De Gids. Jaargang 124
(1961)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 322]
| |
Sj. Oroenman
| |
[pagina 323]
| |
thus' geschriften stimulerend op Darwin hebben gewerkt, lijkt dan alleszins aannemelijk. Het niet-biologische in de opvattingen van Malthus is evenwel, dat hij de mensheid opwekt tot verantwoordelijkheid en dat hij daarmede de mens niet op één lijn stelt met dier en plant. Men kan dus ook met recht stellen, dat juist Malthus het denken over de bevolkingsvermeerdering heeft geheven uit de biologie en dat hij de stoot gegeven heeft tot een wijze van voortplanting bij de mens, die zich wezenlijk onderscheidt van die der overige levende wezens of organismen. Ik maak hier de onderscheiding tussen het denken over de wijze waarop de mens zich voortplant èn de praktijk der voortplanting. Wij kunnen Malthus zien als een der eersten, die zich ernstig met de vraagstukken van de groei van het menselijk geslacht hebben beziggehouden. Hij heeft daarvoor ook, met de beperkte middelen die hem ter beschikking stonden, feiten verzameld. Uit die feiten trok hij conclusies, ontwikkelde hij een bevolkingstheorie en stelde hij een algemeen geldige wet op. Hij is daarmede een voorloper van de tegenwoordige demografen, die evenzeer zoeken naar regelmatigheden in het menselijk voortplantingsgedrag, waarbij zij dan komen tot andere conclusies en waarbij hun elke biologische beschouwing vreemd is. We kunnen Malthus ook zien als een manend profeet, die de tekenen aan de wand wil tonen; die oproept tot bezinning, tot verantwoordelijkheid, tot veranderingen in gedrag. Dat hij grote invloed heeft gehad is buiten kijf. Wanneer in onze dagen in grote delen van de wereld de geboortenbeperking, althans het rationeel regelen van het aantal geboorten, hetgeen nu zowel kan inhouden het inkrimpen als het uitbreiden der gezinnen, algemeen ingang heeft gevonden, dan is dat mede te danken aan het beroemd geworden An essay on the principle of population, waarvan de eerste druk in 1798 het licht zag. Het feit, dat de beschouwingen van Malthus nu te pessimistisch worden genoemd, doet daaraan niet af. Langs allerlei directe en meer nog indirecte wegen is bij velen het inzicht gemeengoed geworden, dat de mensheid zich niet onbeperkt kan voortplanten. Op de achtergrond van het menselijk voortplantingsgedrag is het appèl van Malthus nog altijd werkzaam, waarmede overigens niet beweerd wordt, dat bij de gezinsvorming binnen de | |
[pagina 324]
| |
langzaam groeiende volkeren niet geheel andere overwegingen tevens een rol spelen, zij het vaak nauwelijks bewust gemaakt. Het is trouwens ook zo, dat binnen de snel groeiende volkeren van Azië en Afrika de invloed van Malthus nog dikwijls gering is, al roept juist de groei van deze volkeren bij de rest van de wereld de herinnering weer wakker aan de hartstochtelijke waarschuwing van de Engelse geestelijke. Het denken over de bevolkingsgroei en de feitelijke aanwas van de wereldbevolking zijn nauw op elkander betrokken. Malthus zelf zou als kroongetuige voor deze vanzelfsprekende stelling kunnen worden opgeroepen. Hij was kind van zijn tijd. Hij ontwaarde alom pauperisme als begeleidingsverschijnsel van de vroege industrialisatie juist in Engeland. Op zoek naar een bevolking, die zich op natuurlijke wijze voortplantte, en die zich niet inliet met ‘ondeugd’, ‘vice’, in de vorm van buitenechtelijk verkeer, abortus of kindermoord, zag hij in de Noordamerikaanse volksplantingen van 1790 tot 1800 een groei van 36,3 procent en in de volgende decennia van 36 en 34,1 procent. Rekening houdend met een jaarlijkse immigratie van 10.000 personen, concludeert hij vervolgens dat de bevolking der Verenigde