De Gids. Jaargang 123
(1960)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |
Dinsdag 9 juniIk bezoek het dagblad van de organisatie Pax. Dat zijn de katholieken die collaboreren met de communisten en daarom au froid zijn met het Vaticaan en de Poolse kerk. (Hun leider, Piasecki, vóór de oorlog een notoire fascist en antisemiet, steunde in 1956 zelfs de stalinistische vleugel van de communistische partij.) De hoofdredacteur van het blad vertelt mij, dat Pax de economische politiek van de communistische partij onderschrijft - dus b.v. de nationalisatie niet slechts accepteert als iets dat nu eenmaal niet meer is ongedaan te maken, maar als iets dat op zichzelf goed is -, maar de filosofische concepties van het marxisme natuurlijk niet. Pax is daarom nogal geïsoleerd te midden van de katholieke wereld, die in verschillende graden min of meer gekant is ook tegen de economische beginselen van het communisme. Maar Pax heeft al vanouds een monopoliepositie op het gebied van het uitgeven van boeken en devotionalia. Het geeft het enige katholieke dagblad uit, verscheidene weekbladen en één maandblad. Sinds 1956 zijn er verscheidene andere katholieke tijdschriften (die dus niet door Pax worden uitgegeven), maar geen ander katholiek dagblad. Pax geniet dus nog voorrechten. Pax is een heel apart voorbeeld van collaboratie. Het gehele probleem van collaboratie kan overigens helemaal niet gelijkgesteld worden met dat van de collaboratie met de Duitsers tijdens de oorlog. Ook in Polen - dat was me al opgevallen in Hongarije - wordt niemand door de niet-communisten veroordeeld of geboycot op grond van het blote feit dat hij communist is. Pas wanneer hij nare dingen gaat doen, begint de wrevel. Laat staan, dat men iemand zal verwijten bevriend te zijn met communisten, samen met communisten op reis te gaan enz., enz. Wanneer dus in Nederland wordt beweerd, dat men door het aanknopen van contacten met Oosteuropese communisten, het accepteren van uitnodigingen uit communistische landen of het inviteren van delegaties uit Oost-Europa verraad pleegt aan de niet-communisten in de landen achter het IJzeren Gordijn, dan staat men wel heel ver van de werkelijkheid, zoals die in Oost-Europa is. De Paxman zegt mij, dat het katholicisme in Polen altijd een monopoliepositie heeft bezeten en daardoor nooit gedwongen is geweest zich, | |
[pagina 197]
| |
intellectueel of anderszins, te verdedigen tegen andere concepties of systemen. Daarom is het nu veelal in een onvoordelige positie tegenover het communisme, dat over een veel beter geschoold kader beschikt dan het katholicisme. En de vele intellectuelen die Polen toch altijd rijk is geweest? vraag ik. Die waren wel katholiek (de meesten hunner althans), maar daarom nog niet geschoold in de dialectiek. Ik bezoek de school voor de buitenlandse dienst. In de hall van het gebouw een tentoonstelling over Noorwegen. Vele foto's enz. In de bibliotheek (80.000 boeken, waaronder vele uit het Westen) één enkel boek over Nederland (Barnouw: The making of modern Holland, in de oorlog geschreven). Hier ligt blijkbaar een vruchtbaar veld voor wat propaganda.
Ik bezoek de ambassadeur van een Westelijk land. Hij vertelt mij, dat zijn Engelse collega gedaan heeft gekregen dat een marxistische professor - die volgens hem een van de weinige mannen was die het oor van Gomulka had - door Oxford uitgenodigd wordt om er enkele lezingen te houden over het marxisme. Hij vond dit heel gewaagd van zijn collega: stel je voor, wat een prachtgelegenheid om in Oxford, waar toch al zoveel linkse figuren rondlopen, propaganda voor het marxisme te maken! Ik vraag hem: maar gelooft u niet, dat die professor ook misschien wel een tik van Oxford mee zal krijgen? en doe hem het verhaal van B., die tien maanden in Oxford heeft gestudeerd - en met welk effect op zijn kijk op de wereld. Hij geeft toe, dat wij misschien wel wat te angstvallig zijn op dit gebied. De Polen hadden, zo zei hij, een van zijn landgenoten gevraagd: Wat vreest u eigenlijk van meer contacten met ons? Revolutie in uw land?
