De Gids. Jaargang 123(1960)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Ed. Hoornik De nabestaande I Een lange man in streepjespak. Zijn ogen branden in de regen. Hij doet zijn hoofd weg in een zak. Armen als takken uitgestrekt, sleept hij zich voort, een houten vogel. Ik hoor het knakken als hij valt. Mijn ogen branden in de regen. Neem toch die zak weg van mijn hoofd. II Iedere dag komt uit de schoorsteen als vingers een sliertje rook. Ze kronkelen en draaien, kantelen en verwaaien, tot niets, tot dood. III Ik ben de nabestaande, de ongestorven dode, de hond die naar de maan huilt. Ik kruip onder de tafel, mijn kop tussen mijn poten, mijn bek een bek vol bloed. Vorige Volgende