Staten zich in vijfentwintig jaar (1795: 3.694.100, 1820: 7.861.700) meer dan verdubbeld heeft door een ‘natuurlijk’ bevolkingsaccres. Hij tekent daarbij nog aan, dat die verdubbeling een gemiddelde is. Sommige streken staan als zeer ongunstig bekend voor de gezondheid. De bevolking staat verder dikwijls bloot aan allerlei ontbering en woont, wat Malthus als schadelijk voor de gezondheid beschouwt, niet zelden in ‘grote steden’. Hij meent dan ook, dat zijn conclusie, dat de bevolking in een land waar geen beletselen voor de groei aanwezig zijn, volgens een verdubbeling in elke vijfentwintig jaar zal groeien, onomstotelijk is bewezen.Ga naar eind3. Mede door Malthus' vertogen echter is in de Westerse wereld het geboortencijfer vooral in de tweede helft der negentiende eeuw in neerwaartse beweging gegaan, en wel door de rationalisatie in de voortplanting, door Malthus aangeprezen, doch door de volkeren met andere middelen geëffectueerd. De cijfers die hierboven werden vermeld, kan men onbetrouwbaar achten, doch er is eigenlijk geen reden om aan te nemen, dat de conclusie die Malthus trok voor de Amerikaanse volksplantingen aan het begin van de vorige eeuw, onjuist waren. Belangrijker lijkt | |
[pagina 325]
| |
mij, dat Malthus door het noemen van de cijfers bewijst, dat hij meer is dan een waarschuwend profeet. Hij poogt immers statistisch materiaal voor zijn bevolkingswet bijeen te garen. De latere demografie zou hem op dit punt uiteraard zowel kwantitatief als kwalitatief in belangrijke mate overtreffen. Zij kreeg echter ook met een andere realiteit te maken, zodat reeds daardoor haar inzichten van die van Malthus moesten verschillen. Zij werd door haar confrontatie met een wisselende werkelijkheid voorzichtiger in haar generalisaties; zij leerde als sociale wetenschap, dat uitspraken over het samenleven geconditioneerd moeten zijn, slechts geldig voor specifieke situaties en daardoor steeds weer te vervangen door andere van relatieve waarde. Het wisselende object der sociale realiteit laat niet of nauwelijks algemeen geldige uitspraken toe, die het karakter dragen van formulering van wetmatigheid.Ga naar eind4. En zo zal ook de invloed van demografische beschouwingen op de samenleving steeds weer anders zijn. De veranderingen sinds Malthus zijn gedachten publiceerde zijn algemeen bekend. De bevolkingsgroei is inderdaad in vele landen snel geweest, - vooral echter door de daling van de sterfte. Aan de zijde van de bevredigingsmiddelen evenwel is de groei aanzienlijk sneller geweest dan Malthus in zijn dagen kon voorzien. De rekenkundige reeks, die hij voor de ontwikkeling daarvan opstelde, en die wij moeten stellen naast de meetkundige reeks van de verdubbeling in elke vijfentwintig jaar bij ongebreidelde bevolkingsgroei, is door de ontwikkeling van de natuurwetenschappen weggevaagd. Optimistischer gedachten over de bevolkingsgroei met betrekking tot de bevredigingsmiddelen konden ingang vinden. In de Westerse wereld steeg de levensstandaard aanzienlijk, ondanks een toeneming van de bevolking. Die toeneming bleef in die wereld aanzienlijk ten achter bij de meetkundige reeks van Malthus. Ons eigen land, dat bekend is om zijn relatief snelle bevolkingsgroei, kan daarvoor als illustratie dienen. De bevolking van Nederland telde op 1 januari 1830 2,6 miljoen inwoners. Bij een ontwikkeling volgens een meetkundige reeks zouden er in 1880 al meer dan 10 miljoen mensen hebben moeten zijn, en in 1930 meer dan 40 miljoen. Men kan natuurlijk zeggen, dat in de negentiende eeuw nog de sterfte door epidemieën en hongersnoden correctief kan hebben gewerkt, gelijk Malthus voorzag. In de aangegeven periode echter begon de sterfte | |
