De Gids. Jaargang 124
(1961)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
G.J. Resink
| |
[pagina 108]
| |
waarop Korzeniowski in de winter van 1893/'94 in Rouaan ook zijn tijd als eerste officier met nietsdoen en als schrijver aan Almayer's folly met wel iets doen doorbracht. Bij nauwkeurige lezing blijkt echter dat Conrad zich alleen maar vermeit in het denkbeeld, dat Flauberts schim met ‘amused interest’ over de dekken van de Adowa zou hebben kunnen rondwaren, terwijl van het schip zelf nergens gezegd wordt dat het vastligt in het ijs, wat voor de zoveel zuidelijker dan het IJ gelegen Seine ook niet waarschijnlijk is. Ja, twee pagina's verder wordt zelfs uitdrukkelijk vermeld hoe het schip van ligplaats is veranderd en ook Conrads jongste biograaf Jocelyn Baines, die wel vertelt hoe de Highland Forest vastgevroren lag, verhaalt niet dat de Adowa hetzelfde lot trof. De herinnering nu aan de ‘verbal inspiration’ krijgt bijzonder reliëf door de reminiscenties in The mirror of the sea aan de Amsterdamse winterdagen in februari 1887 aan boord van de Highland Forest, toen Korzeniowski's dekens 's morgens ‘positively crackled with frost’ en ‘The very air seemed as hard and trenchant as steel; but it would have taken much more than this to extinguish my sacred fire for the exercise of my craft’. Nu doen de daarop volgende zinnen het voorkomen, alsof die ‘exercise of my craft’ alleen betrekking heeft op de uitoefening van het beroep van eerste stuurman, waartoe hij zo juist benoemd was en welk ‘fact of my elevation’ hij voor geen vijf op elkaar volgende minuten kon vergeten. Maar een bladzijde tevoren erkent Conrad zelf, dat hij zelfs de ‘ship's apprentices’ met verlof heeft gezonden ‘because in such weather there was nothing for anybody to do, unless to keep up a fire in the cabin stove’ - en daarvoor zorgt de Hollandse ‘ship-keeper’. De extatische bewoordingen laten de toekenning van een dubbele zin daaraan toe: naast de beoefening van de stuurmanskunst kan de oefening in de schrijfkunst hebben gestaan en bedoeld zijn.Ga naar eind3. Na in Semarang te zijn aangekomen en daar ziek te hebben gelegen, waarbij zijn gedachten weer uitgaan naar Hudig en zijn sigaren, gaat Korzeniowski naar Singapore, van waaruit dan de bekende reizen op de stomer Vidar beginnen, die hem naar de oostkust van Borneo en naar Olmeijer in Berouw en uiteindelijk naar Almayer in Sambir zullen voeren. Waar Korzeniowski op die reizen volgens een mededeling van zijn kapitein Craig aan Conrads Franse biograaf Aubry veel schreef, | |
[pagina 109]
| |
terwijl zijn briefwisseling zich beperkte tot een maandelijks schrijven aan zijn oom Bobrowski, acht Jocelyn Baines, zijn Engelse levensbeschrijver, het mogelijk, dat ‘he may have been trying his hand at creative writing and even perhaps making the first tentative attempts at what was to become Almayer's Folly’Ga naar eind4.. Ik persoonlijk geloof, dat Baines hier goed geraden heeft, al heeft Conrad in A personal record geschreven, dat de eerste woorden van zijn eerste roman in Londen op papier gezet zijn, najaar 1889. Merkwaardig is dat hij zich herinnert de avond tevoren een roman te hebben gelezen en zelfs een politieke roman, mogelijk van Anthony Trollope, tweemaal genoemd, hoewel hij daartussenin erkent: ‘but what I was reading the day before my writing life began I have forgotten’Ga naar eind5.. De Max Havelaar was in ieder geval een politieke roman en het heeft dus zin na te gaan of misschien niet reeds in de eerste bladzijden van Almayer's folly reminiscenties aan het werk zijn aan te treffen. Na de beroemde beginuitroep ‘Kaspar! Makan!’, die geinspireerd kan zijn op de fameuze aanvangszin ‘Call me Ishmael’ van Melvilles Moby Dick, beginnen die reminiscenties inderdaad. De dames Almayer en Havelaar wachten met het eten, terwijl hun mannen nog in de voorgalerij zijn. Almayers dochter is van ‘mixed blood’, hetgeen in samenhang met de Maleise beginuitroep het vermoeden wekt dat haar moeder net als mevrouw Slotering een ‘Inlandsche vrouw’ is, welk vermoeden al spoedig, zeven bladzijden verder, bewaarheid wordt. De gouddromen van Almayer mogen door Charles Olmeijer gekoesterd zijn, zoals een vorig jaar in het Nationaal Archief teruggevonden, door hemzelf geschreven en ondertekend rekest aan de Gouverneur-Generaal van 1 december 1890 bewijstGa naar eind6., het ideaal van de romantische Kaspar om met zijn dochter naar Europa te gaan en daar ‘rich and respected’ te worden, hij om zijn ‘immense wealth’ en zíj om haar ‘great beauty’, kan de reële Charles met zijn Indische vrouw en zijn vele kinderen nauwelijks hebben gehad. Maar Havelaar had wel zijn rêve aux millions, die ook niet uitgekomen is, en de Max Havelaar heeft als geen ander tot nog toe bekend geworden en door Conrad geraadpleegd boek zo het vraagstuk behandeld van hen die van ‘mixed blood’ waren.Ga naar eind7. Belangrijk is ook dat anderhalve bladzijde verder Conrads ge- | |
[pagina 110]
| |
