet toevallig. De dichter is schuldig in zoverre hij mens is, maar aan het feit van zijn mens-zijn is hij niet medeplichtig. Daarvoor dragen anderen als vertegenwoordigers van het noodlot de verantwoordelijkheid. Men kan dus hoogstens zeggen dat Claus een indirect schuldgevoel koestert.
Dat de dichter zich aan elke directe verantwoordelijkheid wil onttrekken, blijkt uit verschillende fragmenten in deze bundel. In het hierna volgende citaat constateert Claus, dat het beest (alweer een symbool van vitaliteit) webben in de keel van de dichter weeft. Het wonderlijke landschap van het gedicht (geheimzinnig maar statisch) wordt daarmee uitgehold, zodat een wederzijdse intensi-