Een Israëliër, die ik vanavond ontmoet (een Pool van geboorte), is van mening dat de Polen op het ogenblik meer anti-Russisch dan anti-Duits zijn. Hij constateert dit met spijt en verbazing. Dat zelfs de Polen zo gauw kunnen vergeten! Maar het is niet onbegrijpelijk: de Duitse overheersing is voorbij en de Russische overheersing is - hoewel niet meer zo voelbaar als vóór 1956 - een feit. Een dokter had hem gezegd: de Duitsers kwamen er tenminste open voor uit, dat het in hun bedoeling lag Polen te liquideren; de Russen zeggen ‘towarisjtsj’ en schieten een kogel door je nek. Maar het gevoel van superioriteit, dat de Israëliër in zijn jeugd van de Polen meemaakte (‘laat de Duitsers maar komen; we drijven hen weer terug naar Berlijn!’), is totaal verdwenen. Ze zijn | |
[pagina 198]
| |
bang voor de Duitsers en maken geen onderscheid tussen Oost- en West-Duitsland.Ga naar voetnoot1 | |
Woensdag 10 juniLunch met I., veelbereisde, maar nog jonge redacteur buitenland van Trybuna ludu, het officiële partijblad. Ook hem vraag ik: wat is een revisionist? Ook hij geeft dat vage antwoord: iemand wiens theorieën het socialisme in Polen in gevaar brengen. Alles hangt dus van de interpretatie af en die is op het ogenblik ruim. Hij zegt: er zijn zeker verschillen van opvatting tussen Polen en Russen of Russen en Chinezen, maar tegenwoordig worden deze (anders dan onder Stalin) over en weer erkend en gerespecteerd. Ze worden echter niet (anders dan in het Westen) gepubliceerd. Ze zijn overigens, om een marxistische term te gebruiken, niet-antagonistische tegenstellingen. Ik vraag hem: gelooft Chroesjtsjow c.s. werkelijk, dat de Hongaarse revolutie uitsluitend het resultaat is van imperialistisch en fascistisch gestook (met die indruk schijnt Macmillan uit Moskou terug te zijn gekomen)? Hij antwoordt: het kan zijn, maar het kan ook zijn dat hij (Chr.) wel degelijk de werkelijkheid ziet, maar het zich niet kan veroorloven om ook maar één centimeter toe te geven aan de versie (die, tussen twee haakjes, de officiële Poolse versie is), dat de Hongaarse revolutie, althans in den beginne, een spontane, authentieke volksopstand was. Als hij dat deed, dan zou dat onberekenbare gevolgen hebben voor Ruslands machtspositie. I. was in Amerika, toen Mikojan daar rondreisde. Mikojan gaf op alle vragen uitgebreide en dikwijls zeer genuanceerde en subtiele antwoorden, maar op vragen over de Hongaarse opstand kwam steevast het abrupte antwoord: dit was een imperialistisch komplot en de Sowjetunie was verplicht om het Hongaarse volk, op zijn verzoek, haar broederlijke hulp te verlenen. Overigens was ook B. van mening, dat onder Chroesjtsjow de Sowjetmaatschappij onvermijdelijk naar meer en meer vrijheid zou trachten.