dachten ineens weer terugkeren naar het Amsterdam in die februariwinter van 1887 toen Korzeniowski er Hudig ontmoette. Hudig is nu namelijk overgeplaatst naar Makassar, een tour de force, die hem in Almayer's folly zijn goede Engels en in An outcast of the islands zelfs zijn goede naam kost, wat Conrad toch niet vergeten kan hebben toen hij later in The mirror of the sea de ware Hudig herdacht. Almayers moeder komt - geheel in strijd met de werkelijkheid, zoals mijn Amsterdamse collega-in-Conrad A. van Marle hoopt te bewijzen - ook weer uit Amsterdam, waar haar vader een ‘cigar dealer’ was, wat weer herinnert aan de sigaren, die de echte Hudig de jonge Korzeniowski bij elk bezoek presenteerde.Ga naar eind8. Keren wij dan terug naar dat Amsterdam in de winter van begin 1887, dan herinneren wij ons ineens dat met de schepping van de Max Havelaar ook een aanvang is gemaakt in een winters Amsterdam, waarin Droogstoppel zijn eerste ontmoeting met Sjaalman heeft, van wie hij opmerkt, dat hij niet eens een ‘respectable wintercoat’ draagt, maar een ‘shawl or plaid’.Ga naar eind9. Nu staat nergens vast, dat Korzeniowski in februari 1887 de Shawlman uit de Engelse vertaling ontmoet heeft, al is de ‘master stevedore’ van de Highland Forest blond en bleek als ‘our friend of the Plaid, or Shawlman’ zelfGa naar eind10.. Maar nog in datzelfde jaar 1887 ontmoet Korzeniowski, getuige A personal record, zijn Sjaalman, die ook wonderlijk en vooral te dun gekleed is voor die kille, druilerige morgen te Tandjong Redeb in Berouw, waar de Vidar aanlegt om er onder meer een pony af te leveren aan Almayer. Zoals Drystubble zijn boek dankt aan zijn ‘friend of the Plaid’, Havelaar, zo dankt Conrad zijn oeuvre aan zijn vriend in pyjama Almayer. En de enige ganzen op de hele oostkust van Borneo waarvan Almayer de bezitter isGa naar eind11., doen denken aan de niet minder maar op andere wijze enige kalkoenen op de westkust van Sumatra, waarvan Havelaar er één ontsteelt aan hun eigenaar Van Damme. Toch zou ik zelfs op grond van al deze curieuze parallellen nog niet durven concluderen, dat Korzeniowski in 1887 Shawlman ontmoet kan hebben, ware het niet dat Jocelyn Baines voor mij weer overtuigend heeft aangetoond hoe Korzeniowski reeds in 1886 zijn eerste literaire proeve, waarschijnlijk in antwoord op een prijsvraag van Tit-Bits moet hebben geschreven en later herschreven, doch eerst twintig jaren nadien heeft gepubliceerd onder de titel The black mate.Ga naar eind12. | |
[pagina 111]
| |
Ik had het geluk Baines' opvatting te kunnen verstevigen door de ontdekking van het werk, dat Korzeniowski in 1887 vóór of tijdens zijn reizen naar de oostkust van Borneo gelezen moet hebben en dat van The black mate af tot in The rescue toe zijn duidelijke invloed heeft laten gelden. Het is Sir Edward Belchers Narrative of the voyage of H.M.S. Samarang during the years 1843-46 uit 1848, waarin de schrijver er zich op beroemt de eerste Europeaan te zijn, die in 1844 de moeilijk bevaarbare Pantai-rivier in het Berouw-gebied is opgevarenGa naar eind13., waarin Jozef Korzeniowski hem in 1887 op de Vidar zal volgen om er zijn Pyjamaman Almayer te vinden en route naar Joseph Conrad. Waar Conrad zelf in 1898 tegenover William Blackwood erkend heeft hoeveel hij tot in bijzonderheden te danken heeft aan ‘dull, wise books’ over Malaysia, waar het grootste deel van zijn tot dan toe verschenen werk speeldeGa naar eind14., is dit een reden te meer om aan te nemen, dat hij de Max Havelaar gelezen moet hebben, als is dit evenmin als zijn andere tot nog toe teruggevonden ‘readingsources’ een ‘dull... book’. Een van die saaie, wijze boeken was ook Alfred Russel Wallaces beroemde werk The Malay archipelago, dat een der bronnen is geweest waaruit reeds voor Almayer's folly stof is geput. Daar Korzeniowski bovendien de eerste uitgave van het werk moet hebben gelezenGa naar eind15., kan hij reeds vroeg op de Max Havelaar geattendeerd zijn, omdat het befaamde reisverhaal van de Darwiniaan, een jaar na de Engelse vertaling van Multatuli's roman verschenen, de titel vermeldt en op stijl en inhoud scherpe kritiek uitoefent. Dit kan Korzeniowski's bijzondere nieuwsgierigheid hebben gewekt, omdat Wallace zelf erkent dat de Max Havelaar ‘has been excessively praised’Ga naar eind16.. En wie nu nog niet gelooft, dat het beginpunt van Korzeniowski's ontwikkeling tot Conrad in de jaren 1886 of 1887 moet worden gezocht en dat hij op één punt in die ontwikkeling in het Amsterdam van die harde winter begin 1887 Shawlman alias Max Havelaar zeg Multatuli ontmoet kan hebben, zal toch wel getroffen worden door het pseudoniem waaronder hij vlak voor het eindpunt in die ontwikkeling in 1894 zijn Almayer's folly bij de uitgever Fisher Unwin inzendt. Deze exotische nom de plume zonder voornaam luidt namelijk Kamudi, wat een Maleise zeemansterm isGa naar eind17., waarin | |
[pagina 112]
| |
de beginletter en de drie klinkers uit Multatuli's naam zijn terug te vinden.
Djakarta, juni 1961. |
|