[pagina 326]
| |
al te dalen. Nemen we evenwel, ten einde deze ‘check’ van Malthus uit te schakelen, de periode van 1900 tot 1950. Op 1 januari 1900 waren er in Nederland 5,1 miljoen mensen. Dat zouden er in 1950 bij een ontwikkeling volgens een meetkundige reeks 20 miljoen hebben moeten zijn. Er waren er echter 10 miljoen. Ten aanzien van de bevolkingsgroei in de afzonderlijke landen kunnen naar het hedendaags inzicht, geheel anders dan Malthus' wet deed vermoeden, voortplantingspatronen worden waargenomen, die in de tijd elkander opvolgen zonder daarbij een unilineaire reeks te vertonen die bepaalde kenmerken steeds sterker naar voren brengt, en zonder ook steeds dezelfde wisseling te brengen, gelijk dat in een evolutionistische theorie zou passen. Zo kunnen in het voetspoor van HofsteeGa naar eind5. in elk geval drie voortplantingspatronen worden onderscheiden: een agrarisch-ambachtelijk patroon, een proletarisch patroon en een modern-rationeel patroon. Het agrarisch-ambachtelijke beantwoordt aan de morele aanbevelingen van Malthus: men trouwt laat en velen trouwen niet. Het effect van dit patroon, dat in de achttiende eeuw in West-Europa nog zeer verbreid was, is een sterk vertraagde bevolkingsgroei. Het is het antwoord op beperkte mogelijkheden in landbouw en nijverheid. Als deze nijverheid het karakter gaat aannemen van industrie in de eigenlijke zin van het woord, verliest het in die sector van het economisch leven zijn zin. Bij ambachtelijke produktie is er slechts ruimte voor een beperkt aantal opvolgers, die dan als zelfstandig producent optreden. Bij de fabrieksindustrie is het aantal onzelfstandigen veel groter en een uitstel van het huwelijk totdat zelfstandige vestiging mogelijk is, past niet meer in het samenlevingsbeeld. In de landbouw is het aantal zelfstandigen steeds relatief groot gebleken. Daar behield het voortplantingspatroon veel langer zijn betekenis, tot in onze dagen toe. Een uitbreiding van de ontginningsmogelijkheden kon het tijdelijk overbodig maken, zoals te onzent om en nabij de laatste eeuwwisseling. Het proletarische patroon kan worden waargenomen in de eerste fase van de industriële revolutie. Voor de talrijke proletariërs die door de opkomende industrie werden aangetrokken van het platteland of van het ambacht uit, had uitstel van huwelijk geen zin. De huwelijksleeftijd werd verlaagd en de huwelijksfrequentie werd groter. In die fase was permanente armoede het levensdeel van | |
[pagina 327]
| |
velen, getrouwd of ongetrouwd. Geboortenbeperking binnen het huwelijk werd nog niet toegepast en zo werden de gezinnen groot. We moeten aannemen, dat Malthus vooral door het geboortencijfer der arbeidersbevolking uit de eerste fase van de industrialisatie werd geïmponeerd. De groei van de volksplantingen in de Verenigde Staten staat dan weer los van het proletarische patroon: het is het patroon der pioniers in een nog goeddeels maagdelijk land, waar het oude agrarisch-ambachtelijke patroon overbodig was. Men zou dit pionierspatroon naast de andere patronen kunnen onderscheiden. Het derde door Hofstee genoemde patroon is het rationele, waarbij gezinsplanning tot uitdrukking komt. Dit is het patroon, dat in de tweede helft der vorige eeuw steeds meer ingang heeft gevonden en waarbij geboortenbeperking met andere dan de door Malthus aanbevolen middelen wordt toegepast. Ook de intervallen der geboorten (‘spacing’, ‘espacement’) worden in dit patroon geregeld. Tot dit patroon behoren het drie- en het twee-kindersysteem. Met allerlei variaties is dit patroon in de Westerse wereld aanvaard, niet alleen in de steden, maar ook op het platteland, niet slechts bij de ‘hogere’ lagen