A. de Froe
Denkend dezer dagen aan Jeruzalem
... Marchant vers la terre promise,
Josué s'avançait pensif et pâlissant,
Car il était déjà l'élu du Tout-Puissant.
Wij weten niet wat de joden op weg naar hun ondergang geleden hebben. Wij hoorden van getallen. Wij zagen beelden van de lijdensweg en van het einddoel. Wij vernamen van de beulen en van hun middelen.
Maar reeds dit weinige kunnen wij niet van ons afzetten. Het vergiftigt ons bestaan tot zijn einde. Het meeste weten wij wanneer wij ervan dromen.
Wij vragen ons af: hoe konden mensen dit doen?
Het antwoord is: zo zijn mensen.
In Revolutie der eenzamen wijdt Bouman een bladzijde aan het leed dat wij de kinderen aandoen door onze oorlogen. Reeds eerder eindigt hij zijn beschrijving van het ‘Vernichtungslager’ Majdanek met een opsomming van de ‘winst’ aan kledingstukken: ‘En dan kinderschoentjes, ach, vele kinderschoenen, van kleine maten; soms voor acht- of tienjarige voeten, maar ook van drie- of vierjarigen. Schoenen en schoenen en schoentjes.’
Zo zijn mensen.
Zo is deze wereld.
Vanaf de aanvang van het leven heeft, zonder onderbreking, de grootste last van het leven gedrukt op de kleinsten en minsten.
Zo is deze wereld geschapen en zo is deze wereld bedoeld.
Want zelfs wanneer alle mensen heiligen waren, dan nog zouden pijn, lijden, ziekten, bedreiging, onzekerheid, verdriet, eenzaamheid en dood niet wijken.
Maar wij zijn geen heiligen, maar wereldlingen. Niet slechter en niet beter dan de wereld die ons voortbracht.