J., een intelligente econoom, lector aan de universiteit en behorende tot de eerste groep Poolse studenten die in 1957 in Amerika mocht gaan studeren (één jaar Yale), is het eens met mijn Joegoslaaf van gisteren, | |
[pagina 199]
| |
dat de economische decentralisatie in Polen halverwege is opgehouden en zelfs een paar stappen terug heeft gemaakt. Een van de redenen is, ook volgens hem, dat de regionale instanties niet genoeg bevoegdheden hebben gekregen en dat het plaatselijke kader conservatief en trouwens ook dikwijls onbekwaam is. Bovendien heerst er in de hoogste kaders veel conservatisme. Er is sprake van een tegenstelling tussen de economische raad (Lange en Bobrowski), die de laatste tijd sterk aan invloed heeft verloren, en de planningscommissie onder Jedrychowski, die veel meer geporteerd is voor centralisatie en bovendien veel machtiger in de partij (lid van het politburo). De wetten laten veel meer decentralisatie toe dan in praktijk wordt gebracht. Hij is van mening, dat de prijshervorming niet tot de beoogde resultaten zal leiden. Het consumptiepatroon is te zeer gevestigd dan dat het door de stijging van de voedselprijzen met een paar procent en een overeenkomstige daling van de textielprijzen gewijzigd zal worden. Wat is dan de oplossing? Meer import of rantsoenering. Zelf houdt hij er theorieën op na die allesbehalve orthodox zijn. Hij is van mening dat alles wat gecentraliseerd behoeft te blijven het vaststellen van een paar streefcijfers is. Wat is dan het verschil tussen b.v. de Zweedse economie en de economie die hij voorstaat? Nationalisatie van de produktiemiddelen en afschaffing van het particulier kapitaal. Het laatste is nodig om gelijkheid van inkomen te krijgen (d.w.z. volgens de regel: ‘loon naar arbeid’); het eerste om een voortdurende stijging van de produktie en van het nationaal inkomen te verzekeren en crises te vermijden. Hij stoelt dus op de basis van het marxisme, maar hij voorziet dat zijn theorieën, die hij nu in boekvorm zal uitgeven, veel kritiek zullen wekken. Maar zal hij überhaupt zo'n boek mogen uitgeven? Hij hoopt van wel: de commissie die de uitgever adviseert staat onder voorzitterschap van een bevriende professor, die erg ruim is. Maar je kunt nooit weten, voegt hij eraan toe, hoe de situatie over een halfjaar is. | |
Donderdag 11 juniK., een Israëliër, gelooft dat Gomulka een volkomen integer en oprecht mens is en juist daarom een oprecht communist en niet (zoals sommigen denken) een soort verkapte sociaal-democraat. Volgens hem heeft Gomulka veel meer invloed op de ontwikkeling van en in de communistische wereld (incluis haar houding tegenover de buitenwereld) dan b.v. Tito. L., een ‘revisionist’. zegt dat Polen het enige land ter wereld is waar | |
[pagina 200]
| |
de officiële uitspraken erger zijn dan de daden van het regime. Het orthodoxisme van het regime is dus, zoals ik al eerder had vermoed, vaak alleen maar verbaal. L. zelf mag zich overigens niet meer op politiek gebied bewegen, d.w.z. dit is hem nooit met zoveel woorden verboden, maar zijn stukken passeren de censuur gewoonweg niet meer. Hij bepaalt zich dus tot het schrijven van wetenschappelijke artikelen, die wel toegelaten worden. Bovendien doceert hij aan de universiteit. De vrijheid, zegt hij, moet hier aan zekere banden gehouden worden, want de ‘névralgie sociale’ van dit volk grenst bijna aan hysterie, als gevolg van wat het de laatste decennia doorgemaakt heeft. Een kleine politieke demonstratie zou in een ommezien tot onoverzienbare gevolgen kunnen leiden. Hij is onlangs een jaar lang in het Westen geweest en is van mening, dat de gemiddelde burger daar minder goed over Oost-Europa is geïnformeerd dan de gemiddelde Pool over het Westen. De gemiddelde burger in het Westen gelooft, dat in Polen b.v. de mensen zwijgend door de straten gaan, zich voortdurend bewust van de alomaanwezigheid van de geheime politie. Hij schrijft dit toe aan de invloed van de pers. Ik zeg hem dat hij die invloed overschat. Het is de neiging van de mensen om in zwart-wit termen te denken, waar vaak nog bijkomt de gewoonte om de politiek in morele categorieën in te delen: het communisme b.v. is duivels. Ergo is het vrijwel onvoorstelbaar, dat er zich verscheidene nuances in het communisme kunnen voordoen of dat het communisme, net zoals elk ander verschijnsel, aan verandering onderhevig is. Het beeld dat de gemiddelde man in Oost-Europa van het Westen heeft is vaak veel te gunstig. Vandaar b.v. de ontgoocheling van vele Hongaarse vluchtelingen, toen zij in het Westen kwamen. | |