der bevolking, doch ook bij de ‘lagere’, bij vrijzinnige zogoed als hoogkerkelijke groeperingen, aan deze en gene zijde van het IJzeren Gordijn. De betekenis van het rationele denken in onze samenleving en het sinds Malthus gegroeide inzicht, dat de mens de omvang van zijn nakomelingschap heeft te regelen, maken het niet aannemelijk, dat er nog ooit in West-Europa en de andere landen die technisch even ver gevorderd zijn, een geboortenpatroon zal ontstaan, waarin de rationaliteit zal ontbreken. Wel betekent de aanvaarding van het rationeel patroon niet, dat er een volledige nivellering van de grootte der gezinnen zou zijn gekomen van categorie tot categorie, van volk tot volk. Het betekent ook niet, dat de middelen tot beperking der geboorten bij allen dezelfde zouden zijn. Het betekent evenmin, dat dalingen of stijgingen in de huwelijksvruchtbaarheid niet meer zouden voorkomen. Een rationeel patroon houdt namelijk geen criteria in voor de omvang der gezinnen en evenmin voor de intervallen tussen de geboorten. Er is derhalve aanleiding op de grondslag van een rationele gezinsvorming weer allerlei patronen te onderscheiden die dan beantwoorden aan specifieke situaties voor bepaalde sociale categorieën. Economische omstandigheden, godsdienstige over- | |
[pagina 328]
| |
tuiging en sociale zekerheid spelen daarbij een rol. Met name moeten wij aannemen, dat binnen het tegenwoordige welzijnsbestel de gezinsvorming met wat grotere kindertallen gepaard gaat dan in de tijd dat dit welzijnsbestel nog niet was geconsolideerd. Op de grootte der gezinnen is dan verder ook nog van invloed het ‘geboortenklimaat’, dat de gezinnen omringt. Is dit voor grote gezinnen gunstig, ongeacht de elementen die dit klimaat in stand houden, dan gaat daarvan op degenen die in dit klimaat wonen, een sociale dwang uit. Zij worden ertoe gebracht zich min of meer te conformeren aan de geldende norm. Ook bij een voor grote gezinnen ongunstig klimaat doet zich deze sociale dwang gevoelen. De uitwerking van het thema der geboortenpatronen beoogde duidelijk te maken, hoezeer het denken over de bevolkingsgroei zich verwijderd heeft van de inzichten door Malthus verkondigd, al kon het gebruik maken van de verschijnselen, die deze in zijn tijd waarnam. Onze beschouwing zou echter onvolledig zijn als zij zich zou beperken tot een bespreking van de voortplantingspatronen, die in de Westerse wereld steeds meer een rationele ondergrond hebben gekregen. Ware er slechts sprake van rationele patronen, dan zou er weinig aanleiding bestaan om te spreken van een bevolkingsvraagstuk op deze wereld. Nu er in feite wel zulk een vraagstuk bestaat, zou een demografie, die alleen op de Westerse geboortenpatronen let, in dezelfde eenzijdigheid vervallen als waaraan Malthus ten prooi viel, toen hij in zijn omgeving zoveel pauperisme zag als gevolg van de snelle groei der proletariërsgezinnen. Malthus poogt voor de fundering van zijn wet bewijzen te vinden in Europa, China, Japan, Tibet, Afrika, Amerika, de Zuidzee-eilanden en het oude Griekenland. Naar ons huidig inzicht brengt hij daarmede allerlei voortplantingspatronen op één hoop te zamen. Anders dan Malthus moeten wij er de voorkeur aan geven onderscheid te maken tussen de technisch ver gevorderde landen en de landen die op dit punt minder ontwikkeld zijn.Ga naar eind6. De zogenaamde ontwikkelde landen zijn daarbij wat hun bevolkingsgroei betreft eigenlijk alleen sociologisch interessant. Van een sociale problematiek als gevolg van de bevolkingsontwikkeling kan nauwelijks worden gesproken, tenzij men de veroudering van de bevolking inderdaad een sociaal vraagstuk zou willen noemen. Het wereldbevolkingsprobleem is vooral een probleem van de achtergebleven landen en gelijk Malthus in zijn | |
