De Gids. Jaargang 122(1959)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 343] [p. 343] J. Bernlef Conférence in de oude taal ik omhels de woorden als rook licht en zonder verplichting niet omdat ik ze liefheb maar ze in mijn weg staan er is geen ontkomen aan. met mijn neus op een woord gedrukt laat het zetsel los en raak ik verward in de snorren en de baarden van de taal. in deze doolhof van letters zoek ik naar een gaatje om u een stukje buitenlucht te tonen of een kinderhandje dat hoepelt. ik kan wel schrijven aktst mik strlos en bedoelen dat ik niet te spreken ben maar men zal toch binnenkomen ik moet verstaanbaar uw werkelijkheid ontvreemden als een zakkenroller. oh ik geniet als ik u wanhopig naar het oude evenwicht zie grijpen apodictisch conférencier is de dichter een mol die snachts uw land openwroet en smorgens staat u veranderd en bevreemd naar zijn nagelaten werk te staren. het is geen kunst als stilstaand water diepe grond te hebben de dode speelgoedpop met de gebarsten kop te strelen maar onder de oppervlakte stromend steeds weer nieuwe huid te voelen dit gevecht is eindeloos en zonder uitzicht daarom verlaat de dichter zijn vers als een bedelaar. [pagina 344] [p. 344] Pro het gedicht is een hand tastend naar een lezer daarom - ik schrijf mijzelf teniet om een vogel, een steen te zijn om een mens met een stem te begroeten. het gedicht is een daad van verweer en ieder woord een persoonlijke lijfwacht. het gedicht is een blijk van bewondering en iedere keer opnieuw een prettig gevoel in mijn hoofd. Contra het gedicht is een natuurverschijnsel daarom - ik schrijf een amulet een mes in de rug zodat ik weer lopen kan zonder inkt op de hielen en een blad papier voor de zon. kijk deze straat is een straat met een naam maar haast had ik haar weer ‘stemvork van de morgen’ genoemd. het gedicht is een eenmansheelal te nauw om te leven. gebruik dus het woord als een mes en snij een weg naar het licht. [pagina 345] [p. 345] Boerenlente het vee breekt uit de winterhanden van de boer en struikelend in de kooi van gras wrijft hij hars in zijn haar met een mond vol vogels staat hij aan het water tot het vlam vat en bloed hem uitbreekt dan rossend op zijn witgekalkte paard naar het avonddorp vecht hij hard en gespierd als een steen om haar zijn stotterende liefde te bekennen Zweden voor p.b. & tamara buiten het raam ligt een landschap witter dan een wasmiddel diep onder de 0 van de thermometer de mist veegt met haar zieke handen over het spiritistische water (kun jij je voorstellen hoe wij 4 maanden geleden als lachende keien in dit water plonsden met de zon 5 meter boven ons hoofd?) de bossen aan de overkant bergen een slopende ziekte geen wonder dat de bewoners in een tent van brännvin leven en al hun huizen roesten [pagina 346] [p. 346] zij zingen: ‘wij kunnen niet sterven hoe graag wij ook willen als slakken staan de sterren aan de hemel wij vinden onze vrouwen ingesneeuwd in bed maar ons ras is langdradig en voor sterven zijn wij te oud’. de natuur wisselt wanten voor glacees glacees voor haar blote huid maar zij merken het niet zwijgend als stenen in hun weerbarstige akkers geduldig vreet het water aan hun harten een eindeloos duel sinds hun voorvaderen in hun baard lachend over de oceaan galoppeerden rijk en onaangetast verchromen zij dromend van armoe en warmte Vorige Volgende