ving hij via hun echtgenoten ook de mannen zelf in de strikken van zijn ontrouw en verraad.... Het misleide volk stond naar hem te luisteren als naar een engel Gods. In waarheid daarentegen een engel van Sathanas riep hij luidkeels uit, dat de kerken Gods op één lijn te stellen waren met bordelen.’
In de brief wordt meegedeeld, dat deze Tanchelmus zich verloofde met het beeld van de maagd Maria en met heiligschennende mond de trouwbelofte uitsprak. Dit was een vernuftige opzet om aan geld te komen. Hij liet twee offerkisten klaarzetten, een rechts en een links van het beeld, de ene kist voor de mannen, de andere voor de vrouwen. Nu zou hij kunnen zien, welk van beide geslachten het meest van liefde brandde jegens hem en zijn verloofde. En het volk dat zijn verstand volkomen had verloren, bracht giften en gaven, de vrouwen wierpen er hun oorbellen en halskettingen in.
De brief maakt ook melding van een priester, Everwachter, die Tanchelmus als zijn geestelijke leidsman erkende, die zich de tienden van de kerk toeëigende, en de pastoor van het altaar wegsleurde en de kerk uitgooide.
Op dit buitengewoon interessante stramien, dat Mulisch geheel bij toeval ontdekte, heeft hij met veel fantasie doorgeborduurd. Met nadruk schreef hij als ondertitel van zijn werk: ‘géén historisch toneelstuk in vijf bedrijven’, want hij wilde vooral geen pittoreske middeleeuwse historie geven.
‘Die twaalfde eeuw is maar een voorwendsel om te laten zien wat de ene mens met de andere kan doen’, heeft Mulisch in een interview gezegd. ‘Het is geen stuk over het geloof, het gaat ook niet over geloven. Het is de relatie tussen Tanchelijn en Everwachter.’
Nu heeft Mulisch de verhouding tussen deze twee mannen, zoals die in de bovengenoemde brief wordt weergegeven, een ander karakter verleend. In zijn stuk laat hij Everwachter, de geëxcommuniceerde priester, die zich uit angst voor de brandstapel in de bossen rondom Antwerpen met enkele volgelingen schuilhoudt, wachten op het lijk van Ekbrecht, een van Everwachters jonge adepten, die op het marktplein verbrand zal worden.
Een kleine stoet komt in de ochtendschemering geruisloos aangeslopen uit het bos. Het zijn Manasse en Ghyote, met een baar van takken, waarop het lijk van hun vermoorde zoon Ekbrecht ligt. Terwijl de ouders vertellen, wat zich op het marktplein heeft afgespeeld, verschijnt Tanchelijn, de rondtrekkende prediker, die de misstanden in de kerk hekelt en