[pagina 329]
| |
tijd zijn waarschuwing de wereld inzond, zo is er nu aanleiding met betrekking tot deze laatste categorie van landen zich ernstig bezorgd te maken. Men noemt de ontwikkeling in India en andere niet-Westerse landen wel eens malthusiaans. Het is alsof het pessimisme van Malthus in deze landen nog elke dag gelijk krijgt. Snelle bevolkingsgroei, waarmede de economische ontwikkeling moeilijk gelijke tred kan houden; hongersnoden en epidemieën als directe ‘checks’ ter matiging van de groei; pauperisme, ondervoeding, slechte huisvesting, geringe produktiviteit, korte levensduur, - dat alles past volledig in het beeld, dat Malthus van zijn samenleving ontwierp. Malthus lijkt in deze landen actueel, en dat terwijl in Engeland na de Tweede Wereldoorlog een Royal Commission zich bezighield met de achteruitgang der geboorten en de geringe bevolkingsgroei.Ga naar eind7. Het voortplantingspatroon dat in de technisch minder ontwikkelde landen wordt gevonden, komt nog het meest het proletarisch patroon van Hofstee nabij. Een verschil is, dat deze auteur de verschijnselen die hij op het oog heeft, en die gelokaliseerd kunnen worden in de eerste periode van de industrialisatie van Europa, als een tussenfase beschouwt: als een reactie enerzijds op veranderingen in het economisch bestel, waarin het ambachtelijk-agrarische patroon zijn zin had verloren, als een voorloper anderzijds van een rationele, planmatige gezinsvorming bij hoge huwelijksfrequentie, waarvoor de kiemen eigenlijk te zelfder tijd, door de voortgang van wetenschap, techniek en rationeel denken in het algemeen, werden uitgezaaid. Er is aanleiding de hoge nataliteit in vele Aziatische landen ook in verband te brengen met de veranderingen in het economisch en politiek bestel, die de koloniale machthebbers hebben aangebracht. Zij wisten immers orde op zaken te stellen, en grepen in in de agrarische produktie. Zo er al tevoren een agrarischambachtelijk patroon was geweest, wat niet algemeen geweest kan zijn in die landen als we rekening houden met allerlei geloofsvoorstellingen, dan verloor dit onder een koloniaal bewind inderdaad zijn zin. Dit bewind had geen belang bij geboortenbeperking.Ga naar eind8. De hoge nataliteit kan evenwel bezwaarlijk als een intermezzo worden beschouwd. Zij vertoont in de nu als minder-ontwikkeld aangeduide landen een duurzaam karakter. Zij beperkt zich ook niet tot de massale groep der bezitslozen, terwijl een rationeel patroon zich | |
[pagina 330]
| |
maar heel langzaam ontwikkelt en eigenlijk van buiten af moet worden gestimuleerd. We doen waarschijnlijk het beste het voortplantingspatroon malthusiaans te noemen. Het wordt gekenmerkt door hoge geboortencijfers, waarmede overigens hoge sterftecijfers gepaard gaan. Verantwoordelijke regeringsleiders, voortgekomen nu uit het volk zelf, zien wel de grote moeilijkheden van de bevolkingsgroei, doch zo hun gedachten tenderen naar geboortenbeperking, uiten zij die niet al te positief. Er zijn religieuze weerstanden aanwezig, terwijl onontwikkeldheid in geestelijke zin aan een rigoureuze propaganda voor beperking van de gezinsgrootte grote hinderpalen in de weg legt. Nationalistische gevoelens vormen evenzeer een belemmering voor geboortenbeperking. In het Midden-Oosten, zo schrijft SauvyGa naar eind9., zou een campagne ten gunste van geboortenbeperking geen kans van slagen hebben gehad zolang Suez nog het bezit was van een buitenlandse maatschappij. Het zijn uiteraard de Westerse volkeren, die geboortenbeperking in de onderontwikkelde landen noodzakelijk achten en daarmede heeft de gezinsplanning