hij het is en hij gedraagt zich hiernaar. Hij tracht zowel de vormen van de voorwerpen als de werving van openbare aandacht voor deze voorwerpen in te voegen in het algemene cultuurbeeld.
Hoever dit gaat, toonde prof. dr. H. Plessner uit Göttingen, die lange tijd te Groningen gedoceerd heeft, in een toespraak over de Nederlandse volksaard eens aan door te wijzen op het verschijnsel, dat in ons land artikelen, die speciaal bestemd zijn voor mannen, nooit gepropageerd worden met behulp van middeleeuwse motieven, maar heel vaak met behulp van motieven uit de zeventiende eeuw. De reclame voegt zich spontaan in het cultuurbeeld en oefent er invloed op uit. Het eenvoudige feit, dat er geen middeleeuwse ridderfiguren worden afgebeeld op sigarebandjes, vindt zijn verklaring bij een praktische cultuurgeschiedenis, waaraan weer een theoretische cultuurfilosofie ten grondslag ligt. Niemand hoeft zich hier rekenschap van te geven om er toch de werking van te ondergaan.
Eenmaal aangenomen dat het handelsartikel een cultuurprodukt is en er de kenmerken van vertoont, wordt het onredelijk, de propaganda voor zulk een artikel te willen verwijderen uit het cultuurgeheel, als ware reclame van nature barbaars.
In veruit de meeste gevallen zal handelsreclame zich volgzaam tonen ten opzichte van nieuwe verworvenheden in de algemene cultuur, maar de gevallen doen zich voor, en ze zijn niet zeldzaam, waarin de handelsreclame leiding neemt om nieuwe uitdrukkingsvormen te vinden. De tekenkunst, de grafische kunst en de filmkunst konden herhaaldelijk hun voordeel doen met vernuftige vondsten van reclametekenaars, affiche-ontwerpers en monteurs.
Wie zoekt te ontkennen, dat de etalages van grote magazijnen tot het cultuurbeeld van een stad behoren, ofschoon ze geen musea zijn en zich niet uitgeven voor historische monumenten, dreigt met zijn reisgids in de hand tegen het verkeer op te botsen, omdat hij de werkelijkheid niet waarneemt.
Ook zal niemand op het eigenaardige denkbeeld komen, de uitstalramen van een warenhuis te beschrijven als barbaarse blikvangers, die de aandacht afleiden van de eeuwenoude toren, het sierlijke raadhuis of de verzameling van stedelijke kunstschatten in het moderne museum.
De gefingeerde volstrektheid van de tegenstelling tussen handelsbelang en cultuurzuiverheid houdt even weinig steek als de bewering zou doen, dat iedere man zich levenslang verplicht voelt tot een beslissende keuze tussen scheerzeep en vioolspel.
Zelfs wie toegeeft, dat vioolspel als cultuuruiting grotere waardering verdient dan in ditzelfde opzicht toekomt aan scheerzeep, zal nog inzien, dat niet onder alle omstandigheden aan alle vioolspel de voorkeur kan worden toegekend boven iedere scheerzeep. Gelukkig kunnen de twee verschijnselen naast elkaar bestaan binnen dezelfde cultuureenheid, waarvan ze op geen enkele wijze de zuiverheid aantasten of besmetten.
Dat binnen de cultuur verschijnselen van verschillende aard naast elkander hun eigen plaats kunnen innemen zonder elkaar uit te sluiten of te hinderen, is behalve een gegeven van ieders alledaagse ervaring ook een postulaat van de cultuur zelf, die immers zonder zulke afwisseling geen gezondheid zou kennen, gelijk een levend