De Gids. Jaargang 124
(1961)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
G.J. Resink
| |
[pagina 179]
| |
gevens aannemelijk zouden kunnen maken, dat Conrad Max Havelaar reeds vóór 1896 kan hebben gelezen, schijnen toch vooral de parallellen tussen Lord Jim en Max Havelaar tot de slotsom te dwingen, dat Jozef Korzeniowski met de laatstgenoemde bekend moet zijn geweest vóórdat Joseph Conrad met de eerstgenoemde in zee ging. Zelfs rijst de vraag of, nu in de Engelse vertaling van de Max Havelaar, duidelijker dan in het Nederlandse origineel, Sterns aandeel onder vijftien van de twintig hoofdstukken als ‘Composed by Stern’ of ‘Continuation of Stern's composition’ is aangeduid, de Duitse verteller niet ten voorbeeld heeft gestrekt aan de beroemde ‘narrator’ Marlow, die in het in 1898 begonnen korte verhaal Youth zijn intrede doetGa naar eind8., maar vooral in Lord Jim als een ware deel-incarnatie van Conrad verschijnt, zoals Stern dat - méér dan Droogstoppel - is van Multatuli. Tot de compositie van de Max Havelaar behoort het einde van de zaak van Lebak in brieven, waarmede de brief correspondeert, die Marlow in Lord Jim schrijft over het einde van Jim in Patusan. Ook de techniek van de flashback, die men in de Max Havelaar gebezigd vindt en die de lezer uit Lebak terugvoert naar Padang of naar Natal, vindt men in Lord Jim toegepast in de episoden over Browns omzwervingen. Met de Duitse poëzie citerende Stern en Stein, wier namen slechts één letter verschillen, zet het parallellisme in met betrekking tot Max en Jim, met wie deze Duitsers zoveel te maken hebben. Trekt men de parallellen door, dan valt op dat Patusan en Natal pepergebieden zijn en uithoeken van het toenmalige kleine Nederlands-Indië op de Westkust van Sumatra, vanwaar de oceaan voor de geestesogen van gentleman Brown en van Si Oepi Ketehs blanke gentleman zich uitstrekt tot Madagaskar. Er is, wéér een punt verder in de evenwijdigheid, een Tungku (Allang) in Patusan, zoals er een Toeankoe in Natal is. De ongehuwde Jim heeft evenals de ongetrouwde Max een scheepsramp achter de rug en nog wel meer ook, met name een verleden, dat het wenselijk maakte opgeborgen te worden in een eenzame buitenpost. Met beiden is iets van een ‘liefde’ aan de hand voor een niet-Europees vriendinnetje met een bijnaam (‘poor creature’Ga naar eind9. en ‘Jewel’, zelf ook een arm schepsel) en zoals Jim in de knoop komt te zitten tussen een radja | |
[pagina 180]
| |
ter plaatse en van buiten gekomen Boeginezen, zo raakt Max betrokken in een conflict tussen een plaatselijk hoofd en van buiten agerende tegenstanders uit de Bataklanden. Zoals na Jim de Amerikaanse zeeschuimer Brown en zijn trawanten in Patusan aanspoelen, zo stranden Amerikaanse schipbreukelingen in Menado en Ambon als Dekker daar vertoeft. Jim en Max trekken van de ene plaats naar de andere en zijn echte ‘marginal men’, levend in grenssituaties tussen zee en bergland en op de marges van een onveilig bestaan. Jim en Max willen beiden onder de bevolking goed doen, rust herstellen, welvaart bevorderen en recht brengen. En wat voor Max Havelaar - beschreven door een onder pseudoniem werkend schrijver zonder voornaam - geldt, namelijk dat hij ‘felt himself to be lord over a world, which he had animated’Ga naar eind10. gaat nu juist in deze bewoordingen volledig op voor die andere ‘excentrieke lord’, Jim, geschapen door een auteur, die zijn eigen achternaam en die van zijn hoofdfiguur in tweevoudig ‘incognito’Ga naar eind11. in het ongewisse laat.
Djakarta, februari 1961. |
|