een vitium originis. Ook het marxisme kan nog genoemd worden als factor, die een hoge nataliteit in stand houdt. De invloed daarvan reikt uiteraard verder dan alleen in China, Noord-Korea of Noord-Vietnam. Volgens Marx is overbevolking slechts een schijnprobleem. Het is de verdeling der bevredigingsmiddelen binnen de landen en binnen de ganse wereld, die de schijn oproept van een overbevolking. Wanneer de snelle bevolkingsaanwas toch ook de communistische machthebbers gaat benauwen, krijgt af en toe de propaganda voor kleinere gezinnen een kans, doch daarbij wordt niet het motief van de dreigende overbevolking, doch dat van de zorg voor de moeder en van de opvoeding van de kinderen gehanteerd. Wanneer de procreatie in de minder-ontwikkelde gebieden met het etiket ‘malthusiaans’ wordt aangeduid, dan moet dit ons niet het zicht benemen op de verscheidenheid van gevoelens waardoor dit patroon van voortplanting in stand wordt gehouden. De praktijk van deze voortplanting moge velen aan het denken zetten, vooral in de Westerse wereld, anderzijds zijn het ook weer denkbeelden van politieke en religieuze aard omtrent de vruchtbaarheid, die het grote gezin en het hoge geboortencijfer begunstigen. Gezien de voortdurende spanning tussen aantal en bevredigingsmiddelen, die in | |
[pagina 331]
| |
vele minder-ontwikkelde landen bestaat, en die begeleid wordt door dreigende hongersnood, door hoge sterfte en epidemieën, geheel volgens de wet van Malthus, mag men aannemen, dat de krachten in de richting van een rationeel geboortenpatroon zich steeds sterker zullen laten gelden. We zien dit in Japan, waar men kon aanknopen bij het verleden van vóór 1870, in China toch ook, alsmede in India. Voor bevolkingen, die met 2½ procent per jaar groeien en die zich op het bestaansminimum bevinden, is de last van investeringen, die beogen de welvaart te verhogen, maar die allereerst benodigd zijn om een elementaire opvoeding te geven en liefst iets meer dan dat, enorm. Daar investeren besparen betekent en er gezien de armoede bij de grote massa voor besparingen geen ruimte is, is in het algemeen te stellen, dat een economische verheffing zonder hulp van buiten uitgesloten te achten is. We zeggen, dat deze wereld één wereld is. Politiek gesproken is dat natuurlijk niet juist en in economische zin is het maar ten dele waar. Toch kan men terecht zeggen, dat het bevolkingsprobleem der achtergebleven landen een probleem is van de technisch gevorderde landen. In meer dan één opzicht zelfs. Ware het zo, dat er geen contacten tussen de beide categorieën van landen zouden bestaan, dan zouden de landen met het malthusiaanse procreatiepatroon in overeenstemming met de wet van Malthus een labiel bevolkingsevenwicht bezitten, waarbij hongersnoden, epidemische ziekten, hoge kindersterfte, natuurrampen hun vreselijk corrigerend werk zouden verrichten. Nu er wel dit contact is en de landen met een hoge welvaart, gebaseerd op sterk ontwikkelde techniek, de andere landen economisch ook nodig hebben, moeten zij aan de bevolkingsproblemen dier landen aandacht geven. Zij moeten dit ook uit politieke overwegingen, omdat zij in concurrerende kampen zijn verdeeld. Het bevolkingsprobleem, met name dat van Oost-Azië, is bovendien een probleem van de ontwikkelde landen, omdat zij het door hun invloed mede in het leven hebben geroepen. Zij hebben er hun cultuurgoederen gebracht, doch in ongelijke mate. SauvyGa naar eind10. brengt die differentiële invloed heel duidelijk tot uitdrukking in de volgende zin: ‘De Deense landbouwmethoden onder een onwetend en ongeletterd boerenvolk verspreiden, kost heel wat meer moeite dan aan enkele verpleegsters of medici vaccins te leren inenten.’ Door | |