Vrijdag 12 juniBezoek aan M., voormalig socialist, thans lid van het parlement voor de verenigde Poolse arbeiders (d.i. communistische) -partij, maar politiek niet meer erg actief. Hij bepleit een sterkere controle van de legislatieve op de executieve. Formeel vervult het parlement die taak en inderdaad heeft het parlement onvergelijkelijk meer invloed op de gang van zaken dan in de andere Oosteuropese landen, maar het is een controle op de regering en die is in feite niet meer dan een administratief college. De eigenlijke politieke macht wordt uitgeoefend door politburo en centraal comité van de communistische partij en die handelen zonder enige onafhankelijke controle. M. wil de communistische fractie in het parlement zien geconstitueerd als het orgaan waaraan politburo en centraal comité | |
[pagina 201]
| |
verantwoordelijk zijn. Hij heeft niet veel ingang gevonden voor zijn theorie - zij is te ketters - en is er voorlopig mee opgehouden haar in geschriften te bepleiten. N. ontkent dat de economische decentralisatie halverwege is gestopt, zoals mijn Joegoslaaf en ook J. beweerden. Wel gaat zij, naar zijn smaak, te langzaam. Reden: besluiteloosheid, angst voor repercussies onder de bevolking (door b.v. een te boude prijshervorming). Polen was het eerste land dat openlijk begon te theoretiseren over de noodzaak van decentralisatie, maar het is nu in de praktijk ingehaald door landen als Hongarije en Tsjechoslowakije. | |
Zaterdag 13 juniGesprek met O. en P., beiden professor in de sociologie. Het regime zal er niet in slagen de bevolking te dekatholiseren.Ga naar voetnoot1 De kerken zijn voller dan vóór de oorlog, maar niet zo vol als tijdens de stalinistische periode. De gezinsband is hechter dan vóór de oorlog. Hoe staat het met de moraal van de jeugd? Is niet veranderd vergeleken met de vooroorlogse periode. Het lijkt alleen maar zo, dat zij losser geworden is. Dat komt omdat er veel meer studenten zijn dan toen en bovendien is het contingent meisjes onder hen veel groter. Als men echter de reusachtige psychische spanningen in aanmerking neemt waaronder Polen de laatste twintig jaar heeft geleefd, de onmetelijke verwoestingen en de grote volksverhuizingen binnen Polen, dan is die moraal eigenlijk verrassend hoog gebleven. Men moet in Polen, zeggen ze, onderscheid maken tussen de intellectuelen en de intelligentsia. In Polen acht zich al een vakarbeider die zijn handen niet vuil maakt te behoren tot de intelligentsia en kijkt dus neer op het proletariaat. Hij neemt de vormen en denkwijze over van de szlachta, de kleine adel, waaruit Polens eerste intelligentsia werd gerecruteerd. (Het heeft me getroffen dat zelfs mensen die er uitzien als arbeiders de hand van vrouwen kussen.) Wel wordt de tegenwoordige intelligentsia voornamelijk gerecruteerd uit de arbeiders- en boerenbevolking, maar dat betekent nog niet dat zij een proletarische intelligentsia is. Integendeel. Wat dat betreft is het streven van de partij dus volkomen mislukt. Dit wordt hevig betwist door Q., de officiële ideoloog van de partij, die ik vanmiddag spreek. Hij is erg optimistisch over de toekomst van | |
[pagina 202]
| |
de partij. De jeugd is alweer heen over de beroeringen van 1956, die inderdaad haar geloof in het communisme hadden geschokt. Het feit dat onlangs zeven studenten vrijwillig tot de partij waren toegetreden - dwang bestaat er niet meer en het partijlidmaatschap maakt je eerder impopulair dan populair onder je medestudenten - achtte hij reusachtig bemoedigend. Het Poolse experiment wordt met grote aandacht gevolgd in het gehele Oosten, zelfs door hen die ertegen zijn. Als het niet lukt, is het niet erg (zegt hij), want de partij zal er haar macht niet door verliezen, maar hij heeft alle hoop dat het wel zal lukken. Al is