eigen geestelijk en stoffelijk belang verdraagt, zolang de bereidheid duidelijk blijkt, het eigen belang te voegen in het gemeenzame welzijn.
Hierbij heeft ieder mens recht van spreken, zoals iedere gemeente recht op een eigen zelfstandigheid bezit binnen de samenhorigheid van het gewest en elk gewest zijn eigen aard mag tonen in de eendracht van het vaderland. Vrijheid veronderstelt een samenspel van krachten bij een verstaanbare rechtvaardiging van de regels, waaraan dit spel beantwoordt.
Speels is de vrijheid, want zij rekent op de beweeglijkheid van de verbeeldingskracht. Het is een oude gewoonte van onze taal dat zij dichterlijke vrijheden veroorlooft. Wij mogen haar hierom bewonderen; immers naar hun ondernemingsdurf geschat, zijn alle vrijheden dichterlijk. Zij worden aangevuurd door een begeerte naar de eenvoud van het betere. Zij bezitten het wonderlijk vermogen tot samenstemming van schijnbare onverzoenlijkheden.
‘Dit wonder bijzonder gedenken toch’ draagt ons de dichter Adriaan Valerius op in een lied, dat naar de omstandigheden dit verdroegen, gezongen of geneuried werd in vaderlandse kringen, zelfs in concentratiekampen, telkens wanneer het bericht daar binnenkwam, dat voor de vrijheid van ons land vrienden, bekend of onbekend, gevallen waren.
Hoe scherpten wij dan in schuilhoeken ons gehoor om de stem van de overzijde te vernemen, waarmee de Moeder van het Verzet ons bemoedigde! Immers het beginsel dat zij liet gelden, kwam uit de diepten van onze edelste werkelijkheidservaring te voorschijn: ‘Goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten; gerechtigheid en vrede zullen elkander omhelzen. De waarheid zal uit de aarde ontspruiten en de gerechtigheid zal neerzien uit de hemel. Ook zal de Heer ons het goede verlenen en ons land zal zijn vruchtbaarheid bewijzen.’
Dat de waarheid zal ontspruiten aan de aarde klinkt als een voorbereiding op meningsverschil, maar vindt zijn verklaring in de wapenspreuk, die onder al onze steden, oude voorvechtsters van hun vrijheden, de hoofdstad zegepralend voeren mag: ‘Heldhaftig, vastberaden, barmhartig’.
Deze spreuk vat de spelregels van de handhaving der vrijheid samen, waarbij heldhaftigheid en vastberadenheid de hoogste waarachtigheid van het persoonlijk inzicht verzekeren, - dit is de trouw van de mens aan het onderwerp van zijn liefde -, maar de barmhartigheid die onverzettelijke moed overstraalt met een glans van onbaatzuchtige vertedering.