[pagina 332]
| |
invloeden van buiten wordt de sterfte beperkt, waardoor de bevolking van een onderontwikkeld land vooreerst sneller gaat groeien. Daartegenover staat dan geen produktieverhoging in evenredige mate. Daartegenover staat ook geen beperking van de vruchtbaarheid der gezinnen. De invoering van het gebruik van D.D.T. is veel gemakkelijker dan die van een rationeel voortplantingspatroon. In internationale organisaties gedacht kunnen we ook zeggen, dat de World Health Organization eerder succes kan boeken in een onderontwikkeld land dan de Food and Agriculture Organization of de United Nations Education Science and Culture Organization. Nog in een derde opzicht is het bevolkingsprobleem der onderontwikkelde landen een probleem van de ‘ontwikkelde’ wereld. We kunnen namelijk een onderscheid maken tussen een objectief en een subjectief bevolkingsprobleem. Het objectieve is het probleem dat Malthus zag: de spanning tussen zielental en bevredigingsmiddelen, waaruit dan een quotiënt resulteert, dat de mensheid of de bevolking van een land nauwelijks of niet de ruimte biedt in de elementaire behoeften te voorzien. Er kan echter ook van een bevolkingsprobleem worden gesproken, als weliswaar een bevolking in haar elementaire behoeften kan voorzien en zelfs in ruime mate, doch het objectieve quotiënt als onvoldoende waardeert voor een redelijk bestaan. Hier doet dan het subjectieve element van het redelijk geachte levensniveau zijn intrede. In onze wereld zien wij dit niveau gedurig stijgen en de verschillende bevolkingscategorieën en volkeren trekken zich aan elkander op. Zij vergelijken zich met anderen; de anderen dienen als referentiebasis. Het is dus zeer wel mogelijk, dat door hulp van buiten en door eigen krachtsinspanning de levensstandaard (het meer genoemde quotiënt) van de onderontwikkelde landen zich opwaarts beweegt, terwijl toch het subjectieve bevolkingsprobleem ernstiger vormen aanneemt en wel hierdoor, omdat deze volkeren in onze wereld in staat gesteld zijn om zich met de rest van de wereld te vergelijken. Die vergelijking wordt gemaakt en zal in toenemende mate worden gemaakt. In dit opzicht is de wereld wèl één wereld. De moderne communicatie-middelen, waartoe ook pers en film moeten worden gerekend, brengen de buitenwereld naar de onderontwikkelde landen. Het aspiratieniveau dreigt sneller te stijgen dan de feitelijk mogelijke levensstandaard. Zolang de landen betrekkelijk geïsoleerd van el- | |
[pagina 333]
| |
kander konden voortbestaan, bestond het bevolkingsprobleem uit de wedloop tussen de beide elementen van aantal en bevredigings-middelen. Nu is het een wedloop geworden tussen drie verschijnselen. Het bevolkingsprobleem in de vorm zoals het door Malthus is gesteld, lijkt voor het moment en voor de komende jaren niet actueel, wanneer wij de mogelijkheden van de aarde en de aardbevolking met elkander vergelijken. Actueel is en zal blijven voor de naaste toekomst, in elk geval tot het einde van de eeuw, het verschil in ontwikkelingsgraad tussen de beide categorieën van landen hier vermeld. Slaagt men erin door de samenwerking van allen, in het bijzonder door een krachtsinspanning van de technisch gevorderde landen, om dit probleem tot oplossing te brengen, dan is er vermoedelijk nog tijd genoeg om gezamenlijk ook het vraagstuk onder ogen te zien, hoe de groei der wereldbevolking, die eerst dan met recht zo mag worden genoemd, kan worden afgeremd. Want, natuurlijk, op de lange duur zou Malthus bij voortdurende bevolkingsgroei gelijk krijgen. Tenzij, wat de deskundigen vooralsnog illusoir noemen, het mensdom naar andere planeten zou kunnen migreren. |
|