de vorming van een marxistisch denkend en voelend volk een kwestie van generaties. Vele mensen klagen over Polens geopolitieke situatie, omringd door communistische landen. Q. zegt, dat die situatie juist goed is, want zij o.a. heeft het mogelijk gemaakt dat Polen dit experiment kon ondernemen. Als Polen meer in de frontlijn (met het Westen of met Joegoslavië) had gelegen, dan zou het niet gekund hebben. Hij is, hoewel een verwoed tegenstander van de ‘bourgeois ideologieën’, toch een groot voorstander van het zenden van zoveel mogelijk Polen naar het Westen. Vele van zijn collega's uit andere Oosteuropese landen houden hun hart vast en vragen: met welke ideeën besmet komen deze jongelui uit het Westen terug (als ze inderdaad terugkomen)? Tot nu toe is er geen enkele Pool niet teruggekomen en - wat nog belangrijker is - de mythologie die er in Polen over het Westen heerst wordt erdoor aangetast. De Polen die het Westen bezoeken ontdekken, dat het niet alles goud is wat daar blinkt. Wat is een revisionist? vraag ik hem. Als iemand me het eindelijk kan vertellen, moet hij het wel zijn. Een lang exposé volgt. In de eerste plaats is de Poolse definitie van revisionisme een andere dan die van de andere communisten. Ideologisch is de kwestie eigenlijk niet van belang. Wij, Poolse communisten, zijn niet van mening dat iemand die aan sommige marxistische theses een andere uitleg geeft dan de tot dusver gangbare of zelfs van mening is dat sommige van die theses in het licht van de thans heersende omstandigheden wijziging behoeven, zich daarmee automatisch tot een revisionist stempelt. Als hij maar op de grondslagen van het marxisme blijft. Zo niet, dan is er geen plaats voor hem in de partij. Maar, zoals gezegd, deze kant van de kwestie is niet belangrijk. Op de politieke kant komt het aan. Van de politieke kant bekeken, is een revisionist iemand die theorieën bepleit die de leidende positie van de partij in het land in gevaar zouden kunnen brengen. Alles wat zweemt naar het introduceren van de Westerse democratie in ons land, | |
[pagina 203]
| |
is revisionisme. In Engeland heeft het twee eeuwen geduurd alvorens de bourgeoisie, die tegen het eind van de zeventiende eeuw de macht in handen kreeg, haar positie stevig genoeg vond om een totale parlementaire democratie toe te laten. In Frankrijk duurde dit proces een eeuw. Dus is het begrijpelijk, dat het in Polen niet van de ene dag op de andere kan. Maar, zo zei hij, het zal niet zolang duren als in Engeland of Frankrijk. Ik maak de opmerking: wat is dan het verschil tussen u en de Joegoslaven? Hij slaat achterover van de domheid van die vraag. In de eerste plaats zijn de Joegoslaven ideologisch revisionisten, omdat zij theorieën verkondigen die met de beste wil van de wereld niet als marxistisch aangemerkt kunnen worden. En in de tweede plaats zijn zij, in politiek opzicht, veel minder liberaal dan de Polen. Het eerste kan ik niet beoordelen. Het tweede is waar, maar waarom ze daarom revisionisten zijn, is me nog niet duidelijk. Het is jammer, dat dit gesprek maar een klein uur kon duren. Eindelijk had ik een orthodoxe communist te pakken. Orthodox dan naar Poolse maatstaven. In een Russisch tijdschrift is Q. onlangs voor revisionist uitgekreten. Een ander merkwaardig ding is, dat Q., die een belangrijk man in Polen is (lid van het centraal comité enz.), onmiddellijk bereid was om mij in mijn hotel op te zoeken, toen ik hem laatst door de telefoon vroeg of ik hem mocht ontmoeten. Per slot van rekening wist hij niets van mij af en is Nederland niet het belangrijkste land ter wereld. Wat kan het hem dan schelen om met een Nederlandse journalist te spreken? Daar zou je in Nederland eens om moeten komen! Ik zie niet dadelijk de officiële partij-ideoloog van de P.v.d.A. (wie is dat overigens?) naar het hotel van de eerste de beste journalist uit, zeg, Finland (laat staan Polen!) komen. Zelfs in aanmerking nemende de beperkte woonruimte waaronder zelfs partijgroten lijden en die het hun moeilijk maakt mensen aan huis te ontvangen, vind ik deze tegemoetkomendheid merkwaardig. Hij had me ook op de universiteit kunnen ontvangen, waar hij hoogleraar is. |
|